49
48
grooter veiligheid, dergelijke gesprekken de aandacht
spannen en de deelneming uitlokken terwijl de haren
te berge rijzenmet welke hartelijkheid moesten zij dan
niet gevoerd worden door dezulken, die vóór bijna hon
derd jaren in een’ zeer boschrijken oord dat alles in de
wezentlijkheid vreesdenwat ons bijna enkel als een
akelig verdichtsel schrik inboezemt. Digter drongen de
vertrouwd ijke menschen bij elkander, en vertelden met
zachte stem de eene vreeselijke geschiedenis na de an
dere, tot dat eindelijk de herinnering aan het vergevor
derd avonduur gesprekken op het tapijt deed komen, die
van onverschilliger aard en beter geschikt waren om tot
eene gewenschte nachtrust voor te bereiden.
’tWas tien ure geslagen toen de gasten naar boven
op hunne slaapkamer werden gebragten Haiden en
zijne vrouw zich opgeruimder en minder bevreesd dan
gewoonlijk zieh ter ruste leiden en insliepen. Als men
welkome vrienden onder zijn dak heeftis men niet zoo
bevreesd voor brand of dieven als anders’t is ons dan
als waren met de beminden ook vermogende geesten in
huis gekomen, Ook Buchbaum lag met zijne gade op de
door licfdevolle zorg verwarmde legerstede. De oude
had een tafeltje voor het bed gezet en naar zijne gewoon
te vóór het insluimeren een weinig gelezen. Dezen keer
hadden eenige vrome liederen uit een toenmaals hoog-
geachtgezangboekhembeziggehouden. Ach,ditgezang-
boekwas hem bij uitstek dierbaar, als het laatste nieuw
jaarsgeschenk, dat zijnen verloren’ zoon ten deele viel.
Sierlijk was het in rood perkament gebonden en op den
band stond in zilveren letters, omgeven door eenen
volwassene maagd nu één jaar geleden werd ontrukt.
Omstandig beschreven zij het ontstaan, den voortgang
en het einde der ziekte; herhaalden de laatste woorden
der goede dochter en ontlastten zich toenals wilden
zij hunne toehoorders het spreken over hun eigen leed
beletten, in klagten over de'menigvuldige bezwaren,
over de moeite en den angst van het leven op aarde.
Hierbij maakten zij ook bijzonder gewag van de vrees
in welke zijdie in de nabijheid van een groottoen
maals nog zeer onveilig woud woonden, immer voor
oenen aanval van roovers moesten leven. Wij mogen
ons gelukkig rekenen,” voegde Haiden hierbijdat wij
er dus verre zoo goed afkwamen. Mijn voorganger op
mijne vorige standplaats werd toch, gelijk ik u meerma
len verteld heb, in den tijd van twintig jaren driemaal
bestolen. Ook hoort men weder sedert een paar jaren
veel meer van inbraak dan te voren. En juist dit heeft
mij nog sterker dan de andere voordeelen tot het aanne
men van mijn tegenwoordig ambt bewogen. Hier zijn
wij toch een uurtje verder van het vreeselijke woudin
welks nabijheid wij vroeger woonden. Intusschen leven
wij toch ook hier niet zonder bezorgdheid, en onze
nachten zijn onrustig. Hoe wél is het hun, zeggen wij
menigmaal, die in de graven rusten, die geene booze
menschen meer vreezen’t Gebeurt menigmaaldat wij
eerst danals wij des morgens den haan hooren kraai-
jen, nog een paar uurtjes onbekommerd inslapen.”
Deze woorden gaven aanleiding tot menigerlei beschrij
ving van diefstallen en van daarbij gebruikte list en ge
welddadigheid. Men weet hoe nog in onze dagen, bij
I
z