VERORDENING
Behoort bij de GOUDSCilE COVRANT
van ZONDAG den 6^ MEI i860. N° 428.
houdende voorschriften op de invordering der Belasting op
het Gemaal, voor zooveel de Tarwe cu Spelt betreft, in de
gemeente GOUDA.
Art. 1. De belasting op het gemaal wordt betaald
a. van graan, voordat het naar den molen wordt gebragt j
b. van meel en gebak, dat vau elders wordt aangebragt, voor
dat het de Gemeente wordt ingevoerd.
Art. 2. Die tarwe of spelt, ook al zyn die met ander graan
vermengd, wil doen malen, moet ten knntorc van den gemeente
ontvanger opgeven de soort van het graan, de hoeveelheid in
gewigt, het getal en de merken der zakken waarin het ver
voerd en de molen waarop het gemalen zal worden.
Aan het kantoor van den gemeente-ontvanger moeten de noo-
dige schalen en gewigten aanwezig zijn, opdat de aangever des
verlangende het graan kunne wegen, en daarnaar zijne aangif
ten inrigten.
Onder het aan te geven graan is ook begrepen het graan,
dat bij het besluit tot heffing der belasting op het gemaal is
vrijgesteld.
Art. 3. Wanneer bij het vervoer van graan naar den molen
meer of minder gewigt, of eene andere soort van graan, of
andere merken op de zakken worden bevonden, dan er volgens
de aangifte moeten zijn, wordt de partij geacht niet door bil
jetten gedekt te zijn.
Een verschil in gewigt van minder dan een vijfentwintigste
gedeelte wordt niet als overtreding aangemerkt.
De granen der Branders, Brouwers en Azijnmakers, welke
niet overeenkomstig de bepalingen, betrekkelijk het van de be
lasting vrijgestelde graan vermengd zjju, worden gerekend on
gedekt te zijn door biljetten.
De merken op de zakken moeten met olieverw op de buiteD-
zyde worden gesteld.
Art. 4. Als de belasting voldaan is, geeft de ontvanger eene
kwitantie en een dubbel daarvan af, inhoudende het bedrag der
belasting, den dag, de dagteekening en het uur der aangifte,
de hoeveelheid en de soort van het graan, het getal en de
merken der zakken, den naam van hem voor wieu en deu
molen waarop het graan zal worden gemalen, en deu tijd biuuen
welken, na de afteekening van het biljet door den molenaar,
het gemalen graan zal moeten zijn teruggevoerd.
Art. 5. Voor het malen van graan, dat van de belasting is
vrijgesteld, geeft de ontvanger een Cousentbiljet af, zonder dubbel.
Dit biljet houdt in, met uitzondering van het bedrag der
belasting, alles wat bij art. 4 is voorgeschreven.
Branders, brouwers en azijnmakers doen hunne aangiften
schriftelijk.
Art. 6. Aan niemand wordt een tweede biljet tot het doen
malen van graau van dezelfde soort op denzelfden molen afge
geven, ten ware er een verschil in hoeveelheid van meer dan
een vijfde aanwezig zij, zoolang de aangever ..iet door vertoon
van het door den molenaar behoorlijk afgeteekende dubbel van
de kwitantie van betaalde belasting aan deu ontvanger heeft
doen blijken, dat de vorige partij reeds vau den molen is afgevoerd.
Art. 7. Het graan moet in den loop van den dag der af
gifte van het accijns- of consent-biljet op den molen zjjn gebragt.
Na verloop van dien tijd houden de biljetten op van waarde
te zijn, zonder dat er teruggaaf van het betaalde geschiedt.
Indien het graan binnen dien tijd niet naar den moleu kan
worden gebragt, heeft de aangever, voor dat die lijd verstreken
is, de bevoegdheid het Conseut-biljet of het Accijns-biljet en
het dubbel daarvan aan den ontvanger ter hand te «tellen, en
later te komen afhalen, wanneer de ontvanger daarop den tijd
der nadere afgifte zal aanteekenen.
Art. 8. De molenaars mogen geen aan belasting ouderworpen
graan, of het daarvan gekomen meel, op of in hunne molens,
huizen, schuren, stallen of erven ontvangen of hebben, dan voor
zien van de daarbij behoorende accijns- of consent-biljetten.
Bovenstaande bepaling is echter niet van toepassing np eene
hoeveelheid van vijf ponden meel en daar beneden, welke de
molenaar in zijne woning voor eigen gebruik aanwezig heeft,
evenmin als op het zoogenaamde ringmeel, dat met eene hoe
veelheid van tien ponden voor elk paar steeueu op den molen
aanwezig mag zijn.
Art. 9. Alle Graan- of Pelmolens, hetzjj z|j door wind, water,
stoom, paarden of door andere krachten worden in werking ge
bragt, zoo ook de Grutterijen, Branderijen, Brouwerijen en Azijn-
makerijen, Brood-, Beschuit- en Koekbakkerjjen en de daarbjj
behoorende gebouwen, als ook de winkels en de daarbij behoo
rende woningen van Meel- en Broodverkoopers, zjjn even als
die van de bezitters van quaren- of handmolens, aan de visitatie
en peiling der ambtenaren bij de belasting onderworpen, zoover
art. 276 der gemeente-wet daartoe de bevoegdheid geeft
De gebruikers zijn verpligt binnen acht dagen na het in
werking komen dezer Verordening, aan den gemeente-ontvanger
eene schriftelijke door hen geteekende opgaaf te doen van de
ligging dezer gebouwen en erven.
Zij, die in het vervolg deze bedrijven gaan uitoefenen, of in
het bezit van een quaren of handmolen komen, zijn verpligt
daarvan vooraf gelijke opgaaf te doen.
Art. 10. Het voorhanden zijn in een der in het vorige ar
tikel opgenoemde molens, fabrjjken, woningen, gebouwen of erven
van eene hoeveelheid van meer dan vijf ponden aan belasting
onderworpen meel of grnan, zonder dat hetzelve door behoor
lijke biljetten is gedekt, is verboden.
De bepaling omtrent het voorhanden zijn van graan is niet
van toepassing op brood-, beschuit- en kockbnkkcryen, en de
winkels en daarbij behoorende woningen van meel- en brood
verkoopers.
Art. 11. Do biljetten welko tot dekking moeten dienen van
hel voorhanden zijnde belastbaar graan of het daarvan ge
komen moei in de gebouwen of erven, in het vorige artikel
genoemd, zullcu tot dat einde niet langer van waarde zijn dan
twee tra-aden, ten ware zjj voor het verloopon van dien tijd
door deu gemeente-ontvanger zijn verlengd.
Art. 12. De graan- en pelmolenaars moeten aan den ge
meente-ontvanger schriftelijk opgeven de namen hunner knechts,
welke door hen tot afteekening der biljetten zijn gemagtigd.
Biljetten, afgeteekend door een persoon niet als zoodanig
aan den ontvanger opgegeven, worden beschouwd niet afge
teekend te zjjn.
Art. 13. De molenaars moeten op hunne molens houden de
noodige schalen nevens een stel gewigten, bestaande uit do
volgende stukken:
2 a 25 Pond.
2 a 20
1 a 10
1 a 5
2 a 2 i,
lal
ten eindeop vordermg der belanghebbenden of der beambten
graan voor het malen en het meel vóór het vervoer van den
molen te kunnen wegen.
Art. 14. De molenaars moeten de hoeveelheid en soort van
het belaste graan, mitsgaders het gemalen graan of meel bij
hen voorhanden, aan de ambtenaren bij de peiling of het on
derzoek naauwkeurig opgevenhet harde van het gemaleu, en,
voor zoo ver zjj moutmolenaars zijn, bet gemotiten of met mout
vermengde graan of daarvan gekompn meel, van het overige
graan of meel afgescheiden houden de biljetten aan ue ambte
naren overgeven, den molen des gevorderd gedurende den tijd
van het onderzoek of de peiling doen stil staan, en voorts
zorgen, dat zij, of iemand van hunnentwege, die bekwaam is
het noodige te verrigten, te huis of aan den molen zijn.
Zij zijn mede verpligt bij gezegde peiling of onderzoek de
zakken in zoodanige orde te stellen, dat zjj zonder verplaatsing,
dadeljjk opgenomen en geteld kunnen worden, en tevens de
eigenaars van het graan of meel duidelijk aan de ambtenaren
op te geven.
Art. 15. Het gevonden wordende graau of meel zal bij de
peiling ten overstaan van den molenaar, voor zoover deze op
daartoe aan hem gedane uitnoodiging bij die verrigtiug tegen
woordig wil zyn, of anders buiten zijn bijzijn worden gewogen.
Het aanwezig z|jn in een der iu art. 9 opgenoemde gebou
wen of erven, van ineer of minder gewigt op eene hoezeer
overigens door een behoorlijk biljet gedekte partij meel of graan,
is, wanneer het verschil meer dan een vijftigste gedeelte be
draagt, verboden.
Voor elke zak wordt bjj het wegen een pond afgetrokken.
Art. 16. Voor zoo ver de molenaar zelf het belaste graan
of meel vervoert of doet vervoeren, mag h|j dit niet doen dan
met voer- of vaartuigen, waarop in olieverw duidelijk en zigt-
baar gesteld is de naam van den molen en van den molenaar
waaraan zij behooren.
Het graan ot meel moet door behoorlijke biljetten gedekt zijn.
Art. 17. De molenaars mogen de belaste granen op hunne
molens ontvangen, des voormiddags van negen tot éón en des
namiddags van vier tot zeven ure.
Zij mogen ze van hunne molens afleveren des voormiddags
van zes tot negen ure, des namiddags van éón tot vier eu
van zeven tot negen ure; indien zij dit op andere tijden ver
langen te doen, kan dit niet anders geschieden dan met schrif
telijke toestemming van den gemeente-ontvanger en onder ge
leide van een ambtenaar der belastingen.
Art. 18. De molenaars moeten binnen een half uur na het
ontvangen van belaste granen op hunne molens het dubbel
van het accijnsbiljet afknippen en het biljet zelf steken in de
bus, welke van wege het bestuur dezer Gemeente aan hunne
molens is geplaatst.
Art. 19. De molenaar of zijn gemagtigde knecht moet bij
het vervoer van het meel van belaste granen van den molen
op den rug van het dubbel der kwitantie, ter plaatse aldaar
met strepen aangewezen, met zwarten inkt in volle schrijfletters
vermelden deu dag, de dagteekening en het uur wanneer het
meel van deu molen wordt vervoerd en zulks inct zijne naam-
teekening bevestigen.
Aan de molenaars, welke niet kunnen schrijven, wordt toe
gestaan den dag, de dagteekening, de maand en het uur als
voren uit te drukken door middel van hiertoe van wege Bur
gemeester eu Wethouders aan hen op te geven merken, en
in plaats van hunne naamteekening ren stempel te zetten.
Art. 20. Het veranderen, verminken of onduidelijk maken
van deu als voren vermelden dag, dagteekening of uur, of het
daaraan toebrengen van eenige bijvoeging, ontneemt aan het
biljet alle kracht ten zy de molenaar of zijn gemagtigde knecht,
vóór dat liet meel van den molen wordt vervoerd, daarvan
aan den ontvanger kennis had gegeven, welke van deze ken
nisgeving op de achterzijde van het biljet melding maakt.
Art. 21. Wanneer belaste Granen van elders op de Koren
molens ter maling worden gebragt, moeten de molenaars, voor
dat zij dezelve op of in hunne muleis, huizen, schuren o[ er
ven ontvangen, daarvoor ten kantore van den Gemeente-ont
vanger halen een concentbiljet, da, zal inhouden den naam
en de woonplaats van den eigenaar, de hoeveelheid en soort
van he.t graan en het getal en de merken der zakken.
Wanneer dit graan gemaleu van den molen wordt afgeleverd,
wordt het uitgevoerd ouder geleide van eeneii ambtenaar der
belastingen.
Art. 22. Het meel, brood of gebak vnn belast graan, dat
bij lien, die iu één of meer van deze artikelen handel drijven,
gevonden wordt, moet door behoorlijke biljetten gedekt zijn.
Art. 23. Bij de peiling en het onderzoek worden de hon
derd ponden meel van belast graan geacht gelijk te staan met:
100 ponden ongebuild meel van tarwe of van gepelde spelt;
77l/g ponden gebuild meel van tarwe of van gepelde spelt;
90'/'j ponden meel van ongepelde spelt