Laatste Berichten. lö Madrid, 'J Maart. Escoriasa, afgevaardigde van i'ortorico, heeft den minister van koloniën zijn dank betuigd wegens de indiening van hel koloniaal bud get, waarop reeds sedert eene lange reeks van jaren was aangedrongen.' Berlijn, 9 M. uirt. De ministerieele lirov. Cor- renp. wijdt een woord van erkentenis aan den af getreden Beierschen minister Hohenlohe, wegens zijn streven naar een innige nationale vereeniging' tus- sehen Noord- en Zuid-Duitschlmd. liet blad ver trouwt dat het verledene eu de gezindheid van den nieuwen minister, die ook aan de sluiting van het of- en defensief tractaat tusschen Pruisen eu Beieren heeft deelgenomen, kan beschouwd worden als een nieuwe, zekere waarborg dat de Beiersche regeeriug vast besloten is, te volharden iu de tot nu toe ge volgde nationale richting harer politiek, ten opzichte van den Noord-Duitsehen boud. Bin, vooral ie'it'ii. En It H'en hier lo h weten Ira.irde heb- f ilezen win- ij«i hoogst - ermee rderd. Ie Haagache Eie", onder Bet verraoe- niul gewoed Bevang ran Ireet dat dit Ironder ver- lie eensklaps |)e stuurman te Soheve- iardiugen te n ran Sche ler dan 17 ro/en waren Ifgevnardigde Jaart jl. bij en over de vijand van Iverklaar my ir homogeen mijne po- j>l zoodanige Dit neemt wenschl in te steunen, net den toe- jrormd wordt te hebben, vereisohlen verp kunnen |e bezwaren, et otiheu9ch minister ge- atlat gisteren leken, wanrin Volgheden ver batten op het wetsontwerp aar de uit at de uitvoe- gesteld, aan Ivergelaten. Ik etten de be ngel van in- Iryp dan ook glement voor els stelt, deze oeten worden (ige liraiteS te t gesehieden j vrij zijn dat kunnen doen. sommige van daaromtrent gou verneur- zal beslissen, met den raad or het opper- Ir heeft echter lg der oproer- |eur-generaal het perken gesteld Rn wordt uiet van Indie of kinoet gekomen, inden, dan zie ens regels bij i, gronden in gt dat geeuerlci der inlandsche Iiiding van die tr bepaling zou eude macht de 'siand van grond >«n. Het hangt eeiiiiig der uit- len worden uit rechten der be ll aiuers waar is lerhuur bestaat Ie gronden, die inigeven, mogen i, door de inlan ds, ofuiteenigen fc- i's behooreude. Quacritur, geldt dezelfde bepaling voor de uitgifte in erfpacht O rond, door inlanders in erfelijk individueel gebruik bezeten, wordt, op aanvraag van den recht- matigen bezitter, nan dezen in eigendom afgestaan onder de noodige beperkingen, bij algemeene ver ordening te 9tcllen, en in den eigendomsbrief uit te drukken, ten nnnzion van de verplichtingen jegens den lande en de gemeente en van de bevoegdheid tot verkoop ann niet-inlamlers." Welke beperkingen zijn dat? Zullen daarbij be perkt worden de verplichtingen jegens den lande en de gemeente, de bevoegubeid tot verkoop aan niet-inlundcrs De redactie 's eeiiig/.ins onduidelijk. „Verhuur of ingebruikgeving van grond door in landers aan niet-inlanders, geschiedt volgens regels, bij algemeene verordening te bepalen." Geene en kele grens, en dat gaat nu wel wat te ver. Wij weten allen, dat de minister een vriend is van kortheid, van condenseren, en nu heeft de minister zijne wet zeer gecondenseerd. Dat kan goed zijn in sommige gevallen, maar het geeft altijd aan leiding tot veel onduidelijkheid en onzekerheid eenig geneesmiddel kan voor de gezondheid uitnemend goed zijn als het eenigzins gedelayeerd is, maar hoogst schadelijk ook wanneer het te zeer gecon denseerd wordt. Ik zou wenschen, dat de minister kon goedvinden niet alleen in zyne rede, niet alleen in zijne me- morien van toelichting en van beantwoording, maar ook in zyn wetsontwerp eenige regelen te stellen, eenige grens omtrent hetgeen de uitvoerende macht zal kunnen doen. Ik was geen vriend van wettelijke regeling voor Indie, omdat daardoor te groote inmenging der wetgevende macht ontstaat en het bestuur dier gewesten aan parlijbedoelingen wordt prij» gegeven. Ook de minister vindt die inmenging niet zoo bij zonder aangenaam, en in zooverre is hij eenigzins reactionair. Immers, ik herinner mij, dat een vroe ger minister bedenkingen opperde tegen die over dreven inmenging der wetgevende macht, en dat toen uit het liberale kamp daarover een baro is opgegaan Deze minister doet eigenlijk hetzelfdehij laat geene gelegenheid voorbijgaan om te doen gevoelen dat die inmenging niet goed is, en nu geen haro uit het liberale kamp van daar dat de minister die inmenging zooveel mogelijk trachtte bekrimpen eu de discussie te bekorten, door weinig woorden te bezigen. Of dit altijd het gewenscht effect heeft, durf ik niet verzekeren. Muar indien men ons wetsontwerpen aanbiedt, dan kunnen wij ook vergen, dat zij uitgewerkt zijn, althans de regel die meu geeft niet aan het gevaar blootstelt van door de uitvoering te worden op zij gezet. Wat ia nu het doel van dit wets-ontwerp P Is dat regeling van het grondrecht op Java ge lijk ik meen dat de geaehte afgevaardigde uit Rot terdam beweerde. Mijns inziens volstrekt niet. Ik zie daarin niet anders dan vooreerst, een middel om door uitgifte van erfpachtgronden op Java de ontwikkeling zooveel mogelijk te beioideren, eo ten anderebepalingen die het bestaande grondrecht van den Javaan waarborgen. Ik zie er niet eene nieuwe regeling, eene nog niet ingevoerde regeling iu van het grondrecht op Java. Is dit zoo, dan kan ik mij met die twee doel einden van het wets-ontwerp wel vereenigen, mits de erfpacht-uitgifte aan behoorlijke regelen gebonden en het duidelijk zij dat zij niet ingrijpe in de rech ten van den inlander, noch in zijne belangen. Met genoegen heb ik ook heden uit 's ministers redevoering vernomen dat dit wets-ontwerp strekt tot consolidering van de bestaande regten van den inlander. In dit opzicht ben ik dus geheel homo geen met den minister. In de zoogenaamde nieuwe 3de alinea kan ik geen onteigening ontwaren. Ik zie daarin een verbod om niet over den grond van den inlander te beschikken, noch len algeinee- nen nutte, noch voor de suikercultuur zoo lang die nog bestaan zal, dan op den voet van art. 77, dat is tegen vooraigannde schadeloosstelling en op lust van den gouverneur-generaal. Die bepaling is dus een waarborg voor het grondrecht van den inlander. Geen ber hikking zond r schadeloosstelling, ik denk zoo wel in geld nis in grond of dat nu jaarlijks of voor éénen oogst zal geschieden, of voor den tijd dat de suikercultuur nog bestaat, weet ik uiet en is onzeker. Ik kan mij dus in het algemeen met die bepa ling van de wet wel vereenigen ik hoop echter bij de nadere behandeling van dit gedeelte van het wets-ontwerp eenige nadere aanduiding van den mi nister te verkrijgen omtrent zijne bedoelingen. Ik heb van den minister met genoegen vernomen, dat hij vnn oordeel is, dnt de. gronden, tliniis door den inlander bezeten iu erfelijk individueel bezit, en die hein iu eigendom volgens dit wets-ontwerp zouden kunnen worden nfgestnan, niet vatbaar zul len blijven om aan niet-inlanders verkocht te worden. Een van de verwarringen, waartoe het wets-ontwerp van den heer Ekanshn v. d. Pitte aanleiding gaf, bestond juist daarin, dat er eigendom zonder veel omschrijving of aanduiding werd verleend en men evenwel in eeti kortcren of liiiigercn tijd die gron den voor den verkoop nan niet-inlanders beschikbaar wilde stellen. Het welbekende amendement PooitT- MAN veranderde het daar bedoelde eigendomsrecht in gebruiksrecht, waardoor de lieer Fransen v. t). Putte genoopt wns zijn wets-ontwerp in te trekken. Genoemde afgevaardigde 9tclde dit amendement voor omdat er verschil rees over de vraag, wat eigenlijk het te verleenen eigendomsrecht in de ougen vnn den Javaan beduiden zou. Wanneer dus de minister den door de inlanders bezeten en ontgonnen grond niet wen9cht vatbaar te zien verklaren voor verkoop aan niet inlanders, dan is de eigendom dien hij in wil voeren eigenlijk niets anders dan het individueel erfelijk bezit, dat de inlander thans reeds heeftdan blijft de toestand volmaakt dezelfde. Maar dan is liet ook beter om, zooals de minister in zijn eerste ontwerp en ;ils de heer Poortman in zijn amendement, te spreken van gebruikrecht van den inlander, daar het woord eigendom zeker tot vcrwarriug aanleiding zal geven, omdat het een ander begrip op het oog heeft, wel bij de Westersche volken maar minder bij de Oos- tersche in gebruik en gevat. Waarom het woord eigendom? Is dat om ge noegen te doen aan de heeren van de overzijde Ik geloof toch niet dat de minister aan een woord dat verwarring zal stichten, hechten zal De mi nister heeft toeh verklaard dat, wanneer hem eene betere redactie dan de zyne aan de hand werd ge daan, bij volstrekt niet ongenegen zou zijn om die over te nemen. Daarom zou ik den minister in overweging willen geven, om vóórdat wij tot de behandeling vnu het artikel komen, dat hierop be trekking heeft, te willen overwegen en overleggen, of het niet mogelijk zou zijn om dat woord liever in de wet te veranderen. Onverkoopbaar jigeiulom of met beperkte verkoopbaarheid is eene anomalie in eene wet waar men eigendom beweert af te staan of te geven. In Europa kent men fldei-commis, substitutie, dooile hiuid waar oiiverkoopbaarlicid regel is, maar dit zyn uitzonderingen en ik geloof niet dat het de bedoeling is die iu Indie te ves tigen. Eigendom dat niet in alle opzigte verkoop baar is, is in VVesterschen zin eigenlijk geen eigen dom. Het Westersch eigendom verschilt immers van het Javaansch eigendom in onderscheidene opzichten, maar voornamelijk hierin, dat het aan den niet-inlander, ann dengene Jie geen deel uitmaakt vnn het volk, van het land waarop het volk woont, niet verkoopbaar is en dat derden daarop rechten kunnen uitoefenen, rechten die wij eigenlijk nog niet kennen. Welnu, indien het dat karakter moet be houden, laat dan het woord gebruiksrecht en niet eigendom gebezigd worden, dan zal geene verwar ring ontstaan, en de zaak blijft dezelfde. De heer Fransen v. u. Putte heeft zich met een enkel woord beroepen op den heer Kbuchenius nis op een bondgenoot. Het oordeel van den heer KBUCHENIUS over liet welsontwerp van den minister van koloniën van 18G6 was niet zeer gun3iig. Het staat uitgedrukt in zekeren brief van den heer Keu- ciiENius van 8 Februari 18(16 en luidt als volgt: „Haddc geene scheuring tusschcu de beide ministers plaats gehad, ware het kabinet homogeen gebleven omtrent de cultuurwet, ik zou gewenscht lielibeu, dal het voorloopig verslag, daarover door de kamer uitgebracht, onbeantwoord bleef en het ontwerp zelf wierd ingetrokken; want ik zoude anders gevreesd hebben, dat zij door eene volgende kamer ware aangenomen en Uw Edel Gestr. (degeen aan wieit de brief gericht was) weet, dat ik huar even on- regtvaardig als onuitvoerbaar acht en haar de strek king toeken vnn, onder den schijn van de inlandsche bevolking met landeigendom te begiftigen, een stelsel van lamiroof in het leven te roepen" Wat den toenmaligeu minister zelf betreft, tiet de lieer Keuciibnius zich aldus uit; „Het zoude te veel gevergd zijn van éónen man te verlangen, dat hij het kwaad door FRANSEN V. t>. Putte gesticht, ten gevolge van zijn gebrek aan ervaring en staats wijsheid, weder eensklaps herslelle." Ik zeg dit niet, het is niet mijn oordeelmaar dut vnn den bondgenoot op wien de geachte afge vaardigde uit Rotterdam zich beroept. Die bond genoot sprak van Inndroof. En waarom? Oindat hij juist in dat wetsontwerp het woord eigendom gebezigd vond, omdat genoemd wetsontwerp juist ann den inlander wilde geven wat in de discussie genoemd werd If'ea/ersch eigendom, en omdat de heer Keucuenius, wel bekend met Indie en den inlander, inzag, dut deze daardoor van zijn grond zou worden beroofd, en zou n orden gedoemd te worden een arbeider voor loon, in plants van een gezeten landman. Het belang van geene maatschappij kan bevorderd worden, wanneer de gezeten bevol king verwisseld wordt in eene bevolking die arbei den moet voor loon. Wanneer mi de minister liier bedoelt eigendom, in den zin van Westersch eigendom verkoopbaar aan iedereen, onderworpen ann het Nederlunilsch-Indi9cli recht, dan gaat hij die toe komst te gemoct en is het oordeel van den heer Kbuchenius op deze alinea van het wetsontwerp evenzeer van toepassing. Dat mettertijd, wanneer de Javaan eens verzekerd is, dat over het stukje grond, hetwelk hij in bezit heeft genomen, niet meer beschikt knn worden, en wanneer dat begrip zich, na een tydperk van over gang, waarin zijn gebruiksrecht hem gewaarborgd is, meer ontwikkeld heeft, het denkbeeld van eigendom, Westersch eigendom zelf, op Java zal ontstaan bij de inlandsche bevolking, ontken ik niet maar ik vind het verkeerd het geprecipiteerd in te voeren door dwang van de wet door liet gezag. Als eene wet wordt ingevoerd ten gevolge van eene behoorlijke ontwikkeling in de maatschappij, waarvoor zij wer ken moet, draagt zij goede, anders wrange vruchten. Daarom te meer zou ik den minister iu overweging willen geven, nog te overleggen of het woord „ei gendom", met de beperkingen die er bij zijn ge- plnntsl, wel juist gekozen is. Ik zal liet hierbij laten, omdat ik anders te ver zou gaan, mij voorbehoudende om bij de behandeling van de afzonderlijke alinea's op de zaak terug te komen. Washington 8 Maart. De senaat heeft aan het financieel comité een voorstel verzonden, strek kende ter bepaling dat voortaan de helft van het bedrag vail verschuldigde invoerrechten in papier zal kunnen belaald worden. Wijders is aan dezelfde commissie gerenvoyeeril een voorstel om den mi nister van financiën te machtigen tot den verderen verkoop van goud. Londen, 'j Maart. IIet debat over de Ierselie lanilbiII is in het lagerhuis voortgezet. De Sollici- tor-Gencral heeft verklaard hoe het volk van mee- niug is dat de agrarische misdaden te verontschul digen zijn omdat de laniiquneslie niet geregeld is. Parijs, 9 Maart. Men verzekert, dat de com missie voor de drukpers-aangelegenheden een amen* dement des heeren Picard heeft aangenomen, waarhij wordt voorgesteld alle politieke delicten naar eene jury te verwijzen. In de zitting van het wetgevend lichaam zijn de geloofsbrieven van den heer Kouxin onderzocht. Het bureau adviseerde tot goedkeuring. De heeren Picard en Cochery drongen er op aan vooralsnog geen besluit te nemen, aangezien er gewichtige pro testen in aantocht zijn. Na eenige diseussien is de verkiezing goedgekeurd met 15t tegen 44 stemmen. Parijs, 9 Maart. Heden werd in de kamer de discussie over de interpellatie betreffende de Ai- gerijnsche questie hervat. Daar de heer Cremieux van het woord afzag, trad de heer 01 li vier in zijne plaats. Hij kwam terug op den woordelijken inhoud van het voorstel der heeren Lehon en Favre, om namelijk door de wet te doen vaststellen wat tegen woordig door het senatus-cousuit wordt geregeld. Met het oog hierop toonde de minister aan, dat hierin juist de fundaraenteele quaestie lag wat aan gaat het recht van de constitueerende macht. Hij noemde het on twijfelbaar, dat zekere beschikkingen, van de constitutie uitgaande, veeleer tot het domein van de wetgevende macht behooren. Aan die val- schc positie wilde hut kabinet, tol overeenstemming mei den souverein, een einde maken, vooral ook wat aangaat liet senatus-constlt betreffende de be noeming der mams, en nog ve'e nndere punten van de grondwet. De vele bezigheden die de senaat thans om handen heeft meende de heerOllivier doen echter liet tegenwoordig tijdstip minder gepast voorkomen om hein aohtereenvolgens zijn

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1870 | | pagina 3