52 53 TWEEDE TAFEREEL. Beide waren als verplet. In eenen toestand van ver- dooving werden zij later door de ontwaakte huisgenoo- ten aangetroffen. In dien staat van bedwelming, welke Haiden en zijnevrouw als de uitwerking van den schrik niet verwonderdenbleven zij ook verderzij spraken weiniggaven hunne liefde en hartelijkheid meer door gebaren en smartelijk glimlagchendan door woorden te kennen, en reisden, zoo spoedig mogelijk, naarhunne woning terug. doenlijkste beden om vergiffenis was gevuld. Omtrent een en ander gaf deze brief de volgende oplossing. Na vele vruchtclooze pogingen om een’ fatsoenlijken werkkring te vinden, had hij bij zijne omdooling eenen met hem verjaagden jongeling aangetroffen en met dezen het besluit genomen soldaat te worden. Van alles ont bloot en der wanhoop nabij, vonden beide in de herberg van een verre van den grooten weg gelegen dorp eenen mensch dien zij naar zijne kleeding en volgens zijn ei gen voorgeven voor eenen werver hielden. Deze voerde hen eenige dagen met zich rondpaste hen beiden gedu rende eene ziekte zorgvuldig opsloeg toen met hem de boschrijke landstreken in, enbragt ze eindelijkin kennis met de nog niet zeer talrijke bendewelker aanvoerder hij was. Overmeesterd door hunnen schrikkelijken toe stand, door bedreigingen en overredingen bestormd, be sloten zij het beroep dier menschen te omhelzenaan welke zij reeds verpligting hadden. De dolzinnige ver metelheid waarmede zij bij de eerste onderneming den dood zochten en niet vondengaf hen bij de bende een zeker aanzienhetwelk de jongeling verzekerde, meer malen tot verhoeding vaneenenmoord en andere schand daden te hebben aangewend. De inbraak bij den braven Haidenzoo luidde het verder woordelijkdien ik nog op het dorp waande waar ik als knaap zoo menigmaal de grootste genoegens smaakte was de tiende en laatste ondernemingwaar aan ik deel had. Diep schokte mij de gelijkenis met mij ne oudersdie ik qp de afgewende gezigten meende te bemerken en bij den aanblik van het boekdat mij de De mensch kan somtijds iets lijdenwat hem vroeger ondoorstaanbaarscheen, en lasten dragen, die hij weleens voor verpletterend zoude gehouden hebben. De beide echtgenooten kwamen allengs uitde eerste weldadige ver- dooving weder bijzonder dat hunne krachten merke lijk uitgeput warenen zij-zelven moesten zich verwon deren, hoe zij zoo gelaten waren. Wij hebben,” zoo spraken zij vaak, hetonze aan hem gedaan; wij hebben ons-zelven niets te wijten, o God! Gij die ons kracht geeft, Iaat hem weder op goede wegen komen!” Tot verzach ting hunner smart werkten gedeeltelijk ook degevolgtrek- kingen mededie zij betreffende zijne gezindheden uit zijn geheel gedrag bij de inbraak en uit het medenemen van het gezangboek maakten. En deze gezindheden wer den hun eerlang bevestigd door eenen brief, die met de ontboezemingen van het martelendst berouw en de aan- i

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Adresboeken Gouda | 1844 | | pagina 38