'24 25 S 1 1 5 2. 5 3. 5 4. 5 3. 6. 5 7. 1> In de 11de klasse koven de 6000 tot - 12de - 13de - - 14de - - 13de - - 16de - - 17de - - 18de - - 19de - - 20ste - net noen geven van onderwijs door een Gouverneur of eene Gouvernante en het houden van eene jufvrouw van Gezelschap Voor lederen Gouverneur, Gouvernante of Jufvrouw van Gezelschap ten huize van eenen belastingschuldige inwonende, wordt in rekening gebragt eene belast bare som van 1000,—. Het getal dienstboden bestemd tot persoonlijke, huisselijke, tuin of staldienst der belastingschuldigen, door dezen zoo in als buiten de gemeente gehouden wor dende, om het even of daarvan al of niet naar de 1ste en 2de klasse van den grondslag der Wet van den 29sten Maart 1833 (Staatsblad n 4) Personele Belas ting verschuldigd is. Voor iedere vrouweljike dienstbode bij denzelfden persoon of hetzelfde huisge zin in dienst wordt eene belastbare som in rekening gebragt van 400,— Voor eiken mannelijken dienstbode of tuinman 600,—. D. Het getal paarden van gemak of weelde behoorende tot de eerste klasse van den 6den grondslag der Rijksbelasting op bet personeel, volgens art. 20 s 2 der Wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad n 4) waarvoor de belastingschuldigen, zoo in als buiten de gemeente, op de Rijkskohieren van het loopende dienstjaar zijn aangeslagen. Voor ieder paard bij denzelfden persoon of hetzelfde gezin in gebruik wordt eene belastbare som in rekening gebragt van 1000,—. E. Het getal ezels, muilezels en muildieren, gebezigd: a. Onder den zadel, of met gevuld, gevoerd, meer dan een of meer dan in vieren gevouwen dekkleed en stijgbeugels. b. Voor rijtuigen, waarvan de bak niet onmiddelijk, maar door verbinding met andere voorwerpen, aan het onderstel is bevestigd, of die hangen aan of rusten op metalen roepen, staven, platen, schakels of andere dergelijke, ge heel of gedeeltelijk van metaal, leder of eenig ander veerkrachtig bestand deel vervaardigde voorwerpen Voor lederen ezel, muilezel of muildier, bij denzelfden persoon of hetzelfde ge zin in gebruik, wordt eene belastbare som in rekening gebragt van 300,—. Art. 7. De vermeerdering of vermindering van Gouverneurs, Gouvernantes, jufvrouwen van gezelschap, dienstboden, tuinlieden, paarden, ezels, muilezels of muildieren, in den loop van het belastingjaar brengt geene verandering in den aanslag. Art. 8. Het inkomen van hen die Kwartieren, Kamers of andere niet afge zonderde gedeelten van huizen bewonen alsmede dat van hen die bij andere per sonen inwonen en van dat inkomen geene of geene behoorlijke opgave doen, wordt, zoo zij geen bloedverwanten, tot en met den derden graad ingesloten, van den hoofdbewoner zijn, berekend op de helft van den voet aangegeven bij art. 6 letter A 51 Voor zooveel die personen belastingvoorwerpen in gebruik hebben, omschreven onder de letters B, C, D en E wordt hun inkomen met het daarvoor bepaalde bedrag verhoogd. Van inwonende bloedverwanten tot en met den derden graad ingesloten, die een eigen middel van bestaan hebben, en geene of geene aanneembare opgave van hun inkomen doen, wordt dat inkomen berekend op de wijze aangegeven bij art. 6, met dien verstande dat het voor de gezamenlijke inwonende bloedverwan ten van den hoofdbewoner op de helft wordt gesteld. In geen dier beide gevallen w'ordt de hoofdbewoner door zoodanigen aanslag ontlast. Art 9. De belastingschuldige, eigen of aangehuwde kinderen of kindskinderen ten zjjnen laste hebbende, geniet voor elk zoodanig kind eene korting van twee ten honderd op het bedrag der belasting. Vermeerdering of vermindering van het getal leden eens gezlns, gedurende den loop van het belastingjaar, brengt geene wijziging in den aanslag. Art. 10 Restitutie of ontheffing van belasting wegens vertrek uit de gemeente, wordt overeenkomstig art 243 der Wet van 29 Junij 1831 (Staatsblad n 83) zoo als dat gewijzigd is bij art. 6 der Wet van den 7’ Julij 1863 (Staatsblad n’ 79) verleend, op een verzoekschrift daartoe door den belanghebbende in te dienen binnen eene maand na ingang van het tijdvak waarover de ontheffing wordt verlangd. Art. 11. In geval van overlijden van den belastingschuldige, is de belasting slechts verschuldigd tot en met de maand waarin het overlijden heeft plaats ge had en over den tijd gedurende welke het huishouden na zijnen dood wordt aan gehouden. Onder het aanhouden van het huishouden wordt verstaan het verblijven van zijne betrekkingen of bedienden in het perceel waar hij heeft gewoond. Gedeelten van maanden worden voor geheele gehouden. Is de belasting reeds betaald dan wordt van het te veel betaalde teruggave verleend op een door de erfgenamen binnen den termijn bij het vorige artikel bepaald in te dienen verzoekschrift. Art. 12. Belastingschuldigen wier inkomen berekend is op de wijze bij art 6 aangegeven, en wier aanslagen met betrekking tot de vier eerste grondslagen der Rijksbelasting op het personeel, ten gevolge van reclames zijn of worden ver minderd hebben aanspraak op evenredige vermindering of restitutie van plaatse lijke directe belasting. De aanvrage tot vermindering of restitutie moet worden ingediend binnen eene maand nadat de vermindering of restitutie der Rijksbelasting is verleend. 8000. 10000. 13000. 20000. 30000. 40000. 30000. 60000. 80000. 100000 en hooger. Als vermoedelijk inkomen wordt de middenterm van de sommen waar tusschen de classificatie loopt aangenomen, ten zij de belastingschuldigen het juiste bedrag van hun zuiver Inkomen opgeven. Art. 6. Het inkomen van hen die niet verlangen dit op te geven volgens de wijze als bij het vorige artikel is omschreven, die nalaten zich te dien opzigte te verklaren of naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders eene te lage op gave hebben gedaan, wordt berekend naar de volgende grondslagen. A. Het honderdvoudig bedrag van de hoofdsom, voor welke de belastingschul digen wegens de vier eerste grondslagen van de belasting op het personeel, op de Rijkskohieren, zoo in als buiten de gemeente voor het loopende dienstjaar zijn aangeslagen. Gedeelten van een gulden komen bij de vermenigvuldiging der aanslagen niet in aanmerking. Indien de belastingschuldige meer dan een perceel bewoont of gebruikt, wordt het bedrag van de hoofdsom der vier eerste grondslagen van ge noemde Rijksbelasting van de verschillende perceelen vereenigd. Pakhuizen, zolders en kelders dienende tot berging van koopwaren mits daarin of daarop geene goederen w’orden uitgepakt of uitgestald ter bezig- tiging van gegadigden, komen, wanneer het afzonderlijke perceelen zijn, bij de in dit Artikel vermelde berekening, niet in aanmerking. Het vereenigd Cijfer der aanslagen voor perceelen dienende tot winkel, waarin goederen ter verkoop worden uitgepakt of uitgestald, tot koffijhuis, sociëteit, slijterij, tapperij, wijn en bierhuis, en voor die welke gebruikt worden voor logement, kostschoolhouders wordt ter berekening van het vermoedelijk Inkomen met Vijf-en-zeventig vermenigvuldigd. Zij die perceelen bewonen of betrekken, waarvan de aanslag-naar de vier eerste grondslagen der Rijksbelasting op het personeel reeds staat ten name van hen welke die perceelen hebben verlaten, worden geacht wegens die vier grondslagen zelve te zijn aangeslagen, en wordt het bedrag van dien aanslag voor de bepaling der belastbare som In aanmerking genomen. Aanslagen der Rijksbelasting op het personeel, op suppletoire of aanvul- lingskohieren voorkomende, komen mede bij het berekenen der belastbare som in aanmerking. Het verlaten van perceelen of het betrekken van andere of meerdere ge durende den loop van het belastingjaar, brengt geene verandering in den aanslag voor de plaatselijke directe belasting te weeg. B. Het doen geven van onderwijs door een Gouverneur of eene Gouvernante 8000 10000 13000 20000 30000 40000 30000 60000 80000

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Adresboeken Gouda | 1867 | | pagina 15