Laatste Berichten. 1 ui van het l'iohtcrtje vnn 10 stoep nou I to glijden en Jmstaudigheid trie rijtuigen finkend# was, Achthuvcn lad het geuoe- ood te redden, men ons uit I 'cpartements- en slechts 11 lieerscneu oer nrdigeu aard hkel kind aan van 1 Sep- trachool met eid tot eene hooi benoemd ipcn, H. de ett, te 'sG ra- er is dinsdag van de sui. regeering was na verwerping ti. Artikel 1 met dl tegen met 42 tegen r tracht is nu o, :ig ingevoerde reglement op 'teli Iudië, met er vangen door ikereiiltuur op schikking over ng voor eigeu t van het jaar r 1878 wordt, erking treden king voor elke erminderd." Ilegie van toe- de hervormde opgeroepen tot p Dinsdag den hbcld algemeen 'ie dagen later, •Hl. v. h, Re/ft, derlandsche ju- eraber van dit vcnhagc. bijeenkomst, Ie quaestie door ronel, Mackay, ike en de Jong Lgd, gehouden, nogmaals eene lke een g.ooter i.itgenoodigd en vastgesteld. liberale gazetten en Vader gelief- f verheven, r illiberale partij, d'Anetban, De te voegen, dat Langrand, den in zijne geldon- teunden. nheer Pietcr De reu hiervoor rij- deze getuigenis francsDal is s gingen bij de hun uan te raden d te geven de zoon van den n grootcn intrest sten zich in het imigen af! „LfltigfnnÜ betaalde al degenen, die hem in zijn gelijjacbt hadden geholpen, en hij vluchtte met zijnen buit naar Amerika. «Nu zitten de geruïneerde onnoozelaars in het verdriet „Van liet begin af hebben wij otize lezers gewaar schuwd tegen hel heilig bedrog van de onderneming Langrand maar helaas de onnoozelaars uiuehlmi ohs blad niet lezen 11" Bij de algemeens beraadslagingen over het wets ontwerp tot nfschnlfing der doodstraf, zeide de heer DF, BllAUTV „In inijn gemoed en uit mijn aard ben ik een Voorstander van de afschaffil g der doodstraf. Ik zoe zelfs zeer cne'gd vtin mijne slem nan dit wets ontwerp te schenken, maar ik heb bezwaren. Lr is ééne zaak die hij inij moet vaststaan, voor dat ik, mijne stem geef aan ecu wets-onlwerp als het onderhavige; ik moet namelijk op goede gronden de zekerheid hebben, zooveel die mogelijk is, dat dc doodstraf in alle mogelijke gevallen als de hoogste straf kan worden gemist en dat de straf, die men er voor in de plaats wil stellen, hetzelfde effect zal hebben als dc bedreiging van de doodstraf, die tot dusverre altijd en in alle landen is beschouwd als de hoogste en zwaarste straf, geövenredigd aan de zwaarste misdrijven. Welnu, Mijnheer de President, die overtuiging bestaat bij mij nog niet, en ik zal de verdere de batten afwachten, inzonderheid 1 e'.geen de minister Van justitie lot aanvulling van z;jne memorieu van toelichting en beantwoording en tot voortzetting van de diseussien met den beet Heemskerk, gelijk in de memorie van beantwoording ten aanzien van (Hegs nola is te kennen gegeven, in het midden zal brengen om te zien of mijne overluigiug daaromtrent meer kan gevestigd worden dan tot nog toe liet geval is. Ik zal mij uiet begeven in theoretische beschou wingen, hetzij wjjsgeerlge, hetzij theologische, ten aartzien van het noodzakelijke of geoorloofde van doodstraf. Laat ik dit zeggen, dat naar raiju oor deel de maatschappij niet alleen het regt heeft om de doodstraf te bedreigen, maar ook den pligt, wanneer zij begrijpt dat de bescherming van het individu niet behoorlijk kan worden verkregen dun door de doodstraf. Ik heb de memorie van toelichting et: beautwoor- J ding met aandacht herhaalde malen gelezen. Ik heb Ook, en in vroeger tijd en vooral in den iaatsten tijd, veel gelezen over liet onderwerp dat ons thans bezig houdt, maar ik heli nergens dén objectief bewijs gevonden, dat de totale afschaffing van de doodstraf, in welke maatschappij ook en inzonderheid in de onze, eene noodzakelijkheid is. Ik gebruik bel woord noadtakelijkheiii, omdat de considerans van het wets ontwerp luidt i „Alzoo wij in overweging genomen hebben, flat liet noodzakelijk is de doodstraf af te schaffen.* Een waar woord ja, dat moet het wezen indien men de doodstraf wil afschellen, moet die afschaffing niet wenschelijk in liet oog van som migen, niet eene subjective overtuiging van dezen of genen, maar eene objective waarheid, wezenlijk eene noodzakelijkheid zijn. Is die afschaffing eene noodzakelijkheid, men viag de doodstraf niet behouden is de noodzakelijkheid niet bewezen, inen mag noch moet haar afschaffen. Welnu, waar is het bewijs In de memorieu van toelichting en beantwoording, in al wat ik gehoord en gelezeu neb, dat zij eene noodzakelijkheid is? Wat ik heb gevondeu, zijn subjective beschou wingen tegenover subjeotive beschouwingen. In tie memorie van toelichting, vind ik, ligt eeue schoone bewijsvoering in het belang der zaak, waaraan ik alle buide breng, maai wat ik niet heb gevonden, is het bewijs dat de afschaffing moet geschiedeo, het bewijs, dat zy inderdaad zonde; gevaar kan ge schieden. Tegenover iedere beschouwing, tegenover ieder citaat in de stukken en de disoussusn voor opgezet, kan eene andere even plausible beschouwing, een citaat van even groote autoriteiten, worden gesteld. Ik zdu u tot in het oneindige kunnen bezighouden, indien ik citaten vnn dien aard wilde geven. Zoo is al hetgeen de heer Thonissen lieden ochtend door den geachten spreker uit Boer- mond aangehaald daaromtrent gezegd heeft, we- derlegd door den heer Pibmez j een subjeotief oordeel van Thomssen, ecu subjectief oordeel van Pijimbz, en zoo gaat bet ook én met de overige autoriteiten èn met de beschouwingen die men ontwikkelt. Het krachtigst argument en ik erken dat het krachtig is - vóór de afschaffing, is de feilbaarheid des regters het is mogelijk dat de regler een dood vonnis uitspreekt daar waar hij, op een verkeerden weg gebrngt, te goeder trouw en volgpns eed en pligt, voor waar aanneemt wat met der daad niet waar is. Maar let wel op, dat dc voorbeelden, daarvan aangehaald, meestal zijn uit Belgie en Frank rijk, en dut daar door de jury regt wordt gesproken, sur mon linie et ma consciense, zonder reden te geven van baar oordeel. Maar bij ons, waar do regter rekenschap van zijn gevoelen moet gevcu en bepaal delijk bij de wet voorgeschreven bewijsmiddelen moet kunnen aangeven tot bewijs der feiten waarop hij zijne overtuiging kan gronden, ïvaar hij een cu ander moet motiveren, is dit gevaar zoo groot niet, ja, zoo niet onmogelijk, althans tot flus ver zeer zeld zaam. lntussclien wil ik de feilbaarheid des regters niet wegcijferen dwaling is en blijft mogelijk. Maar zijn or geene andere middelen om nan die feilbaarheid te gemoet te komen, zonder daarom nog de doodstraf uit de ry der straffen te doen verdwijnen V Ik meen dut die middelen beslaan, zonder mij daarin nu Ie willen verdiepen. Men heeft ook onderscheidene voorbeelden nange- li"o!d vu" 'and»- waar de doodstraf is afgeschaft. Men weet dat in onderscheidene van die siaien ue doodsiraf ook weder is ingevoerd. Dat er landen zijn waar do doodstraf is afgesohnft, kan dal een argument zijn Wat ik in de memorien van toe- liehliug en van beantwoording gezocht heb en dat zou een argument zijn is het beivijs dat dc afschaffing der doodstraf geen verkeerde gevolgen heeft gehad. Maar daarvan wordt gezwegen. Fei len moeten wij hebben, in het leven getreden na ile afschaffing der doodstraf, feilen, die aaiilooncn dat de afschaffing geen verkeerde gevolgen hóeft geli.ul. Wat beteekent het dal in een of anderen kleinen staat de doodstraf is afgeschaft, ivanueer men niet weet welke gevolgen die afschaffing gehad heeft Wat beteekent het dat in 11'6S de afschaffing heeft plaats gehad in Saksen en Zurich, wanneer men niet weet welke gevolgen die afschiiffiing geluid heeft? Men kan er niets anders uit utleiden dan dat de doodstraf kan worden afgeschaft. Maar dat behoeft men ons niet te zeggen wanneer inen uit die afschaffing als voorbeeld gevolgen wil trekken, dan moet men liet effect kennen dut de afschaffing elders geluid heeft. Dan moet men dat effect ken nen uit langer tijdsverloop dun van een of twee jaren. Een ander argumentGedurende jaren is de doodstraf niet uitgevoerd, ten gevolge van het ge bruik maken van het regt van gratie, cu toch zijn de zware misdrijven niet vermeerderd, lk geef het in zekere mate loe, maar zuiver is het argument niet, ivant indien de doodstraf gedurende eenige jaren niet is uitgevoerd, dan was zij toch bedreigd, en niemand kou weten of zij niet in eenig geval toegepast zoa worden. Nu zou het langzamerhand zekerheid gaan wor lei), want nu begint men met de uitspraken tut de doodstraf den spot Ie drijven, als een gevolg van eene handelwijze die mij voor komt minder met den geest der grondwet, met die onzer wetten, met gezonde begrippen eu met den eerbied voor reglerlyke uitspraken te slrooken. Maar de memorie van toelichting, wel verre van argumenten te leveren, waaruit men zou kunnen besluiten dat het noodzakelijk is om de doodstraf af te schaffen, geett argumenten voor liet tegendeel. Ik bedoel de vermeerdering van de misdrijven nu 1854, waarop etrfór 1S54 de doodstraf was bedreigd. Juist de twee misdrijven waarop de doodstraf is afgeschaftkindermoord en brandstichting onder zekere omstandigheden, zijn in aanzienlijke mate uil dien tijd vermeerderd, Geloof nu niet dat ik de vermeerdering van die misdrijven geheel op rekening wil stellen van de afschaffing van de doodstraf. Maar men moet toeli niet zeggen dat die vermeerdering uitsluitend aan andere omstandigheden geweten moet moet worden. Andere omstandigheden kunnen haar effect gehad hebben, maar men kan nimmer beweren, dat zij niet htt gevolg zijn van de afschaffing van de doodstraf; en alzoo de kracht van dit feit ver minderen. Wat is nu het gevolg van hetgeen ik heb voor opgesteld Dat ik in omni casu vóór het behoud van de doodstraf ben Neen het resultaat is dat ik voor bet oogenblik nog geen zekerheid bel* en kan hebben, Ln ik durf zeggen dat uieinuud de zekerheid kan hebben, dat de afsohuffiiig niet die gevolgen zal hebben die wij na de afschaffing op de beide bedoelde gevallen hebben kunnen waar nemen, dat namelijk sommige misdrijven, en juist degeeu die het tn"Cst plaats hebben, vermeerderen zullen. In die onzekerheid en die onzekerheid kan misschien opgeheven worden wanneer ik den minister van justitie zal gehoord hebben is niemand geregtjgd een wapen uit de hand te werpen, dat het leven eu de eigendommen der iugezeteuen beschermt. Of dat wapen veelvuldig of weinig wordt toegepast, doet niets ter zake zoolang die onzekerheid beslaat, mogen wij bet wapen niet uit de band geven. lk ben altijd een voorstander geweest van eene aanzienlijke vermindering van de gevallen waarin de doodstraf in liet strafwetboek bedreigd wordt. Ik zou het een verslandigen stap noemen, indien men de doodstraf afschafte voor een aanzienlijk aantal misdrijven waartegen die nu veel te kwistig is be dreigd, maar dat men ze behield voor enkele zeer zware, waarvan sommige helaas niet zeldzame misdrijven, en dat men, ten einde te gemoet te komen aan het bezwaar vaa de ondeelbaarheid der doodstraf, dan nog voor die gevallen aan den reg ter de gelegenheid gaf verznehtendo omstandigheden toe te passen. Dan gaf men liet wapen niet uit de hand. Dan zou oen stap gedaan zijn tot eene uekouisligc afschaffing der doodstraf, die ik ook, evenzeer als zij die voor dit wets-ontwerp gesproken hebben, wonsch eenmaal uit de rij onzer straffen te zien verwijderen. ik wil reeds nu zeggen dat ik aan het oordeel der kamer eenige amendementen zal onderwerpen ill den geest, waarin ik zoo even sprak, in den geest dut de doodstraf voor enkele feiten be houden blijft, met bevoegdheid tot het aannemen «au v-.rzacl.tn., Ic omstandigheden. Die amendemen ten zal ik reeds nu op liet bureau van den voor zitter nederleggeu. Daarbij behoud ik mij natuur lijk voor, al worden die amendementen verworpen en ik word door den minister overtuigd dut er hoegenaamd geen gevaar bestaat in de afschaffing, zoodat ik met vrijinocd'glicid tot, de conclusie kan komen die men ons voorstelthet is noodzakelijk dat de doodstraf wordt afgeschaft, dan ook nog voor dit wets-onlwerp te stemmen. Ik vrees echter dat dit laatste niet lint geval zal zijn. Na al hetgeen wij vernomen hebben, weet ik uiel hoe men op ob jective gronden eene overtuiging zou kunnen vesti gen waaruit noodwendig volgt de noodzakelijkheid om deze straf uit de rij on/.er straffen te doen verdwij nen. ik vind het daarom nuttig, ten einde van de gezindheid der kanier zou kunnen blijken, nan de vergadering reeds nu de amendementen mede te deelen die ik zal voorstellen, waarvan het eerste art. 1 der wet betreft, zoodat daarbij al dadelijk het beginsel zal kunnen worden uitgemaakt. De door hem voorgestelde amendementen waren I. Art. 1 te lezen als volgt: „I)e doodstraf wordt afgeschaft iu alle gevallen waarin zij door de burgerlijke strafwet wordt be dreigd, behalve iu die bedoeld in de artt. 86, 87, 296, 299, en AO 1 van liet Strafwetboek. II. liet tweede en het derde lid van art, 3 te lezen „door tuchthuisstraf van twintig tot veertig jaren voor de misdaad voorzien bij art. 303 van het Strafwetboek, voor manslag voorafgegaan, vergezeld of gevolgd doyr eenige andere misdaad of een wanbedrijf en voor kindermoord, anders dan in de gevallen omschreven in art. 13 u®, 3 ea 4 der wet «au 29 Juuij 1854 (Stil. n° 102); „door tuchthuisstraf van vijf tot vijf en twintig jaren voor de misdaden voorzien bij de artt, 76, 77, 7 9, SO, 81, 82, 83, 91, 94, 95, 96, 97, 125, 316, 344, 365 en i8l van het Strafwetboek, en voor brandstichting anders dan in het geval om schreven bij art. 13 n°. 5 der wet van 29 Junij 1854 (Stil. u°. 102)." III. Art. 4 te lezen als volgt: „Wanneer iu de gevallen van de artt. 1, 3, en 6 de beschuldigde, het zij uit hoofde zyner jonge jaren, hetzij wegens dwang, bevel, billijke vrees, verleiding, bekrompenheid van verstand, de gering heid of het vrijwillig herstel des nadeels door de misdaad toegebragt, of andere verzachtende om standigheden, een aanmerkelijke vermindering van straf mogt verdienen, kau de doodstraf vervangen worden door tuchthuisstraf van twintig tot veertig jaren, de tuchthuisstraf van twintig tot veertig jaren door gelijke straf van minstens vijf jaren en de tucht huisstraf van vijf tot vijf en twintig jaren door cor rectionele gevangenisstraf van drie jaren minstens. IV. Art. 6 te lezen als volgt „De poging tot misdaden waartegen de doodstraf is bedreigd, wordt gestraft met tuchthuisstraf van twintig tot veertig jaren; tot die waartegen in art. 3 tuchthuisstraf van twintig tot veertig jaren is be dreigd, met gelijke straf vau tien tot vijf en twin tig jaren en tot die waartegen, iu art. 3, tuchthuis straf van vijf tot vyf en twintig jaren is bedreigd, met gelijke straf van vijf tot vijftien jaren. V. Den considerans van het wets-or'werp te Jezen: „Alzoo wij in overweging genomen hcböen dat het wenschelijk is de doodstraf in vele gevallen, waarin zij nog is bedreigd, af te schaffen en door andere straffen te vervangen;" POLITIE. Gevonden en aan liet bureau van Politie gebracht een geruite zijden halsdoek. Regthebbende kan die aan gemeld bureau terug bckomeu. Parijs, 1 Juni. Het officieel orgaan bevat een decreet waarhij de prefecten van Algerie worden ontheven van hunne ondergeschiktheid aan de gene raled, die iu dc provinciën bevel voeren. De pre-' feeten zullen vourtaau alleen van den keizer afluwi-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1870 | | pagina 3