Ötnnenlaniu öiutcttlani). Gemengde Berigten. Ouder Jklie wisselingen van eten tegen woord igen tijd waar borgt toch de algcmeece volksontwikkeling de zekerheid van den vooruitgang. De tijdelijke beletselen zijn slechts eene op wekking van den verflaau «den ijver. Der vrijheid is de toe komst; in Pruisen von Bismarek, in Nederland is Schimmel- peuninck de onbewuste en onwillekeurige voorbereider van betere dagen. Ons iniiiisterie schoot te kort in de kamer, het heeft den str.^d verloren in de discussie buiten de kamer en de verkla ring der voornaamste professoren m de regren maken een eind aai; de tegenspraak. Maar ou/.e ministers bezitten taai, hol- landsch geduld, zij geven den strijd niet op en grrpen naar andere middelen. Zij konden met zekerheid vooruitzien, dat de nieuwe k imer nagenoeg dezelfde zou zijn. Eene koninklijke proclamatie wekt het volk op ora te doen blijken van zijne wenscheo en getrouw op te komen ter stem bus. Dit is eeue even noodzakelijke als belangrijke vermaning. Hoe gemeen is de klagt over de onverschilligheid en het verzuim der kiesgeregtigden. Mogen zij dan gehoor geven aan de koninklijke oproeping en her volk getuigen in de her kiezing tier o9, dat Let nederlandsche volk een afkeer heeft van misleiding: en bedrog en ministers wenscht die met man nelijke opregtbeid «aken voor de regten des konings en voor de bezworen vrijheden des volks. Wij schromen den strijd niet en elfs eene tij lelijke nederlaag zou de onbe iriegelijke waarborg zijn eei.er naderende en schitterende zegepraal. Ons k esdisirict verkeert thans in de gunstigste positie; wij lubben niets te verliezen, alles te winnen. De tegenpartij, in massa anti-revolutionair, heeft zich ijverig betoond en de flaauwe liberalen beschaamd. Toch is de cvenvinneude partij slechts du;.e van de conservatieve minderheid; de conservatieven loopeu weg met den bait en de anti-revolutionairen verloochenen hun beginsel als zij tot de regering komen. Eu hoewel lloffuian te£cn de motie stemde van zijn geestverwant Keuchenius, staat hij den hocfdleid r te na, om hem los te laten. Maar de zaak staat anders met de Brauw, daar vader Groen, al is het na veel aarzeling, Kenchenius toevalt. En nu strijden zij in waar heid tegen zich zeiven, als zij nog eens het mandaat bnsten- digen v ui den eerzuchtigen conservatief. En is tie partij v m vrijheid en vooruitgang nog als altijd slaperig en traag; in hoeveel districten zijn de candidaten reeds gesteld of ten minste genoemd; zal men weder in het laatste der dagen voor den dag komen met een half bekenden naam; zal men traag en moedeloos weder wegblijven van de stembus. De koning roept u uwe wenscheu uit te spreken, gij wenscht deze miuisters niet; weet gij niet wien te kiezen; de lijst der mcu I'ge hoogleerar:-n ligt voor u; de keuze is ruim; gij kunt niet mis tasten. Het zou een heugelijk verschijnsel zijn als het distri?: Gouda uit den slaap ontwaakte en medewerkte tot de handhaving van Neerlmds vrije instellingen. Berlijn, 10 October. De pruisische gezant te Weenen heeft iust"",,'^n nnen nm Kli .Ui!'l i tl eene recht iDstiuctien ontvangen ora bij de oostenrijksehe re„er:n„ •eclame in te dienen, tegen het te Weenen uitgevaardbj protest van den geivezen koning van Hanover. Londen, 10 Oct. Te Portsmouth en andere krijgshaven3 is thans zoo groot gebrek aan zeevolk, dat men niet in staat zou wezen aan ue schepen hunne volle bemanning te geven, wanneer plotseling bevel kwam om eenige binnen 43 uren zeilvaardig te maken. Parijs, 10 Oct. De C urrespondence Havas verwacht van e optreding van den heer de Moustier ais minister van bui- tenlandsehe zaken eene minnelijke schikking der kwestie tusschen Turkre en de Cacdioten. Turkije, geeft dit blad te kennen, zal toegeven aan de billijke eischep der opstandelingen, en Grie kenland zal zich van elke inmenging in den opstand moeten ontbonden, en alzoo zal deze, van vreemde hulp verstoken, van zelve er toe gebragt worden om een vergeiijk aan te nemen. De minister van financiën is thans ijverig bezig aan de zamensteiiing van een budget voor 1S68, en het gebruikelijke rapport aan den keizer over den aigemeenen financielec toesiand des lands zal reeds in het begin van november openbaar wor den gemaakt, hetgeen het berigt schijnt te bevestigen, dat men voornemens is de afgevaardigden nog in dit jaar bijeen te roepen. Bovendien i» de minister van (ÏDaneien bezig met het opstellen van de verschillende stukken, betreffende de uitgifte der mexicaansche obligatien en de meer of minder regtstreeksche deelneming der organen van de regering bij deze operatie, ten einde daarnaar den grond der zedelijke verpligting van de fransche regering te kunnen bewijzen. Weenen, 10 October. Volgens de Debatte wordt de hongaarsche landdag onmiddellijk na de afkondiging van het vredestractaat met Italië tegen half nov. bijeengeroepen, zullende de andere landdagen alsdan ook achtervolgens vergaderen. Er loopt een gerucht dat de heer Friesen, gevolmagtigde van Saksen, eene overeenkomst met Pruisen heeft gesloten, waaraan de koning van Saksen zijne goedkeuring heeft verleend'. GOUDA, 13 October. Z. M. de koning heeft aan zijne geliefde landgenootet en onderdanen, van bet Loo dd. 10 October, uitgevaardigd eene proclamatie van den volgenden inhoud „Ik heb het noodig geoordeeld, gebruik makende van mijn grondwettig regt, de tweede kamer der staten-generaal te ont- 1 binden. „Zal ons dierbaar vaderland voortdurend orde en eensgezind heid blijven bewaren, en daarmede, onder Hoogeren zegen rust en welvaart blijven genieten, dan behoort de regering een mid- deipunt te zijn, waarop de blikken des volks zich met vertrou- - wen kunnen vestigen. j „Aan dat vereischte kan geeDe regering voldoen, wanneer tusschen haar en de volksvertegenwoordiging de overeenstem- ming ontbreekt, zonder welke de eendragtige zamenwerking der grondwettige raagten, zoo onmisbaar voor de behartiging der nationale zaak, onmogelijk is. „De ondervinding der laatste tijden heeft overtuigend bewe zen, dat die overeenstemming en „amenv.erking niette verkrijgen zijn met de jongste zamensteiiing van de tweede kamer der I staten-generaal. „De gedurige verwisseling van mijne verantwoordelijke raads lieden zou alleugs schadelijk worden voor de zedelijke en stof felijke belangen der natie. Z:j verlamt de kracht der regering; bestendiging van rigting breugt daarentegen kracht van bestuur en van uitvoering mede. //Om daartoe te geraken, roep ik thans mijn geliefd volk op, ten einde van zijne wenschen te doen blijken. „Nederlanders beschouwt den SOsteu october aanstaande als j een gewigtigen dag in uw volksleven! Uw koning noodigt CJ allen, aan wien de wet de uitoefening van het kiesregt toekent, tot de stembuslaat uwe trouwe opkomst toonen, dat gij er prijs op stelt aan zijne roepstem gehoor te geven. De N. Rott. Cour. laat de volgende bemerkingen aan dit stuk voorafgaan De ministers hebben eindelijk van Z. M. de proclamatie weten te ontlokken, welke hieronder volgt; maar en dit is opmer kelijk Z. M. onthoudt zich wijsselijk van ook slechts jéen enkel woord ten gunste zijner ministers te zeggen. Met lette wel op het verschil tusschen de voordragt der ministers van 1 october en deze proclamatie. In de voordragt worden de kiezers opgeroepen ora te beslissen of de tweede kamer 's koning3 prerogatieven heeft geschonden in de proclamatie geen woord van al hetgeen in de voordragt te lezen staat. Z. M. acht zijne prerogatieven niet geschonden Z. M. trekt geen partij voor zijne ministersZ. M. houdt zich volkomen nziidig in den strijd Z. M. roept de kiezers slechts op om die rigting in de kamer te versterken, «elke kracht van bestuur en uitvoering kan medebrengen. Kan dat eene rigting zijn, welke de strekking heeft ministers te steunen, die, hetzij uit ligtzinnigheid, hetzij met voorbedach ten rade, de vertegenwoordiging des volks hebben om den tuin geleid die zelfs onder hunne vrienden in de kamer niet ÉÉN man hebben kunnen vinden, overmoedig genoeg om hun gedrag te verdedigen die het geheele land door veroordeeld zijn, en dus de zedelijke kracht missen, ''onder welke geen bestnur eeni- gen invloed in Nederland kan uitoefenen Onmogelijk Willen de kiezers aan den wensch van Z. 1*1. voldoen, dan moeten zij die rigting versterken, welke onze grondwet ongeschonden wil behouden, omdat zij zoowel het heebtste bolwerk voor den troon, als de onmisbaarste waarborg voor 's volks vrijheid iseene rigting, die geen ministers kan gedoogen, welke den hoeksteen van ons constitutional gebouw de ministeriele verantwoorde lijkheid, uitbreken, om er ministerieel despotisme voor in de plaats te stellen. De kiezers zullen aan 's konings roepstem voldoen, zij zullen zich onder de oranje-vaan vereenigen, om i den koning en zijn dierbaar huis te beveiligen tegen raads- I lieden, die door blinden hartstogt gedreven, zoowel het belang der koninklijke magt, als dat van het volk nit het oog ver liezen. De leus der kiezers zal zijnde grondwet, die hechtste steun voor Oranje, wiens doel eenig en alleen het geluk en de vrijheid van zijn volk is. Zelfs het slimste beleid van onbe raden ministers kan die waarheid niet verwijderen uit het hart des volks. Men leest in de N. Rott. Courant: Het Handelsblad wijst er ia een hoofdartikel op, dat wat de heer Borret in 1849 over de verantwoordelijkheid der mi nisters voor alle daden van bestuur, zonder eenige uitzondering in het midden bragl, ten volle werd beaamd door mannen als van Hall, Godefroi, Groen van Prinsterer, Duymaer van Twist, "Wicher9, Verwey-Mejan, Douker Curtius, enz. Maar voegt het blad er bij er is nog meer; behalve die bijua authen tieke interpretatie van hetgeen onder de politieke verantwoor delijkheid en hare constitutionneele gevolgen verstaan wordt, bestaat er nog een gewigtig antecedent, voorgekomen mede kort na de gromhvets-herziening, en wel speciaal ten aanzien van koninklijke benoemingen, en dus volkomen hetzelfde geval be treffende, waarvan hier de kwestie is, zoo men al wil aannemen, dat de motie Keuehenius doelende op de gedragslijn der rege ring ten aanzieu der aftreding van den heer Mijer als minister, ook regtstreeks slaat op diens benoeming tot gouv.-generaal. En wat nog sterker is, het aniecedent, waarop nu van volle toepassing zou zijn het ministeriele manifest, de alarmkreten van de conservatieven en het oranje-artikel van het orgaan, dat antecedent behoort aan de conservatieven en werd gesteld te genover een liberaal ministerie; maar beiden waren het eens, dat de koning buiten spel was; dat er geen sprake was van 's konings prerogatief, er. dat de onschendbaarheid des konings ten volle gedekt en gewaarborgd was door de verantwoorde lijkheid der ministers. Ziehier de zaak. Op 8 april 1350 interpelleerde de heer Hoffman, destijds lid der eerste, nu lid der tweede kamer, (en als zoodanig gestemd hebbende tegen de motie Keuchenius) het toenmalig ministerie betrekkelijk de plaats gehad hebbende benoemingen van burgemeesters, en dat wel over een groot getal titularissen. Drie dagen te voren had hij bij de vraag om verlof tot het doen der interpellatie, als voorname reden er voor opgegeven de handhaving van de waardigheid der kroon. Niet iedereen (zeide hij) heeft toch bij elke daad van het bestuur, welke hij afkeurt, de woorden van de grondwet voor den geest, „de koning is onschendbaar, de ministers zijn ver antwoordelijk,en van daar dat (gelijk de interpellant nader betoogje) de naam des konings teu onregte wordt vermengd met eene daad van den minister of het ministerie. Het geeft „den valschen indruk" (precies als in deze dagen), dat die be noemingen of ontslagen „niet het werk der ministers maar van d^n koning zei ven waren", en dien vaischen indruk wenschte hij, als schadelijk, weg te nemen (eerste kamer 5 april 1850. bijblad 49/50, blz. 71. Het verlof om het ministerie over benoemingen en ontslag verleningen te iuterpelleeren, wordt na deze constitutionele toelichting ra^t 22 tegen 2 stemmen verleend. Op 8 april komt de interpellatie zelve. Zij is scherp, gloeijen- de van conservatieven wrok tegen Thorbecke, omdat op zijne voordragt eenige platteiands-reputatien niet meer herbenoemd waren. Maar dit laten wij liggen, om het volgende onder de aandacht te brengen van de voo;stellers en voorstanders der ontbinding op grond van schennis van het koninklijk pre rogatief door beoordeeling van benoemingen. De heer Hoffman, conservatief pur sang, zegt in de eerste kamer, het bolwerk immers van troon en kroon tegen over ijling en aanranding, het volgende. „Eindelijk heb ik in mijne vorige rede gewezen (zie boven) „op de zeker zeer ongepaste gewoonte, om de schuld van aiies „wat men afkeurt te wijten aan het hoofd van den staat; dat „die gewoonte ook in ons land heers ht, is misschien wel „mede daaraan toe schrijven, dat het olk veel van ministe- „riele verantwoordelijkheid heeft hooren spreken, maar daarvan „nog nimmer eenig effect heeft gezien. Die gewoonte kan „schadelijke gevolgen aankweeken, en daar ik wensch dat Va derland en Oranje de onverzwakte leuze van ons volk blijve, „vraag ik eene verklaring van het ministerie, dat die beuoe- „mingen door den koning zijn geteekend op voordragt van „het ministerie en op deszelfs verantwoordelijkheid" (eerste kamer 8 april 1850, blz. 79). Hij gaat verder en, zoo als blijken zal, zelfs te ver. Hij vraagt ook of de rapporten van de gouverneurs wel aan den koning zijn overgelegd. In één woord, hij treedt in alles wat verder met die benoemingen en de titularissen iu betrekking staat, maar de interpellatie en de afkeuring betreft de benoe mingen ja zelfs meer nog de niet-herbenoemingea van som migen, die de interpellant gaarne herbenoemd zou hebben willen zien. Doch wat er van deze conservatieve abnormali teit ook zij, er is geen zweem van gedachte aan schending van het koninklijk prerogatief of aan betreding van het gebied der uitvoerende magt. De conservatieve heer Hoffman, met sterk anti-revolutionaire tint, zegt na zijne scherpe kritiek nog dit „Ik moet by het voorstellen dezer vragen mij vrijwaren, „mijne heeren, van eene mogelijke verdenking, als zoude ik „mij verstouten, te willen inbreuk maken op een koninklijk „prerogatief; die gedachte werp ik verre van mij; het geldt „hier niet het koninklijk prerogatief zelf, maar de wijze waarop „door de ministers aan den koning wordt aangeraden, van „zijn prerogatief gebruik te maken" (ibid). Is het niet alsof de interpellatie gedaan ware met het oog op hetgeen wij dezer dagen beleven In de N. Rott. Cour. leest men een uitstekend advies geteekend door tien der voornaamste hoogleeraren in de regten aan ouze hoogescholen over de vraagof de tweede kamer door de aanneming vau de motie Keuchenius, hare bevoegd heid heeft overschreden. Zij komen tot de volgende slotsom - 1°. Dat, ook al raogt de tweede kamer de benoeming van mr. Mijer tot gouverneur-generaal hebben afgekeurd, wat wij ten stelligste ontkennen, zij daartoe dan nog volkomeu bevoegd zoude zijn geweest. 2°. Dut de vraag de eenige vraag, door de regering zelve gesteld of de tweede kamer van de staten-generaal de grond wet geschonden heeft, naar onze innige overtuiging, niet ^jet ja kan worden beantwoord, zonder regt te noemen wat onregt is eindelijk u°. Dat men op die zelfde vraag niet met ja kan antwoor- en bierep worde uitdrukkelijk gelet zonder de ne- derlandsche grondwet omver te halen. Immers eenmaal het antecedent gesteld, dat men nu stellen wil, zal de regering met volkomen regt en naar de regelen eener onberispelijke logica kunnen betoogen de onbevoegdheid van de kamer tot ongeveer elke kritiekwant, nog eens, schier elke kritiek van de verte- geuwoordigiug lost zich ten slotte op iu eene kritiek van de wijze, waarop koninklijke regeringsregten onder medewerking van verantwoordelijke ministers worden uitgeoefend. Drie utreclitsche hoogleeraren hebben zich dd. II october vereenigd met de verklaring der 10 voorgangersde namen der mannen, die in dankbare heugenis verdumtu te blijven, zijn: S. issering, van Boneval Eaure, J. E. Goudsmit, J. T. Buys, te Levdeu B. J. Gratama eu B. D. H. Tellegeu, te Groningen 1. M. C. Asser en A. E. J. Modderman te Amsterdam J. Duymaer van Twist te DeventerJ. L. de Bruyn Kops te Delft en B. J. L. de Geer, J. A. Fruin en O. van Rees te Utrecht. De heer Groen van Prinsterer beveelt in n°. XXXIX zijner Pari. Studiën de volgende stellingen ter overweging aan de kiezers aan 1°. De motie Keuchenius, wel verre van onop- regt te zijn, drukt de meening van den steller uit. 2°. Dank zij der opregtheid van den stelier, is het zijnen wederpartijders gelukt, verklaringen uit te lokken, straks met de motie ver eenzelvigd, totdat deze geënvenimeerd, geexagereerd, en ten slotte in afkeuring der benoeming en een zamenknoopsel van anti-constituiionele ongeregtighedeu geraetamorphoseerd werd. 3°. De bedoeling dezer kunstbewerking blijktaldus werd de motie, dacht men, een onwaardeerbaar steunpunt ter ontbinding der kamer met gunstige kans. 4°. Deze berekening faalt omdat a. de kamer bevoegd is rekenschap te vragen van elk gecontrasigneerd besluitb de onschendbaarheid niet den per soon des konings wegcijfert, of met een aziatischen opperheer gelijkstelt, maar veeleer beoordeelinggoed- of afkeuring van des konings persoonlijke daden (in beginsel, de modus quo daargelaten) aan de volksvertegenwoordiging en aan den minsten der getrouwe onderdanen vergund is. Men schrijft uit Nijmegen van 10 October Met het inzamelen der boekweit is men thans in deze pro vincie druk bezig. Het schoone wet'er der laatste dagen gaf daartoe goede gelegenheid. Hoewel er ten gevolge van de laatste regens veel van dit gewas is verloren gegaan, is de op brengst middelmatig. De prijzen hebben dan ook verlaging ondergaan. Met het inoogsten der aardappelen is men bijna geëindigdzoowel de kwaliteit ais de kwantiteit is bevredigend. Uit Zoetermeer meldt men dat in die gemeente, nadat zij gedurcude vier maanden van den veetyphus bevrijd was geeleven, de ziekte zich op nieuw heeft vertoond. Het aan getaste vee, zoowel als het daarmede in aauraking geweest zijnde, is onmiddellijk afgemaakt en begraven. In het begiu van het jaar zijn van Texel pl. min. 140 personen naar Noord-Amerika vertrokken, die zich hoofdzakelijk in de staten New-York en Massachusets hebben nedergezet. De van hen afkomstige berigten zijn alle iu meerdere of min dere mate gunstigeen bepaald ongunstig berigt is nog van niemand ontvangen. Alle tijdingen stemmen daarin overeen, dat indien men tegen goed loon werken wil, daar gelegenheid bestaat om brood te verdienen, hetgeen hier des winters veel te wenschen overlaat. De venetiaansche volksstemming zal veertien «lagen doren. De Hessen- Darmstadtsche kamers zijn ontbonden. In de Zwitserse he kantons Graauwbnuderlaud en Schaffhausen zijn gevallen van veetyphus voorge komen. Op het eiland Cuba zijn groote petroleum-basins on dekt. Prins Karei van Hohenzollern gaat te Konstantinopel zijn erkenning als hospodar halen. Meu verwacht een opstand der christenen in Epirus

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1866 | | pagina 2