65
ROZEN.
DWARSDRIJVERIJ.
ZWART EN GRIJS.
LIEGEN VOOR DE VUIST.
PROBATUM
ÉÉN VADER.
aan dat oog
De kardinaal de Richelieu vraagde eens den markies
LortZeg mij toch eens de reden waarom ik een’ grij
zen schedel en zwarten baard, gij daarentegen een’ grij
zen baard en zwarten schedel hebt?”
Die reden,” antwoordde deze terstond, «isdood
eenvoudiggij hebt veel met het hoofdik veel met
mijne kinnebakken gewerkt.
DE DANSLES.
Een jong Engelschmandie zich onlangs te Parijs be
vond, liet zich daar in den bekenden dansde Polka,
onderwijzen, en betaalde elke les met eene guinje. Daar
hij echter spoedig zelf bespeurde, dat hij zijnen voe
ten niet die rigting wist te geven welke zijn meester
verlangde, riep hij in zeker leeruur gramstorig uit:
«Weet ge wat ik zal u twee guinjes in plaats van ééne
voor de les gevenmaar G.ddamnik wil mijne voeten
zetten, zoo ’t mij behaagt.”
hij na den afloop met zelftevredenheid aan een’ der toe
hoorders.
Gij hebt inderdaad mijn medelijden opgewekt
gaf deze ten antwoord.
De vrouwen zijn rozenzeide de hertog van Buc
kingham tot den blinden Milton, wiens gade het zachtste
humeur niet had.
Ofschoon ik over de kleur niet kan oordeelen,” ant
woordde deze,kan het toch wel waar zijnik althans
voel eiken dag de doornen dier roos mij steken.”
In een gezelschap verzocht iemand zekeren befaam-
den en vaardigen leugenaar om voor de vuist eene leu
gen te zeggen. «Lieg zonder u te bedenken, sprak
hij, en ik beloof u een’ daalder.
Gij belooft mij twee daaldershervatte de waar-
heidverkrachter.
Een forschevierkante kerelwiens moeder niet in
den besten reuk van zedigheid had gestaanwilde eens
5
Eene vrouw had haren man zoodanig baloorig ge
maakt, dat hij de deur uitliep om zich in de nabijzijnde
rivier te verdrinken. Toen hij na eenige uren niet terug
keerde, werd de vrouw toch ongerust, en liep het water
stroomopwaarts langs om hem te zoeken.
Maar, wijfje lief,sprak iemand tot haar wien zij
haren angst te kennen gaf, dien weg uit zult gij den
drenkeling niet vinden; hij zal toch niet tegen den
stroom opdrijven.
Achvriendhernam zijge weet niet wat
dwarsdrijver hij altijd was Hij zal er zoo gaauw niet
op gebeterd zijn.
Wat lijd ik een pijn aan dat oogklaagde ie
mand tegen zijnen vriend.
’t Is uw eigen schuld,” hernam deze; «doe als ik:
onlangs had ik eene razende pijn in een kies; ik liet hem
uittrekken, en was terstond weder klaar.”
64