57 56 gasten, hoe hij dc volle acht dagen, die zij bij hem wil den doorbrengen, reeds voorloopig tot hun genoegen had verdeeld. In de laatste dagenzeide hijleven wij geheel voor ons-zelven; de voorlaatste brengen wij bij eenige brave buren door; tegen overmorgen zijn al de hubsche menschen die gij uit mijnen omtrek kent, vooral de regtschapen predikant Muller, uitgenoodigd, en morgen rijden wij vroeg naar de stad om den overste Roulon te zien, die tegen den middag met zijne troepen weder uitrukt. Om den overste Roulon te zien?” riep Haiden die reeds verlangd had om op zijne lievelingsstoffe staatszaken en krijgsavonturen, te komen, ha, dat is heerlijk Roulon is in dezen oorlog sedert een jaar mijn held. Nu ziet gij, vrouw, dat ik gelijk had. Zeide ik nietRoulon is daar in de buurt wie weetof wij hem niet te zien krijgen? Onderweg heb ik gehoord, dat hij in de stad werd verwacht. Buchbaum. En dezen middag is hij er inderdaad aan gekomen. Haiden. Ja, die isvoortvarend; waarmen naauwelijks aan hem denkt, daar is hij reeds. Hij moet een wonder schoon man wezen van eene ware heldengestalte zoo zeidemij heden een kastelein, die hem gezien had. Weet gij welhoe hij een half jaar geledentoen men hem reeds verloren waande, zich met zijne paar honderd man doorsloeg? Dat was eene daadWij mogen blijde zijn dat de oorlog ons hier niet van naderbij aangaat. Buchbaum. Nu jategen den weerloozen burger en landman was hij toch altijd edelaardig en welwillend. Haiden. Zeker, zeerzeker! Een leeuw is hij tegenover gewapende mannen maar zelfs op vijands bodem ver- schoonend onbillijk, en tegen alleanderen vreedzaam als een lam. Roulon is mijn held. Men zegtdat hij ook geleerd is. Buchbaum. Dat zou men wel zeggen uit de brieven en aanspraken, die wij van hem gelezen hebben. Buchbaum stond hier op en haalde nieuwspapieren. Ik heb,” ging hij voort, »deze bladen, welke heden namiddag aankwamen, en die gij nog niet gezien kunt hebbenopzettelijk voor u te huis gehouden. Luister eens; hier is eene aanspraak, die hij vóór den laatsten doortogt over het vijandelijk grondgebiedeer hij in ons land kwam, tot zijne soldaten heeft gehouden Houdt moed, mijne stoute strijdmakkersmijne brave wapen broeders, houdt moedNog eenen korten tijd van zweet en moeitedan volgt de rustnog eene kleine pooze van gevaren en wonden, dan ziet gij uwe ouders en vrouwen en kinderen en geliefden weder. Denkt aan de uwen en vraagt u-zelven af, hoe gij zoudt wenschendat zij behandeld wierdenals onze tegenpartij zegevierend ware, gelijk wij zijn. Handelt zóó ook op ’svijands bodem. Weest moedig tot in den dood tegen den uitge- rusten vijand maar verschoont den ongewapenden handwerksman, den boer; ontziet vrouwen en kinderen, welke wij niet bevechtenen wier mishandeling den soldaat onteert. Komen wij in landstreken welker bewoners niet met ons te maken hebben gaat dan met deze als met vrienden om verligt hun de lasten en kosten die onafscheidelijk zijn van de nabijheid van 7

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Adresboeken Gouda | 1844 | | pagina 40