LalND.
I
Laatste Berichten.
II D.
K.
II
p 'iisuhc kam ars
maanden gc-
Er zijo wij.
Jcr is oen nieuw
Is ttid gekomen,
ptnlewezen n,in
liet reoht tot
J de wet op het
■ooi-patronaat is
jwiantife takes
liter no en dun
1 zoo veel voor-
hinderpnlen te
leener gestadige
wkelijk veel ter-
legenwooidiging
In clericnlen het
■en te IVurzburg
uuiversiieiten
tsche professoren
«■gevormde, half-
eenige andere
Jit. dan die van
met tie leiding
lergangs-kabinet,
|ie staatsmannen,
i verkiezen rijks-
- kan men
t.rheid noeiueu.
Oer dooi1 stonde
Lm, luidde i ver-
Ie., en Czechen,
1 liet nu dien weg
In o!'de'consti-
■cunnen blijven
Ine stem wen steu-
Bu.
kt de opstandelii.-
egiilers van den
indere doctimeu-
Icoben. De insiir-
andere plaatsen
lisme schuldig ge
in Toledo, primaat
i d op de consti-
[leeld zijner geeste-
ïrm van den eed
KL.
|lj ril la de officier
vo ir den dienst
an Gtiuea dr. W,
fer van 'ezondheid
liter J. Reder met
psier, den komman-
finister van binncn-
gesteld.
ptie-onderzoek in de
up, houdende rege-
kvoegd drie nota's,
iiorm van 's Grave-
Stieltjes komt tot
Enwoordig ontwerp,
|rij direct voor het
tweestrijd is met
Itrr van oorlog op
enng van de sterkte
f/o pCt. der bevol
en door diezelfde
liet platteland nog
ligt voor een goed
luiheid, theoretische
maken zulk oen
It t ondergcieekendc
Jelieel liet doel, dat
|l t hem de tyd, nvt
even als die niiu
loescliijut." Do hr.
Knoop keurt, in zijne nota, de strekking van het
wetsvoorstel nf, dat z. i. veel goeds bevat en onte
genzeggelijk eene g-oote verbetering van het bestaaude,
maar dat hij onvoldoende aeht voor den tegenwoor-
digen tijd. De schutterijen moeten z. i. gesplitst
worden in twee duidelijk onderscheiden gedeelten
het eene gedeelte, meer op militairen voet ingericht,
moet voornamelijk de taak vervullen van het hand
haven der inwendige rust. De hr. Storm eindelijk
vestigt voornamelijk do aandacht op dén puut, nl.
op do weinige bruikbaarheid, die onze schutterijen,
ook volgens dit ontwerp, zullen hebben onmiddellijk
nadat zij gemobiliseerd zijn en dos om uadel.jk
het leger te hulp te kunnen komen.
Omtrent de bezwaren door de rogeering tegen
de dienstregeling op de lijn 's Ilage—Gouda gemaakt,
meldt het Fad., dat zij daarin bestonden, dat de re-
geeriug meende, dat de weg nog niet den last zou kun
nen dragen vttn zooveel treinen, ah de directie wilde
laten loopeu, omdat de spoordijk nog pas gelegd is
over ecu veenachtigen en drttssigeu bodem. De di
rectie heeft de gegrondheid der opmerking erkend
en daaraan gevolg gegeven.
Vo'gens den Brusselschen correspondent van
het Vaderland zou het tusschen Nederland en Belgie
gerezen geschil over de verhooging van den aecyns
op het gedistelleerd wel in der minne vereffend wor
den. De oorzaak van het misverstand zou daarin
zijn gelegen, dat de mini r van fitianoiëu, de heer
Frére Orbati', verzuimd heeft aan zijn ambtgenoot
voor buitent. zaken te vragen, of er ook een trnc-
taat bestond, dat de ontworpen verhooging van het
recht op gedistelleerd in den weg stond.
Bij de behandeling van 't ontwerp tot wijziging
der nrrnwet en wel bij art. 2 luidende
«Art. 22 van tie wet van 28 Jan ij 1854 (SAia/s-
blai it. 100) wordt gelezen als volgt
„Het burgerlijk of algemeen, het gemeugd arm
bestuur of, bij gebreke daarvan, bet bestuur der
gemeente, waar de arme zich bevindt, beslist zonder
beroep op de aanvraag om onderstand dergeneu, die
verkeerett itt liet geval bij het vorig artikel bedoeld"
stelde «Ie Heer Gluexiiuis Grata Ma voor om eene
nieuwe alinea vatt den volgenden inhoud daaraan
toe te vorgen
„Alleen dan, wanneer blijkt, dat het bestuur eener
gemeente, het burgerlijk of algemeen, of bet gemeugd
armbestuur iemand op «enigerhande wijze hebben
aangespoordovergehaald of gedwongen of op welke
wijze ook in den ruimsten zin hebben doen aan
sporen, overhalen of dwingen om vnu verblijf te
veranderen met het doel dal hij zich zou bevinden
in eene andere gemeente op het oogenblik, waarop
hij onderstand zal behoeven, is de verleende on
derstand verhaalbaar op de gemeeute te wier be
hoeve die aansporingen, dat overhalen of de dwang
zijn geschied.
„Gedeputeerde staten beslissen het deswege ge-
rezen geschil."
Dit amendement werd door den heer de Brauw
ondersteund. Hij zeide
Mijnheer de Voorzitter, ik heb in 1854 de ar
menwet met eenige warmte op alle punten verde
digd, behalve op het punt van het daarin aange
geven domicilie van onderstand. Ik heb my er
niet tegen verklaard, maar ontveinsde mij niet de
bezwaren die aau het domicilie van onderstund, de
geboorteplaats, verbonden konden zijn.
Hoezeer mij die bezwaren voorkwamen niet on
juist te zyn, zoo gaf ik evenwel mijne stem aan
het toen bepaalde onderstandsdomicilie, omdat ik
die van de vierjarige inwoning vau de wet v.ut
1818 bij ondervinding kende en ik oordeelde dat
die bezwaren volstrekt voorziening vorderden. Ik
meende mijne adlttesie niet te mogen weigeren aan
eene poging i-rn die mooielijkheden te verwijderen.
Ik deed dit aadat ik 'r. allen geval de aanwijzing
van een domioilie van onderstund, onafhankelijk
viu de willekeur van den behoeftige, noodzakelijk
aihtte. Onderstandsdomicilie toch is eene bepaling
vt.n orde, en die het oiiderstandsdomicilie opheft,
dreigt wanorde te stichten.
De Minister heft nu het domicilie van onderstand,
de geboorteplaats, geheel opeigenlijk kan men
zeggen, heft hij alle domicilie van onderstand op;
want wanneer men, gelijk hier tien behoeftige de
bevoegdheid geeft om overal waar hij verkiest, on
derstand te vragen, kalt men dit geen domicilie van
onderstand noemen. Immers een behoeftige, die
zich heden hier bevindt, zal morgen naar Delft,
Rotterdam of Amsterdam kunnen gaan, en overal
do bevoegdheid hebben om ouderstand te vragen.
Dit is volstrekt niet in het leven roepen van een
domicilie van onderstand, maar do behoeftige volle
vrijheid geven om naar hartelust aan zijn willekeur
bol te vieren.
Ik geloof dat daaraan vele bezwareu verbonden
zullen zijn, die nu nog niet den zijn te voorzien,
muur waarvan men sommigen nu wel reeds kun
voorspellen.
Ook in ons land was er een tijd dat er geen
domicilie van onderstand washet was in vorige
eeuwen. De schromeli .'.e verwarring "'as lu' ge
volg van dien toestaanlandlooperij, bedelarij tea
plotten lande, het i egzendeli van behoeftigeti tril
de gemeenten waai zij zielt bevonden, ett het weren
der armen in de gemeenten, waar z.j zich vestigen
wilden het stellen van borgtogt, noten van indem
niteit en diergelijken waren later het gevolg toen
er eenige meerdere orde kwam het was ecu heen
en weder hekken door het geheele land van be
hoeftigeti, waardoor bedelaars, landloopers en mis
dadigers gevormd werden, lit het stukje, dat ons
allen naar ik meen, toegezonden is onder den titel
„een noodlottig ontwerp", overgenomen uit een
der Groninger couranten, worden eenige van de
gevolgen geschetst, die ht. gevolg waren van het
gemis van het domicilie van onderstand, llit bet
geschiedkundig onderzoek omtrent het armwezen
door tien heer de Bosch Kïmi'er, ons voormalig
medelid, geschreven, en dat bekroond is geworden,
blijkt niet minder welke gevolgen het gemis van
eene goede regeling van bet domicilie van onder
stand heeft gehad, lu 1C95, onder anderen, werden
door do Staten-Generaal en de Staten van Holland
op nieuw plakkaten uitgevaardigd tegen de bedelarij
en landlooperij, ontstaan uit de slechte regeling van
het domicilie van onderstand, waarin wij lezen dat
wanneer de landdrosten vermits de menigvuldigheid
of resistentie der bedelaars eenige hulp mogten noo-
dig hebben, de dorpsklok moest geluid worden, en
dat, zoo de bedelaars resistentie mogten bieden, zij
zouden kunnen dood geslagen worden. De dood
straf was toen naar het schijnt nog niet afgeschaft, men
paste ze toen zelfs toe via facti. Eu in Gelderland
werden in denzelfden tijd in het Ambt Over-Betuwe
4 bedeljagere aangesteld, in wier instructie stond,
„dat zij eenen goeden liottd moesten hebben, en
met eenen bouwer en een geweer gewapend zijn".
Zulk een wanorde was er door het geheele land,
dat deze en dergelijke maatregelen, en toen niet
voor het eerst, ttoodig waren. In dien tijd was
ieder in zijne stad of dorp te huis en moest en
behoorde daar onderhouden te worden, maar lang
zamerhand gingen de behoeftigeti elders werk zoeken.
Trokken zy naar andere gemeenten, dan werden zij
danr niet ontvangen, zij trokken weder naar elders
en zoo ontstond dat trekken van behoefligen dat
zulke noodlottige gevolgen had.
Nu moet men in aanmerking nemen de omstan
digheden van dien tijd zoowel als van den tegen-
woordigen. Wilde men beweren dat ten gevolge
van deze bepaling dergelijke gevolgen te vreezen
zouden zijn, dan zou meu schrcinelijk overdrijven.
Niemand heeft thans de bevoegdheid om iemand
uit zijne gemeent' te tver.-., ieder heeft het regt
zich neder te zetten overal, waar hij wil. Evenwel,
het rijk weert personen die het vreest dut aan de
armenkassen vervallen zullen het weert toch vreem
delingen die zonder raiddel van bestaan in het
land komen. De gemeenten mogen dat echter niet.
Maar nl kan dit nu niet geschieden volgens de wet,
dan kan het toch builen fie wet plants hebben
niets is toch gemakkelijker. Wij hebben nog van
den minister gehoord, boe lieden, die in eene ge
meente komende, onderstand en onderkomen vroegen,
werden verwezen naar eene schuur zonder dak. Die
lieden zijn vertrokken en men heeft niet meer van
hen gehoord geen wonder, met zulke middelen
kan men de behoeftigen gemakkelijk uit zyne ge
meente doen verdwijnen en hen naaf elders dryven.
Meent de minister nu dat de gemeentebesturen
dergelijke middelen niet zullen te baat nemen, al
is liet maar om van een tijdelijke ondersteuning
bevrijd te worden Wanneer nu een persoon vraagt
om onderstand, wordt het hem geweigerd (dit kon
immers volgens den inhoud van d. artikel) en hij
trekt naar eene andere gemeenteook daar wordt
hem onderstand geweigerd. VVeder naar eene andere,
met hetzelfde gevolg. Dat gebeurt eenmaal, tien
maal, honderdmaal, in de elfhonderd gemeenten die
cr zijn, en indien men nu Vermenigvuldigen kan,
kan men gewaar worden hoe groot die trekkende
behoeftige bevolking langzamerhand worden kan.
Zullen de gemeentebesturen het niet doen Het
zou verkeerd zijn, zegt de minister. Dat geloof ik
ook. Maar heeft men geen ondervinding van
hetgeen de gemeentebesturen gedaan hehbett onder
de wet van 1818 en volgens den minister ook
onder die van 1854 Zou de minister deuken dat
de gemeentebesturen tloor deze bepaling op een*
van uard zouden veranderen en geen middelen meer
zouden aanwenden, om zich te ontslaan vau deu
last vatt onderhut. I tier behoeftigeti, die zich in
hunne gemeente zouden wensclieii te vestigen Ja
zelfs die er gevestigd zijn Is het niet in hun
belang? Indien meu dal niet kuit aannemen (het
zou ook ongerijmd wezeu), dan tuoet meu immers
tot de conclusie komen dat er gegronde vrees bestaat
dut de gemeentebesinreu die middelen direct uf
indirect zullen aanweuden en wy eene soort vau
vlottcude bevolking zullen krijgen, die in den aan
vang niet groot zul zijn, maar langzamerhand moet
en zal vermeerderen.
Een behoeftige, zegt de minister, die zieh uit
de eene gemeente naar de andere begeeft, zal on
dervinden dat hij ook daar weinig of geen onder
stand kan krijgen, en hij zul daar niet kunnen bljj-
ven hij zal terugkeeren naar de eerste gemeente
of naar eene andere gaan. Volkomen waar, eu als
hij nergens te regt kan komen zul hij trachten aan
den kost te komen door rondtrekkende op het plat
teland eenig werk te verrigten, eu zoo dit niet
gaal te bedelen of, zoo als meu het noemt, op den
boer te loopen. Dat is juist wat ik vrees, dat het
gevolg zal zijn van deze bepaling, ten gevolge
waarvan de artne ot derstand kan vragen op de plaats
waar hij zielt bevindt.
Desniettegenstaande zal ik mij niet er tegen ver
klaren, otn dezelfde reden waarom ik mij ook in
1854 niet verklaard heb tegen het aannemen van
de geboorteplaats als domicilie van onderstand, hoezeer
ook daar kennelijk groote bezwaren aan verbonden
waren. Men heeft de bezwaren met betrekking tot dat
domicilie ondervonden en komt er nu na IC jaren op
terug. Zoo kan men er ook op terugkomen als
blijken mogt, dat de thans voorgestelde regeling
verkeerd is. Het zou misschien iets zwaarder vallen
als mijtte previsie verwezenlijkt werd, dal er eene
groote vlottende bevolking ontstaan zal, maar ge
schieden kan het.
Er is echter eene remedie tegen in de wet, en
deze is dat de bedelaars, wanneer zy veroordeeld
zijn, in de koloniën worden onderhouden voor re
kening van het rijk, want de gemeenten zullen al
dus redeneeren Wat heb ik met den behoeftige,
die eigenlijk in mijne gemeeute niet behoort, van
uoode? Ik wil mijne kas niet met zyn onderstand
bezwareu laat hij dien elders zoeken van gebrek
omkomen zal hij niethij zal bedelen en dan is
hij ten laste van het rijk. Zoo zul men overal rede
neren, en het gevolg zal zijn, dut de man, als hjj
inderdaad behoeftig is, gedwongen wordt te bedelen,
gecoutlemtteerd zal worden eu voor rekening van
het rijk onderhouden. Ik zie hierin dus een genees
middel tegen da kwaal van het rondtrekken dier
lieden.
Ik meen, dat de minister ook het argument ge
bezigd heeft, dat men dat rondtrekken tegenwoordig
niet ziet omilat de armen aan hunne gemeente
gehecht zijn. Neen, ik tvil liet aannemen, tegen
woordig bestaat het kwaad niet; de armen zijn
gehecht aan hunne plaatsmaar meu lette er wel
op, thans is er reu domicilie van ouderstaud, eu
in hel vervolg zal dit niet beslnan. Do positie vau
den arme verandert wel niet, tnaar wel de verhou
ding van de gemeentebesturen tot de behoeftigen.
Daar is mede in deze regeling een kwaad, waaraan
ik heb willen remediëren door liet voorstellen van
een nieuw artikel. De voorgestelde regeling dreigt
ook de famiiieti der behoeftigen uiteen te scheuren.
De heer Heemskerk heelt reeds op de gevolgen
van deze bepaling, met het oog daarop, gewezeu.
In de nog geldeude wei is bepaald, dat het on-
derstandsdouiicilie vatt de vrouw en de minderja
rige kinderen dut van den man en vader is. Ik
vrees nu dat het thans voorgestelde een kwaad zal
zijn, omdat de behoeftige eu ondersteunde iu eene
gemeente zijne vrouw en minderjarige kinderen naar
verschillende gemeenten zal zenden om in hunne
ongelukkige positie zooveel mogelijk onderstand te
erlangen. Dit drijft ne familien uileen en zou zeer
demoraliserend werken. Om dit nu tegen te gaan
strekt mijn amendement, dat later in behandeling
zal komen. Op dit oogenblik wilde ik minder art.
2 bestrijden dan wel mijn amendement eenigzins
toelichten.
Parijs, 1» April. Men verzekert dat de procla
matie van den keizer op Zondag e. k. verschijnen
zal, te gelijk met het decreet, waarbij de dag voor
de stemming bepaald wordt. Op Maandag e. k.
zullen waarschijnlijk de openbare vergaderingen een
aanvang nemen. De stemming zal iu één dag af-
loopen.
In deu Senr at heeft de heer de la Guéron-
nière betoogd, hoe het welslagen van het plobieoit
voor goed den waan van sommigen zal te niet
doen, als zou Frankrijk door het vrjjzinnig régime
verzwakt zijn. Frankrijk beweerde hij moet
krachtig zijn, en Europa moet van die krnoht over
tuigd wezen. Prins Napoleon woonde de zitting
niet bij.
lv|: