u 45 1) Den naam Crabeth wil men afgeleid hebben van Claudius of Claudicans, den bijnaam, dien Pieter Krepel bij Almeloveen draagt. Den drie broeders zou die naam niet bevallen hebben, waarom zij er dien vreemden zwier aan gaven, en tevens een bijna sprekend geslachtswapen, een blaauw schild met drie gouden hanenpooten aannamen. (De Lange van Wijngaerden, de Goudsche Glazen, bl. 85.) 2) Coddesteijn woonde waarschijnlijk op den hoek van den korten en langen Tiendeweg, en wordt voor de schilder van vele dier glazen in de St. Janskerk gehouden, welke vóór den brand van 1552 beroemd waren, en waarvan nog twaalf teekeningen in wezen zijn. Ponsen, woonde op den korten Tiendewegop den hoek van de Stoofsteeg hij schilderde ver scheidene glazen in den ouden Doelen. toen meest vermaarde glasschilders voor, en men mag aannemen, dat de broeders zich ook bij deze man nen in hunne kunst hebben geoefend. Doch de jonge kunstenaars vergenoegden zich niet met hetgene hunne vaderstad hun tot oefening en vorming opleverde zij voelden zich als geroepen om hunne kunst tot eene nog ongekende hoogte op te voerenen reis den tot dat einde buiten ’s lands om daar de voort brengselen der beroemdste meesters te beoefenen. Zoo bezocht dirk crabeth vermoedelijk Braband en Frankrijk, terwijl wouter, behalve deze landen, ook Italië moet bezocht hebben. Naar de gewoonte van die dagen reisden zij van klooster tot klooster, en schilderden daar een glashetwelk zij bij hun vertrek als een aandenken aan hun verblijfof als dankbetoon voor het gul onthaal, of wel als betaling hunner gemaakte vertering in het gesticht achterlieten. Bevoegde beoordeelaars, hebben in het schilderwerk van dirk den trant van albert durer en van jean cousin herkend. Die des eerstgenoemden is in de schikking en teekening der beelden in het groote glas dat het laatste avondmaal voorsteltduidelijk te ontdekken. Dat wouter in de Italiaansche school te leer geweest is, blijkt voor de kunstenaars mede genoegzaam uit zijne standen van beelden, vooral ook uit de nog aanwezige kartons of schetsen, die de duidelijkste bewijzen opleveren, dat hij zich naar de oorspronkelijke teekeningen van Raphael of michel angelo moet geoefend hebben. Na het volbrengen hunner kunstreize keerden dirk en wouter, met meer gezuiverden en veredelden smaak, met vaardiger en vaster oog en hand, binnen de va derlijke muren terug, en openden daar, naar het voor beeld van andere glasschilders uit die dagen, elk eenen glazenmakerswinkel. Dirk heeft den zijne gehad op de Gouwe over het Amsterdamsche veer of de brug van de Turfmarktdie van wouter was in het eerste hooge huis om den hoek van de Gouwe, achter de Vischmarkt, op de noordzijde schuins over de Kralingerbrug. Hij nam den stedelijken post van marktveger waar eene bedieningdie toenmaals geenszins gering of vernederend was: men liet het werk door geringe lieden verrigten en had er dan nog een deftig burger lijk bestaan. Deze krepel had drie zonen dirk adriaan en wouter van welke de eerst- en laatst genoemde den door hen aangenomen geslachtsnaam crabeth 1) voor alle eeuwen hebben beroemd gemaakt. Adriaan crabeth die zich, volgens vermander, mede op het schilderen heeft toegelegd, doch van wien men geen glasschilderwerk kent, is naar Frankrijk vertrokken, en aldaar te Autun in nog jeugdigen leeftijd overleden. Reeds lang voor de 16de eeuw was de kunst van glasschilderen hier te lande in hooge eere, en werd vooral in Gouda met goed gevolg beoefend; maar zij begon daar vooral te bloeijen in het tijdperk der jon gelingsjaren van de broeders crabeth, en zoo vonden deze dan in hunne geboortestad-zelve de schoonste gelegenheid om hunnen aanleg te ontwikkelen. Het is waarschijnlijk dat zij hun eerste onderrigt heb ben genoten van kloosterlingenonder welke inzon derheid genoemd wordt de collatiebroeder cornelis als schilder van de glazen in de raadkamer. In de stadsrekeningen van dien tijd komen ook meermalen JACOB JANSZ. CODDESTEYN «1 JAN PONSEN 2) als de

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Adresboeken Gouda | 1845 | | pagina 34