JAM,
I
Donderdag, 11 April.
525.
1867.
KENNISGEVING.
1
ssel.
De Begrootings-Disciissieii.
joot-
rY,
4
bestrate
itingen,
n naar
de Mal-
867, en
Uitgave van A. BRINKMAN.
i
idbuis der
I
6
IAN.
GOUDSCHE COURANT.
M, Eind-
tarieven.
5 Ure.
van
zijn be
ider nadere
de Hoflaan
RECHT
)P,
DEL,
EN,
'oerd'ijk
n en naar
t.
STOOM-
liddelburg,
- Zonder
dag ’smor
en ’s mor-
6l/2 uur.
igen ’s na-
s 5 uren.
ij G F.
rDA, met
seveelheid
contant.
R a 46«/io
«7/10
>rt (Mout-
:ents; inl.
kan 67
irkte naar
lieuwerkerk
/zhet Ne-
Herthuis."
en bij den
Lange TiendeicegD. n°. 60.
Deze Courant verschijnt des Donderdags en Zondags.
In de Stad geschiedt de uitgave des avonds te voren.
De pr ij s per drie maanden is 2,franco ppostf2,25.
Advertentien van 16 regels tot des middags ten 12
ure, grootere moeten vóór 10 ure ingezonden zijn.
De prijs der Advertentien van één tot zes
regels met inbegrip van het zegel is 80 Cent, voor
eiken regel daarboven 10 Cent.
Buitengewone letters worden berekend naar
plaatsruimte.
De VOORZITTER van den gemeenteraad te Gouda, geeft,
naar aanleiding der wet van den 4r julij 1850 (Staatsblad n°.
37), kennis, dat de lijsten, de personen aan wijzende, die tot
het kiezen van leden der tweede kamer van de staten-generaal,
van de provinciale staten en van den gemeenteraad bevoegd
zijn, definitief gesloten en op de plaatselijke secretarie zijn
nedergelegd, alwaar daarvan inzage kan worden genomen op
de werkdagen, van des morgens 9 tot des namiddags één ure,
terwijl bovendien eerstgenoemde lijst is aangeplakt aan den
ingang van de St. Antboniestraat bij den Kleiweg, de tweede
aan den ingang van de groote Kerkstraat bij de Markt en
de laatstgenoemde aan den ingang van de Lange Groenendaal
bij de Gouwe aan het gebouw der luthersche kerk.
Gouda, den 9° April 1867.
De Voorzitter voomoerad,
Van BERGEN IJ ZENDOORN.
Na ongeveer veertig zittingen zijn de discussien over de be
groeting van 1867 geëindigd, en de verschillende ministers
hebben, op enkeie uitzondering, het gevraagde verkregen. Is
na dit resultaat de tijd, aan die discussie besteed, niet verspild,
en zonde niet rrij wnt meer kim fieri afgedaan zijn, dat in het
oog van velen meer nuttig was dan de jaarlijksche begroo-
tings-discussien Moge men naar de resultaten de discussie
onvruchtbaar noemen, ieder zal toch moeten erkennen, dat de
zaken, bij gelegenheid der begrooting behandeld, van het hoogste
belang zijn voor ons politiek leven. Dan toch hebben de ver
tegenwoordigers gelegenheid kennis te nemen van de geheele
staathuishouding, en alle onderdeden kunnen ter sprake gebragt
en beoordeeld worden. Dit moge tijd kosten, maar de discus
sien leveren dikwerf de stof voor volgende wetten de ministers
zijn in staat de denkbeelden der vertegenwoordigers over ve
lerlei onderwerpen te leeren kennen, en bovenal kan een naauw-
keurig toezigt gehouden worden op het besteden der gelden,
door de burgers dikwijls met moeite bijeen gebragt.
De algemeene beraadslagingen liepen hoofdzakelijk over het
gebeurde in het afgeloopen jaar. Mijer’s mystificatie en de pro
fessorale adviezen, ministeriele verantwoordelijkheid en kleurige
proelamatien, verdwijning en ontbinding werden uitvoerig, mis
schien te uitvoerig behandeld. Maar kan men het den ver
jaagden volksvertegenwoordigers ten kwade duiden dat zij, nu
hun de gelegenheid tot spreken gegeven was, die aangrepen
om het nederlandsche volk nog eenmaal luide te verkondigen,
waardoor de verkiezings-agitatie van het vorige jaar veroorzaakt
was, en waartoe die geheele beweging had moeten strekken.
De begrooting van binnenlandsche zaken werd met bijna al
gemeene stemmen aangenomen. De liberale partij toch, hoogst
tevreden met de verklaring van den minister, ten opzigte van
het onderwijs, wilde hem gaarne krachtig steunen tegen het
monsterverbond, bij de verkiezingen merkbaar en misschien ook
wel tegen eigen ambtgenooten, hoe homogeen dit ministerie
ook moge zijn. De schrijver toch van z/agitatie en pligtsbe-
trachting" zal wel niet tevreden kunnen zijn met de verklaring
van zijn ambtgenoot, dat hij vooreerst geen plannen heeft
om de wet op het onderwijs in eenig opzigt te wijzigen. Die
duidelijke verklaring van den minister deed de meeste liberalen
voor de begrooting stemmen.
Bij de begrootingen over de eerediensten werd weder de
strijd gevoerd over het noodzakelijke van afzonderlijke minis-
terien van eeredienst. Weinigen voorzeker zijn ingenomen mei
den tegenwoordigen halfslachtigen maatregel; maar terwijl de
eene partij den ouden toestand terugwenscht, wil de liberale
partij den tegenwoordigen toestand slechts als een maatregel
van overgang beschouwen, om zoo geleidelijk tot de volledige
scheiding van kerk en staat te geraken. Het ministerie schijnt
het eerste te willen, maar de kracht der liberale beginselen is
te groot om op het reeds gedane terug te komen. Men moge
nog eenigen tijd den tegenwoordigen toestand doen voortdu
ren; meer en meer zal het noodig blijken om de scheiding
volledig tot stand te brengen. Ieder kerkgenootschap moet
rich zelf kunnen besturen zonder inmenging van den staat,
die alleen heeft toe te zien, dat de algemeene wetten niet ge
schonden worden door kerkelijke instellingen.
Bij de begrooting van justitie werd de strijd weder gevoerd
over al of niet afschaffing der doodstraf; de minister betoonde
zich een ijverig volger van de overoude leer-, wooe om oog
en tand om tandvan dit ministerie schijnt men geen af
schaffing van schavotten en scherpregters te mogen verwachten,
maar de beslissing zal later volgen. Wanneer?
Oorlog en marine waren bij annexatie-plannen bedreigingen,
en luxemburgsche kwestien van meer dan gewoon belang, vol
gens sommigen, de spil waarop alles moest draaijen, en de
ministers de gelegenheid goed gebruikende, vroegen overgroote
sommen voor nu en volgende jaren.
Met een geringe wijziging is alles toegestaan. Maar wat
zullen wij van deze dingen zeggen? Wie in 1830 voor bet
regt van Belgie durfde spreken, werd door de algemeene opi
nie voor dwaas gehouden, en zoude hem, die nu van vrede
en ontwapening spreekt, een ander oordeel wachten, nu de
weerbaarLeids-epidemie het land teistert, en van het naaldgeweer
slechts heil gewacht wordt?
Slechts een opmerking. Waren alle deskundigen het eens
over de te nemen maatregelen, bestond onder hen geen ver
schil over de wijze hoe ons land verdedigd moest worden,
dan behoefde men niet te vreezen, dat die enorme sommen
nutteloos werden uitgegeven, maar de gehouden discussien heb
ben voor den oningewijde maar ai te zeer duidelijk gemaakt,
dat wij nog verre van die eenstemmigheid verwijderd zijn, en
een ander minister waarschijnlijk weder met andere event kost
bare plannen zal te voorschijn komen.
Hartelijk wenschen wij den lijder beterschapmoge de epi
demie spoedig van onzen vaderlandschen grond verdwijnen en
nimmer landziekte worden
De financiële toestand was in de laatste maanden vrij wat
verbeterd. In september 11. hoogst zorgelijk, kon de patient
zich nu verschillende uitgaven van weelde veroorlooven, en
daardoor ten hoogste verheugd, heeft voorzeker de meerderheid
der vertegenwoordigers de begrooting van den m:nister van fi
nanciën aangenomen. Wel werd hier en daar gemompeld van
onbekwaamheid, inconsequentie en andere gebreken in een finan
cier, maar men heeft overal menschen, zelfs in een vertegen
woordiging, die altijd vitten en splinters zoeken, en wier oogen
de lichtstralen niet kunnen verdragen, die van het genie
schijnen.
Eindelijk moest de minister van koloniën, de erfgenaam
mr. P. Mijer, zijn koloniaal stelsel nog verdedigen en
grooting doen goedkeuren, en niet glans heeft hij zich van
zijn taak gekwetenmet eene groote meerderheid is de be
grooting van koloniën goedgekeurd, en de minister mag de
voldoening smaken, dat het grootste gedeelte der liberale partij
hem steunen zal op zijn verderen ministerielen levensweg.
Voorzeker een vreemd verschijnsel. Twee leden van dit mi
nisterie, bij uitnemendheid behoudend met anti-revolutionairen
tint genoemd, de ministers i j binnenl. zaken en koloniën,
worden krachtig gehandhaafd door de liberale partij, en hun
eigen partij zou hen gaarne verdrijven. Reeds meermalen is
ditzelfde hier vertoond. Zoude men daaruit ook eenige be
wijzen kunnen putten voor de kracht der liberale beginselen,
waardoor zelfs tegenstanders gedwongen worden, die toe te
passen, w'anneer zij eenmaal aan de groene tafel gezeten zijn.
Behoeft de liberale partij dan te vreezen voor kiesmanoguvres
en bezoldigden laster, wanneer de uitkomst zoo schitterend voor
haar beginselen pleit?