66
67
VERANDERDE MEENING.
WIE VERKLAART HET?
r
Frederik de groote sprak over tafel het liefst van
veldslagen en overwinningenen wist deze historisch
militaire tafcreelen regt aanschouwelijk te maken. Zoo
verhaalde hij onder anderen tot in de kleinste bijzon
derheden eene affaire bij gelegenheid van eene nachtelij
ke overrompeling. Nadat hij had uitgesproken, zeide de
naast hem zittende generaal ZiethenMet verlof van
Uwe Majesteit, de zaak heeftzich anders toegedragen.»
Zoovertel gij ze dan eensNadat Ziethenhet
voorval had verhaald, werd de koning wrevelig en zeide:
Dat is niet waarwilt gij het beter weten dan ik?
In dit geval ja, Uwe Majesteit, want ik-zelf heb de af
faire bijgewoond en uitgevoerd. Ik zie daar juist in de
zijkamer den wachtmeester Kruger, die toen dapper aan
mijne zijde heeft gevochten. Als Uw e Majesteit mij niet
wil gelooven, vergun dan, dat deze mandie niet weet
waarvan wij spreken, binnenkome en ons de zaak voor
drage.» Goeddan zult gij ’t hooren.
Met vasten tred, koenen blik en krijgshaftige houding
stond de binnengeroepen huzaar naast den stoel des ko-
nings. Deze zag hem met welgevallen aan; hij had het
voorkomen en de uitdrukking, den karakteristieken
stempel van den toenmaligen grooten tijd. Kruger,
hebt gij die en die affaire meêgemaakt? «Ja,
papaWelvertel dan eens opEn dood een
voudig, maar fiks, vertelde hij de zaak juist zooals
Ziethen. De koning zag hem verdrietig aan en zeide:
Kruger, gij liegt!» De huzaar trad nu nader, greep de
vork des konings, stak daarmede in den.voor hem staan-
den schotelmet fazanten, hield den gespietsten fazant in
de hoogte, met de woorden: «Ik mag den dood aan dezen
fazant vretenals ik niet de waarheid heb gezegd
en regtsom keerend, ging hij onder het luid goedkeu
rend gelach van het ganschctafel-gezelschap met zij
nen koninklijken buit naar zijnen post terug. De koning-
zelf lachte hartelijk, liet den ronden, trouwhartigen
ouden wachtmeester eene flesch wijn met gebak van
zijne tafel brengenen voegde er bijZoo ken ik ze
5
met een klein, zwak mannetje den draak steken, en
vraagde hem daarom
Hoe zijt ge toch zulk een lilliputer gebleven
Ik heb maar één’ vader gehad,” antwoordde droog
weg de gevraagde.
Toen de maarschalk de la Ferte zijnen intogt in de
stad Metz hield, liet zich ook eene deputatie der joden
bij hem aanmelden.
Zij hebben mijnen Heiland gekruisigd die gaauw-
dieven!” zei de maarschalk, ik wil hen niet zien:
jaagt ze naar den duivel
Oogenblikkelijk daarop fluisterde men den volijve-
rigen christen in het oordat de deputatie der joden
hem, als een blijk van de achting hunner gemeente,
een geschenk van vier duizend louis d’or kwam aan
bieden.
Laat de heeren binnenkomenzeide nu de maar
schalk; wel bezienis het de schuld der arme dui
vels niet: hadden zij den Heiland gekend, zoo als wij
hem kennen zij zouden hem gew is niet aan het hout
gehangen hebben.
Dat begrijp ik niet,» zeide een stevige wijndrinker;
nooit drink ikroodenwijn,maaraltijd blanken rijnwijn,
en toch wordt mijn neus dagelijks rooder. Waar mag
dat van daan komen?”
t
‘i