11
V
Ht
hl
X5
i. cnpr OlLtniddelijke
.1,111 het Euro peso lie
|t handel en nijverheid
■ordering der bronnen
t gevolg zou zyu.
Rijnspoorweg werd dezo
heer Araeshoff. Deze
In van de geschiedenis
de gewichtige belan-
:le wenschen diedaar-
In feest, zeide hij, was
li j, gelijk wel eeus
Iv n de vermeerdering
Ts. Daarna noodigde
]i e gasten uit zich te
|i tuin. In dien tuin,
aangekomen, werden
nissie ontvangen, en
tnssie, den beer mr.
|r den heer Auieshoff
tagelSohe aandeelhou-
beantwoord. Voorts
ë-miiBicale plaats, uit-
der grenadiers eu ja-
Jl er Dunkier.
In pro viseerde feestzaal
et was een waar too-
toiletten en de bloem
Ie lijverden tot opluis-
|heel vormde dan ook
cl. Het behoeft wel
eene opgewekte stem-
Is volkomen geslaagd.
Jin Oranje, de prinsen
plomatie, de leden der
Ban state, der rechter-
fcle en militaire autori-
|ni. enz., waren allen
pers was onder de
De orde was onhe
lder fraai; lang zal de
lenis blijven.
juist zijn, dan zullen
lar 's Gravenhnge ver-
voorrn. 6.56; 8.21
12.63 1.56 3.31
1.31; en van 'sGra-
6.6; 7.408; 9;
3.35; 5.45; 7.30;
Blijk vandalisme hebben
|n'ii nacht al de kussens
van den Rynspoor-
ht de bedoeling geweest
Itle lijn Gouda's Hage
li et bereikt. Utr.Dbl
Ing zal morgen (woens-
g< in de sociëteit „Ons
vergadering houden,
Iworkzaamheden, ander-
lid eenige wijzigingen
horige vergadering om
aantal leden niet be-
Oii, dal uu blijken zal
want liet is niet ge-
eraal te laten aauleu-
Jverig betooiion in de
|lyk? belangen. De ver
doel de bevordering
ereikt worden, als men
lij bet opkomen als er
|t nog te veel aan onze
jioe moeien vooral de
In, waar allen, ook de
luien o-ei al de voor-
legenheid is ter besprg-
pilige beginselen.
Mot wijziging der nrm-
lordt gelezen als volgt:
|i rging in bedelaarsge-
Jii'lloopers, krachtens de
Ik van tjlrufregt of der
pl latillad u°. 102), eu
van de ouders kuü-
irugbezorging der onder
pilen naar de bedelaars-
lr ïleging gedurende die
|ng;
Ityk."
Ingesteld door den lieer
nobler 2°. te voegen
tio op hun verlangeu
II ksgcitichteu voor be
landere Rijlisinrigtingen
paffen nan of verzorgen
en achter de woordenzijn ten lastt van het Rijk,
te voegen
Door Ons wordt bij algemcenon maatregel van
inwendig bestuur bepaald waar en aan wien de
behoer'igc met het verzoek, bedoeld iu n°. 3 ziub
heeft to vervoegen.
„Onze Minister van Binnenlandsche Zaken beslist
omtrent dit verzoek."
De hfgr DE Bjva.u\v, het woord bekomen hebbende
tot toelichting van zyn amendement, zegt: Bij de
algemeene beraadslagingen is door den heer Heems
kerk 'iz. de twijfel geopperd, of wel, bij het ver-
vnllen van artt. 33 en 62 uit de wet tot regeling
van het armbestuur, door den regter zou kunuen
wonen toegepast art. 19 van de wet van 1854
ter i ake van de bedelarij, omdat dit artikel onder
stelt dat er inrichtingen bestaan, waar de behoef-
tigen, om niet te behoeven te bedelen, verpleegd
kunmn worden, even als art. 274 van den Code
Pénnl. Het besluit van 19 Augustus 1859 (Staats
blad n° 82) regelt de bestemming van de gestich
ten te Ommerschans en te Veen huizen, en die be
stemming is het verplegen van verooi deelde bede
laars. Evenwel geelt art. 2 van dat besluit ook
aan de gesiichten de bestemming, om lieden aldaar
•te verplegen die niet veroordeeld zijn nis bedelaars,
maar zich bij de gemeeutebestureu hebben aangemeld
om te worden opgenomen, ter voorkoming Jat zij
behoeven te bedelen, daar zij geen werk kunnen
vinden. Maar dat art. 2 is gebaseerd op art. 33
der wet op het armbestuur, hetwelk er ook in wordt
aangehaald, en nu wordt afgeschaft. In zooverre
zou de vrees van den lieer Heemskerk verwezenlijkt
kunnen worden, dat, nu de zoodniiigeii niet moer
in de gestichten te Ommersebaus en Ie Veenhuizen
klinnen worden opgenomen, de bedelarij ophoudt
strafbare daad te zijn. Zal de strafwet op den duur
hare toepassing kunnen vinden, dan moet er gele
genheid zijn om die lieden op te nemen. Die ge
legenheid moet voorlvlooijeu uit een koninklijk be
sluit, dat gegrond is op de wet. In het geheele
wets-ontwerp (en in 't vervolg in de wet) w- !t
echter niet meer gesproken van inrichtingen wa. in
ter voorkoming van bedelarij personen kunueii op
genomen worden en daarom in de eerste plaats heb
ik mijn amendement voorgesteld. Wordt het aan
genomen dan is er iu de wet bepaald dat er ge
stichten of inrichtingen van wege het Kijk zullen
zijn, waarin ann armen, die verlangen er in opgenomen
te worden, werk of verpleging kan worden verschaft.
lieu tweede motief voor mijn amendement is, dat,
wanneer het Kijk de kosten van de veroordeelde
bedelaars op zich neemt, liet ook consequent de
kosten moet dragen vail hen, die, om niet te be
delen, werk verlaugeu. Men kan, dunkt mij, die
kosten van verpleging niet laten ten laste van de
gemeente waar de arme zich bevindt, alleen omdat
hij zich daar bevindt, Het zou eene groote onbil
lijkheid zijn de gemeentebesturen te belasten met de
verplegingskosten van heu, die weuschen te werken,
maar geen werk kunnen vinden en daarom verlan
gen opgenomen te worden in de daartoe bestemde
gestichten, die volgens het Str ifweiboek en de wet
van 1854 moeten bestaan. Mij dunkt, hij die de
kosten draagt van verpleging na veroordeeling, moet
ook die dragen welke strekken om de veroordeeling
te voorkomen, liet is mij voorgekomen, ofschoon
ik het niet zeker weet, dat de Minister, bij het ont
werpen vau deze wet, aan die aangelegenheid niet
heeft gedacht. Intusschen is het eene gedachte die
moet opkomen, zoodra men de kosten van do ver
oordeelde bedelaars voor rekening van hel llijk neemt.
Dit zijn de beide motiven voor liet voorstel, dat
ik de vrijheid hel) genomen aan het oordeel der
Vergadering te onderwerpen.
Het amendement van den heer de BhaL'w wordt
ondersteund door de heeren Saaymans Vader, van
dkr Does de Willebois, Li yben, van Akerlaken,
van Goltstein en Kien en komt mitsdien iu be
raadslaging.
Nadat dit amendement door den minister en de
heeren v. Houten, v. Loon en v. Lijnden bestre
den en door de heeren v. Klyk, v. Akerlaken,
v.j D. Does de Willebois, Saaymans Vader en v.
Nisfen v. Seyenaer verdedigd was, zeide de heer
Dl! Brauw
In de eerste plaats wil ik dc qusestie van het
strafregt en de wijzigingen daarin door den minis
ter voorgespiegeld, behandelen.
Is het juist te spreken van eene fictie ten aan
zien van de inrigtingen ter voorkoming van bede
larij Ik erken dat de tegenwoordige toestand niet
beantwoordt aan hetgeen de Franscbe strafwetgever
verlangd heeft. Deze verlangde dat er voor elke
gemeente of voor een rayon van gemeenten eene werk-
inrigting of "eu werkhuis zou zijn, waarin de armen,
die zich niet helpen kunnen, hunne toevlugt zot' len
kunnen riemen. Wanneer een arme in dien toestand
verkeert, kan hij zich bij hot gemeentebestuur ol'bij
het bureau dc bienfiiisanoe aanmelden en verzoeken
in zoodanig gesticht opgenomen te worden.
Die toestand is bij ons gewijzigd. Door vroeger
de koloniën vau weldadigheid, nu dc gestichten tc
Ummersehaus en Veenhuizen to bestemmen als ge
stichten voor alle gemeenten, is wel voldaan aan
de strafwet, maar toch is de toestand veranderd.
Het is niet zoo gemakkelijk meer voor een uvme
om opgenomen te worden in een werkhuis als liet
strafwetboek veronderstelt en ook dc wet van 1854,
die in substantie hetzelfde bepaalt als art. 274 Code
Pénnl, Eene fictie echter is het niet, want het ge
beurt. De minister heeft zelf gezegd dat er 2U0
van die vrijwilligers in de gestichten te Ummersehaus
en Veenhuizen zijn. Ik weet ook uit eene andere
betrekking dat hier en elders soms personen zich
aanmelden en werkelijk worden geplaatst. Maar
waarom vindt meestal geene opzending plaats? Om
dat die opzending dikwijls verzocht wordt door va
lide personen, die eigenlijk te lui zijn om werk te
zoeken cn deze gelegenheid uit gemakzucht te baat
nemen als de uood te hoog klimt. Tot hen zegt
men: ga werk zoeken eu gij zult het vinden. Dan
gebeurt hei veelmalen dat die valide personen werk
vinden, en anders gaan zij over tot bedelarij om in
de kolonie verpleegd te worden. 7egt men dus in
algemeenen zin dat er tegenwoordig eene fictie is,
dan bedriegt men zich, en de fictie die men hier
heeft willen vooropstellen moet ik bestrijden. Wan
neer thans een behoeftige zich aanmeidl om werk,
kan hij naar de Ouituerscliaus gezonden worden,
maar liet behoeft niet te geschieden. De deur is
dus open, maar niet zoo wijd als het Frausohe wet
boek vitn strafregt veronderstelde.
Er is dus niet alleen geen fictie, maar er is mo
gelijkheid ah esse ad posse valet consequentia.
De minister wil de strafwet len aanzien van be
delarij wijzigen, lii welken zin? Volgens de stel
ling van den minister zal niemand zich meer kunnen
aanmelden om naar de Ommerseharis te gaan ten
einde liet bedelen te ontgaan. Dit ligt consequent
in de denkbeelden van den minister. Maar dan zal
geen regter ooit een bedelaar veroordeelcu eu als
du minister vau justitie, zij bet ook met dc hulp
van den minister van binnenlandsche zaken, hier
voorstelt om de bedelarij te stralfcu in liet algemeen,
zonder dat er gelegenheid zij om iemand builen de
noodzakelijkheid te brengen om te bedelen, dan zal
geen wetgever zoodanige bepaling aannemeneene
bepaling die voorschrijft dat een arm man, eene
arme vrouw of een arm kind, om hulp vragende
aan zijnen beter bedeelden natuurgenoot wijl zij geen
brood en geen dak hebben, moeten worden veroor
deeld wegens bedelarij. Nergens, geloof ik, is zulk
eene tvelgeving, en ik hoop dat Nederland haar ook
niet zul bezitten.
Zet men die deur niet meer of minder wijd open, dan
is er in het algemeen geene strafwet op de bedelarij
mogelijk, dan met de grootste onregtvaardiglieid.
Er kunnen wel strafbepalingen daartegen zijn art.
275 bijv. van den Code Pénal moet blijven bestaan
de heeren v. llo'JTEN en V. LïNDEN wezen reeds
op dat artikel. Maar wat zegt dat artikel? Dat
valide bedelaars, die hun werk van bedelen nuikeu
in plaatsen waar geen inrigting voor bedelnrij be
slaat, moeten veroordeeld worden. Men moet dus
onderscheiden onze tegenwoordige strafwet op de
bedelarij straft hem die bedelende wordt bevonden
in eene plaats, waar eene inrigting ter voorkoming
vau bedelarij bestaat of hij al of niet er zijn werk van
maakt, eu al of niet valide zij maar bovendien
stelt art. 275 strafbaar de valide bedelaars ook wan
neer er geene inrigting is ter voorkoming van be
delarij en als zij hun werk van bedelarij maken.
Dit zijn dus tivee verschillende kategorien. Nu
moet de heer v. Houten niet beweren dat de regler
toch bedelarij zul straffenja, wel valide bedelaars,
die er hun werk van maken, mnar dat is niet ge
makkelijk te bewijzen, cn dat zijn de minsten, doch
niet degenen uie bedelende in de gemeente worden
gevonden het is dus onjuist, te meeneu dat de reg
ter, wanneer er geene wijziging in dit wetsontwerp
komt, art. 19 der wet van 1854 zal kunnen blijven
toepassen. Ik blijf van meening, dat geen wetgever,
cn deze kamer evenmin als eeuige wetgever in eeuig
land, het eenvoudig vragen om eene aalmoes straf
baar zal stellen wanneer er geene gelegenheid is liet
bedelen te ontgaan. Dit teil aanzien van de strafwet.
Wat nu betreft de bezwaren, zoo door (leu mi
nister als den heer v. Houten en andere sprekers
tegen mijn amendement ingebragt, zij lossen zich
allen eigenlijk op iu één bezwaar, dat door den mi
nister het eerst is aangevoerd, namelijk gij schept
stHUtsarnienzorg. Ik betwist dat hier meer staats
armenzorg wordt gecreëerd dun liet wets-ontwerp zelf
doet, en daarom betwist ik ook de meeuing van
den heer v. Houten, dat bet amendement niet in
de ockonomie van de wet past; het regelt alleen
iets wat niet geregeld is. Welke verandering wordt
in de oekonomie vau de wel gebragt, wanneer men
bepaalt dat de kosten van verpleging van hem die
zich vrijwillig aanmeldt om naar de Ommerschans
te worden gezonden ten einde bedelarij te outioopen,
door het rijk zullen worden gedragen Geen do
minste. Do verpleging te bekostigen van veroor
deelde bedelaars even als die uoodig om de verooi-
dceliug te ontgaan hebben immers betrekking op
dezelfde gedachte? liet is dezelfde zaak. Nu zegt
de minister dat de gemeenten al die lieden naar
de Ommersolians zullen verwijzen en zoodoende zou
uien een groot werkhuis krijgeu. Mijnheer de voor
zitter, de gemeentebesturen hebben niet te verwijzen.
Wanneer ieniaud zich bij een gemeentebestuur aan
meldt om onderstand, dan moet het beslissen of die
ouderstand zai gegeven worden ja dan neen eene
verwijzing komt hier dus niet te pas. Volgens
mijn voorstel beslist en verwijst do minister. On
derstelt nu eens dat het gemeentebestuur den on
derstand weigert, maar den arme zegt dat hij zou
kuiiiieu vragen om nanr de Ommerschans te gaan,
zal de arme dat dan weldoen? Eii strijdt zoodanig
beweren niet met hetgeen wij in deze disoussie van
den beginne nf gehoord hebben van den minister
en anderen ter verdediging vnn de wel? De arme,
zeide men gevoelt volstrekt geen lust om naar dc
Oramersehans te gaan. Wanneer zich iemand bij
eene gemeente om onderstnud aanmeldt en meo ver
wijst hem naar de bedelaarskolouie, dan zal hij daar
voor bedanken. Vooral zal dit liet geval zijn, wan
neer 's ministers profetie mogt opgaan, om die kolonie
zoodanig in te rigten, dat het verblijf aldaar niet
zeer aangenaam zal wezen. Derhalve zal de arme
eerst in deu uitersten nood vragen om daarheen te
gaan, en zullen die gevallen zich nog minder voor
doen dan thans, ik ducht dus niet de gevolgen
vau deze bepalingen, welke de minister eu anderen
daarvan vreezeu,
Het amendement is in overeenstemming met do
geheele oekonomie van de wet. Wanneer de mi
nister voor rekening van liet rijk tieemt de kosten
vnn de veroordeelde bedelaars, dan moet hij ook
eveneens doen met diegenen die zich aanmelden om
in de bedelaarskolonieu te worden opgenomen, ten
einde niet te bedelen. Gebeurt dit niet, dan zal deze
wet bedelarij in het groot doen ontslaan.
Wanneer een arme om onderstand vraagt, zullen
de gemeentebesturen geneigd zijn hem onder de hand
aan te zetten tot bedelen, zoo hij niet iemand is die
in de gemeente thuis behoort. Immrrs dan is het
gemeentebestuur van dien arme geheel af.
Wordt de gelegenheid dus niet opengesteld en moe
ten de gemeentebesturen den onderstand in de ko
lonie zejf betalen, dan zullen zij hem danr nooit
heenzenden, maar hem door weigering van onder
stand of ook door indirecten drang brengen tot
bedelarij.
Om die wanorde in de maatschappij zooveel mo
gelijk te voorkomen, heb ik dit amendement voor
gesteld. Nog een enkel woord ten aanzien van ce
wijziging der strafwet.
Wanneer de minister van justitie zou ondernemen
de strafwet op dit punt te wijzigen, dan vraag ik,
na nl de baivijzeii, die de minister gehad heeft van
de moeijel ijk heden, verbonden» aan het partieel wyr
zigeu van onze wetgeving, of zoo iets een goed
gevolg belooft? Ik geloof het niet. Ik vermeet)
dat dit voorstel volkomen strookt met de wel, et)
een noodwendig complement daarvan is, wil men
geen wanorde stichten. Het is regtvaardig om <le
kosten van de verpleging van lien, die zich vrijwillig
aangeven om in de beilelnarskotonien te worden op
genomen, voor rekening van het rijk te doen komen,
evenzeer als die van verdleging der veroordeelden
het een hangt met liet ander naauw zameii. Ik
wensohte mij niet te verklaren 'egen de wet, maar
indien mijn amendement niet wordt aangenomen,
zou ik er misschien ine moeten komen, omdat de
logica mij zegt, dat wanneer wij niet eene dergelijke
bepaling in de wet brengen, men bedelarjj in het
groot in het leven roept.
Hierop voerden de heer Sandberg en de minister
nog tegen en de heer Heemskerk Az. voor't amen
dement t woord en daarna werd het amendement
vai: den heer de Brauw, strekkende om achter
2°. van art. 7 te voegen
,/3°. verpleging van lien die op hun verlangen
worden opgenomen in de Rijksgestichten voor bede
laars en lnndloopers of andere Rijksinrigtingen be
stemd tot het werk verschaffen aan of verzorgen van
armen."
en achter de woorden: zijn ten laste van het rijk
te voegen
«Door Ons wordt hij algemeenen maatregel van
inwendig bestuur liepaild waar en aan wien de
behoeftige met liet verzoek, bedoeld in u°. 3, zich
heeft te vervoegen.
aOnzo minister van binneul. zaken beslist omtrent
dit verzoek",
in stemming gebragt, wordt met 50 togen 18
stemmen verworpen.
Tegen hebben ge«temd de heeren Rutgers van
Rozenburg, Luyuen, Bi.ussJS van Olu-Alblas,
Begram, van Wasjunaar van Catwijck, Lentino,
van Delden, ('remkus, Wksterhoff, du Marchib
t