DR00GLEEVER FORTllIJN. Van BEUGEN IJZEN DOORN. En is hiervan Afkondiging geschied DE SECRETARIS, DROOGLEEVER FORTU1JN. v. BERGEN IJ ZENDOORN, daar het behoort den 30» April 1860. DE BURGEMEESTER, 110 ponden «cckbrood van tarwe of gepelde spelt; 131 ponden Mflk- of weekbrood van tnigspfllde spelt; 7 7Va ponden beschuit. Art. 24. De biljetten, welko by de peiling bij broodbakkers, koekbakkers, meel- en broodverkoopers aan dc ambtcuaren tot dekking vau liet voorhanden zijnde brood, meel, bloem, koek of beschuit worden ter hand gesteld, worden door hen inge trokken, waarvoor zy aan de belanghebbenden afgeven een be wijs, dat de gevondene hoeveelheid zul dekken. Art. 25. Niemand mag in deze gemeente vervoeren of nederleggen .ene hoeveelheid van meer dan vijf ponden meel van belaste granen, zonder voorzien te zijn van een accijns of consent biljet. Art. 26. Geen meel of gebak vau belaste granen mag in deze gemeente worden ingevoerd, dan nadat daarvan de ver schuldigde belasting is voldaan; de kwitantie daarvoor af te geven moet de partij begeleiden. Art. 27. Doorvoer van meel of gebak van belaste granen mag niet plaats hebben, dan ouder geleide van eeuen umbte- naar der belasting. Art. 28. llij die zemelen, kort of afval van belaste granen invoert, moet daarvan aangifte doen ten kantore van de uiterste wacht, ten einde te docu blykeu, dat /.y onvermengd zijn met meel van belast graan. Art. 29. Teruggaaf van betaalde belasting wordt verleend: a. Aan Stijfselmakers, in evenredegheid van het Stijfsel door hen vervaardigd. b. Voor het meel in kcltingsterkenjen en Ouwelfabrieken tot het fabricaa' gebezigd. c Aan Veehouders voor het meel bestemd tot mesting ot voeding van hun vee, in evenredigheid van het getal hunner beesten, mits het meel door of onder opzigt van twee amb tenaren der belastingen, aau den molen of ten kantore van den ontvanger behoorlijk met zand tLoormengd worde, en wel met ï'/a pond op elke 1UU ponden meel. d Voor meel of gebak valt belaste granen, dat in eene hoeveelheid van vijf ponden en daar boven op een consent biljet afgegeven door den ontvanger, of een door burgemees ter en Wethouders aangewezen ambtenaar, wordt uitgevoerd. Art 30 De teruggaaf van belasting geschiedt wat den uitvoer van meel of gebak betreft op vertoon van het uitvoer biljet, wanneer daaruit, dour eene daarop gestelde verklaring van eenen ambtenaar der belastingen blijkt, dat de uitvoer werkelijk heeft plaats gehad. De teruggaaf geschiedt niet, tenzij het biljet in de maand volgende op die waarin dc uitvoer heeft plaats gehad, bij den" ontvanger worde ingeleverd. Art. 31. De teruggaaf wordt verleend tot het volle bedrag der betaalde belasting, berekend op de wijze als is bepaald bij het raadsbesluit tot helling cener Belasting op het gemaal, voor zooveel de tarwe en spilt betreft, met dit voorbehoud, dat van meel of gebak uit verschillende soorten vau meel zamengesteld, de belasting der minste soort wordt teruggeven en bij vermenging met onbelast meel geeue teruggaaf geschiedt. Als overtreding wordt aangemerkt: 1» Wanneer bij de verificatie van ten uitvoer anugegevene goederen een verschil in minder boven de vier ten honderd op de hoeveelheid wordt bevonden 2°. Wanneer ter verificatie bij uitvoer als belast meel of gebak wordt aangeboden, wat daartue niet behoort. Art. 32. Zij die verlangen uieel ot gebak van belaste Granen te vervoeren, moeten daartoe de noodige aangifte en opgaaf doen aan den ontvanger. Vijf ponden Meel en tien ponden Gebak van belaste Granen tot huisnoudelijk gebruik, nis mede het brood, dat door de Bakkers aan de huizen der Ingezetenen wordt bezorgd, is bier van uitgezonderd. Art. 38. De ontvanger geeft het vervoerbiljet niet af, dan op vertoon van een bewijs niet ouder dan twee maanden, dat de belasting van het te vervoeren meel of gebak is betiaid. De te vervoeren hoeveelheid zal hij daarop atleekeuen. Art 34. Indien het belaste Graan, Meel ot Gebak, hetwelk op" het grondgebied dezer Gemeente wordi vervoerd, niet overeenkomt met den inboad van het biljet, wordt bet be schouwd ongedekt te zijn. Art. 35. Geen in- door- of uitvoer van aan deze belas ting onderworpen meel of gebak mag plaats hebben tussclieii 7.0as onder- en opgang, ten/.ij niet schriftelijke vergunning van den Gemeente-ontvanger. Art. 36. Ieder die Molens of Inrigtingen waar uitsluitend Tarwe tot Meel voor den handel wordt bereid wil oprigten, moet hiervan vooraf eene schriitelijke en door hem onder- teekende opgaaf doen aan den Gemeente-ontvanger. Daarna mag hij uitsluitend Tarwe tot Meel, door zuivering, maling, builing en schifting voor den handel bereiden, onder de navolgende bepalingen. Art. 37. Inslag van Tarwe in de boven bedoelde Molens of Bergplaatsen moet geschieden in tegenwoordigheid van Ambtenaren der Belastingen, die de kwitantie van betaalde Belasting volgens hunne bevinding afteekenen. Kwitantien in voege voormeld niet algeteckend zijn niet geldig, om den voorraad op de Moiens of daartoe behooren- de gebouwen te dekken. Art. 38. Geene kwitantien van betaalde Belasting zijn gel dig, om den voorraad op de Molens of daarbij bchoorende Gebouwen of Erven te dekken, dan die ten name van den Molenaar stanu. Art. 39. De uitslag van Gemalen Tarwe van den Molen of daartoe behoorende Gebouwen of E-ven mag niet geschie den dan in tegenwoordigheid van Ambtenaren der Belastingen, die op de kwitantie vau betaalde Belastiug, na gedane veri ficatie, van hunne bevinding en van het tydstip dier verifi catie melding maken. Kwitantien in vóoge vporipeld, door dc ambtenaren niet af- geteekend, hebben geene kracht om het meel en de zemelen bij den afvoer of het moei in de moelkoopcrijen te dekken. I)e tijd door don ontvanger op de kwitantie tot afvoer be paald, vangt aan vop het oogeublik der afteekeuiug door de ambtenaren bij den uitslag tcgeuwoordig. Art. 40. Geen uitslag van gemalen tarwe van den molen en daartoe behoorende gebouwen of erven mag geschieden, zoo niet gelijktijdig met het meel worden afgevoerd de zemelen eu de afval der partij, ieder in afzonderlijke zakken, volgens de verhouding in art. 41 en 42 uitgedrukt. Door afval wordt verstaan hetgeen door de zuivering vau het graan wordt verkregen. Art. 41. Zoowel bij peiling als bij afvoer vau gemalen tarwe van den molen of daartoe behoorende gebouwen of erven, moet elke honderd ponden tarwe verantwoord worden met minstens zes en zeventig en eeu half pond meel, een en twintig en een half pond zemelen en een pond afval. Bij bevinding van een versohil van meer dan drie ten hon derd op de verhouding tusschen het meel en de zemelen in dit of in het volgend artikel bepaald, hetzij in overwigt op het meel en in onderwigt op de zemelon of omgekeerd, wordt de partij beschouwd niet door biljetten gedekt te zijn. Het meel eu de zemelen moeten door builing behoorlek vau elkander zijjn afgescheiden. Als geene behoorlijke afscheiding is gpschied, zijn de ambte naren der belasting bevoegd om die afscheiding door des mo lenaars werktuigen te doen bewerkstelligen. Art. 42, Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, out, op verlangen van den molenaar, eene andere doorloopende verhou ding tusschen het meel en de zemelen voor te schrijven, doch alleen in dier voege dat de hoeveelheid meel worde verhoogd eu de hoeveelheid zemelen in evenredigheid verminderd. De verhouding tusschen het meel en de zemelen wordt door den ontvanger op de biljetten gesteld. Art. 43. Uitslag uit den molen en daartoe behoorende ge bouwen of erven van tarwe, meel, zemelen, stuifmeel of opveeg- sel, gelijk mede van afval in welke hoeveelheid ook, zonder gedekt te zijn met een door de ambtenaren bij den uitslag af- geieekend biljet, is verboden. Art. 44. De in art. 33 bedoelde molenaart mogen in of op hunne molens en de daartoe behoorende gebouwen of erven, geen tarwe ontvangen of het daarvan gekomen meel afleveren, dan volgens de regeling van tijd bij dit reglement aan de ko renmolenaars voorgescb rev en Art. 45. De ambteuaren zijn bevoegd om in het tijdvak tusschen eene aangevangen en volbragte peiling, in den molen en de meelverkooperij en de tot een en ander behoorende ge bouwen, ook des nachts, en onverschillig of daarin al dan niet gewerkt wordt, te blijven waken. Art. 46. Het zoogenaamde stuifmeel of opveegsel wordt, na als zoodanig door de ambtenaren U /ijft erkend en vermengd in verhouding van twee en een half p >u<l droog zand op elke honderd ponden, op consent iu hoeveelheden van minstens drie honderd ponnen, van den molen en daartoe behoorende gebou wen of erven afgevoerd. (ieen consentbiljet wordt daartoe afgegeven tot een grooter bedrag dan in vei houding van hoogstens een ten honderd van de ingeslagene en l .eids gemalen hoeveelheid tarwe. Het voorhanden h ibeu van meer stuifmeel dan in de ver melde verhouding, is /erboden. Van het stuifmeel mug geene grootere hoeveelheid dan zes honderd ponden op den molen of de daartoe behoorende ge bouwen of erven aanwezig zijn. Het stuifmeel wordt in geen geval bij de peiling in aanmer king genomen. Art. 47. Van elke ontduiking of overtreding iu zake dezer belasting worut Proces-verbaal opgemaakt en daarby gelet op de voorschriften van art. 275 der Wet van den 29n Jupij 1851 (Staatsblad nü. 85). Overigens worden op de invordering dpr Plaatselijke belasting op het geraual van toepassing verklaard de artt, 276 tot en met 280 der Gemeente-wei. Art. 48. Zij, die bij het in werking treden dezer Verordcniug eene hoeveelheid van meer dan honderd ponden Tarwe-, Spel- ten- of Roggemeel voorhanden hebben, kunnen, indien zij het bewijs leveren, daarvan de plaatselijke belasting tot het tegen woordig bedrag te hebben voldaan, voor die meerdere hoeveel heid restitutie bekomen vau het verschil tussohen het bedrag der tegenwoordige belasting en dat van die, welke met den 1H Mei 1866 zal worden geheven. Als die terugbetaling verlangd wordt, zijn de belanghebben den verpligt op den ln Mei lt>66. tusschen des voormiddags negen en des namiddags een ure, ten kantore van den Gemeente ontvanger schriftelijk op te geven de juiste hoeveelheid van iedere dier meelsoorten, alsook de bergplaatsen waar die voor handen zijn, opdat de ambtenaren tier beias-iugen tot de verificatie zouden kunnen overgaan. Mogt het doen vau die verificatie, welke voor den 15 Mei 1866 geschiedt, geweigerd of belemmerd worden, dan wordt daardoor hef regt. op terugbekoraing der belasting verloren. Wanneer bij de opneming eene mindere dan de aangegeven hoeveelheid mogt worden bevonden, moet de aangever, om daarvoor restitutie te bekomen, teu genoege van Burgemeester en Wethouders de deugdelijkheid zijner aangifte bewijzen. De terugbetaling heeft plaats binnen drie maanden na het inwerking t/eden van deze Verordening. Gedaan te Gouda ter Openbare Raadsvergadering van den 2den February olïtën Al uurt 1866. De SecretarisDe Burgemeester, Boekdrukkerij van A BRINKMAN*

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1866 | | pagina 3