Nieuws en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
BRANPte BODEGRAVEN.
N° 905.
1
Zondag, 12 Juni.
iide ziektc)j
d'IJSSEL.
Nationale Militie.
De brief van den Heer Cremer.
Koopirig 1870.
EOsT,
aden.
De inzending van advertentien kan geschieden tot één uur des namiddags op den dag der uitgave.
~>70, des voorm.
v n do Societeit
_iule te Goudavan
dienende beneden
IDAPPELEN-AF-
t gunstig gevolg
s WONING, in
wijk I, n°. 58,
Inend^ Js C-LA G-
fc Nieuwe Haven,
da, hebbende ook
i Gang
Iin de Boelekade,
cr. met grond vóór
;om van den gemee-
rzwellen wetering
overdekt Jagt, ge-
aziena", groot 25
5NTARIS, en lig-
ïenover den Groe-
I< u infonnatien bij
I IROOGLEEVER
NTE
l.STFALEN.
van het eenige
universeel Ge
vallende ziekte,
r van versehei-
Iiste.
kIe Hollandsclie
lattende, gratis,
co. Bestellingen
berd.
[Dinsdag 's morgens
en 's morg. 7 uren.
r\.
tlijke dagen 'snam.
5 uren.
\aarten.
GIJNEN van TULE,
iiüOEK, KANT enz.
|[S.
vqué en Reisdekens.
I) tte Randen.
ll!o mogelijke dessins,
laren en Kapokma-
Iist, Tentlinnen.
ii gekleurde franje,
V ergulde Garnituren
Iibouretjes.
l verder al wat tot
GOUDSCHE COURANT.
Do uitgave dezer Courant geschiedt ZONDAG,
WOENSDAG en VRIJDAG. In de Stad
geschiedt de uitgave in den avond van
DINSDAG, DONDERDAG en ZATER
DAG. De prijs per drie maanden is 1.75,
franco per post 2.
ADVERTENTIEN worden geplaatst
van 15 regels 50 Centen; iedere regel
meer 10 Centen. GR00TE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
Ontvangen bij D. v. H. Labberton:
Van N. te O. f 10.—
de leerlingen der openb. Burger
school voor meisjes alhier - 14.51
Ontvangen bjj mr. J. Fortuyn Duoogleever
Van J. J. - -.50
Een wissel, groot - 60.
Vau H. M. N. - 2.-
Met het vorige 349.245
A FKONDIGIN G.
De BURGEMEESTER van Gouda, brengt ter
algemeene kennis, dat ingevolge art. 138 der Wet
op de Nationale Militie van den 19" Augustus 1861,
(Staatsblad n°. 72), de Inspectie der Verlofgangers
voor de Gemeente Gouda, is bepaald op Vrijdag
den 24" Junij 1870, des morgens ten 10 ure.
Dal daaraan behooren deel te nemen de Verlof
gangers der Nationale Militie, van de ligdagen
1866, 1867, 1868, en 1869 voor zoo ver zij vóór
den 1" April 11. in het genot van onbepaald verlof
zijn gesteld, (daaronder Jok begrepen dezulken, die
tot eene andere Gemeente behooren, doch thans in
Je"e Gemeente woonachtig zijn), welke Verlofgangers
op voorschreven dag en uur zich behooren te be
vinden op de Stadstiromerwerfaan de Turfmarkt alhier.
Worderde bun voorts medegedeeld
a. dat zij volgens art. 140 der genoemde wet,
ter inspectie behooren te verschijnen in uniform
gekleed en voorzien van de Kleeding- en Uit
rusting-stukken, hun bij het vertrek met verlof
medegegeven, van hunne Zakboekjes en van
hunne Verlofpassen
b. dat zij, volgens art. 130 dier wet, worden
geacht onder de wapenen te zijn, niet allecu
gedurende den tijd dien het bedoeld onderzoek
duurt, maar in het algemeen wanneer zij in
uniform zijn gekleed, zoodat zij, die ongere
geldheden als anderzins plegen bjj het gaan
naar de plaats voor het onderzoek bepaald,
gedurende het onderzoek en hij het naar huis
keeren, te dier zake zuilen worden gestraft
volgens het crimineel wetboek en het reglement
van krijgstucht voor liet krijgsvolk hier te lande,
bij genoemd art. 130 toepasselijk verklaard.
e. dat hij die door ziekte niet kan verschijnen
een attest van een geneesheer of heelmeester,
door den burgemeester geviseerd, moet over
leggen, cu
d. dat degene, welke zonder vergunning absent is,
volgens de wet met arrest zul worden gestraft.
Gouda, II" Junij 1670.
l)e Burgemeester voornoemd,
De GRAVE, W. 1». B.
De Heer J. J. Cremer, de bekende letterkun
dige, de schrjjver van Bruur Joapik, Arme
Samuël en Anna Rooze, heeft een openbaren
brief geschreven aan Z. Ex. den minister van
binnenlandsche zaken. Die brief is het eerst
verschenen in liet Vaderland, daaruit in andere
bladen overgenomen en nu laatstelijk ook af
zonderlijk verkrijgbaar gesteld. Nu, dit alles
is niets vreemds voor den Heer Cremkk, want
hij is gewoon dat zjjn geschrijf, onverschillig
of het romans in 3 dln., vluchtige novelles ot
openbare brieven zjjn, met open armen wordt
ontvangen. Welk ander letterkundige zou zoo
veel voor Mejjer Heijntans hebben opgebracht
als Cremer met zjjn Thijs de smid t Hjj is een
geliefd, een populair auteur, het publiek houdt
van hem, en zoowel zijne pennevruchten als
onovertreffeljjke voordrachten vinden overal en
terecht een feestelijk onthaal. Daar komt bjj,
dat hij bijna overal bekend is. Daar is wel
licht niemand, die het land in die mate lezende
is doorgetogen als hjj, overal heeft hjj betrek
kingen aangeknooptoveral vindt bjj voor elk
liefdadig doel medewerking en sympathie.
Hoe komt het dan, dat deze openbare brief
nu reeds het derde pleidooi is, dat hij in zake
de fabriekskinderen contra den Nederlandsclien
wetgever houdt en dat de sympathie van 't Ne-
derlandsche volk voor den schrijver verkoelt,
wanneer dat onderwerp door hem wordt aan
geroerd Het is reeds vele jaren geleden,
dat de Heer C. in eene hede doch niet om geld
liet eerste welsprekend pleidooi voor de fabrieks
kinderen gaf. Het boekje werd veel gelezen;
de kindertjes werden beklaagd en daar bleef
't bij want er was eene commissie aan 't werk,
door den koning benoemd, om een onderzoek
naar den toestand der fabriekskinderen in te
stellen, en dat onderzoek moest men niet voor-
uitloopen. Eindelijk verscheen in het vorige
jaar het rapport dier commissie eu haar resul
taat was: wettelijke regeling van den fabrieks
arbeid is niet aan te bevelen. De voorzitter
dier commissie echter kon zich bij dat resultaat
niet nederleggeu bij het rapport schreef hij een
afzonderlijke nota, waarin hij de wettelijke re
geling vau dien arbeid aanprees. IudcStaton-
Generaal gingen stemmen op, ten einde van de
regeering hare inzichten te vernemen; het in
zicht der regeering was, dat de publieke opinie
zich krachtiger moest uitspreken.
Dat was aan geen doove gezegd! Weldra ver
scheen het tweede pleidooi van den Heer Cremer
in den vorm van een request aan den koning.
In een algemeen petitionnement scheen toen
den aandrang tot wettelijke regeling gelegen te
zjjn. Uit alle oorden vernam men: ook hier
is 't adres van den Heer C. ter teekening ge
legd; maar van zeer weinige plaatsen vernam
men dat het werkeljjk geteekend werd, niet door
enkelen maar door de meerderheid. Wjj ge-
looven niet te veel te zeggen, wanneer we be
weren dat bet adres is in 't water gevallen.
Men hoorde er niets meer van. Zoo de Heer
Cremer in zjjn beroep op het Nederlandsche
volk ontvankeljjk was, dan heeft hjj de zaak
verloren, want hoewel de publieke meening zich
niet openljjk tegen de wettelijke regeling van
den fabrieksarbeid heeft verklaard (hetgeen nog
niet noodig was), zou toch de weinige belang
stelling, die het adres als zoodanig ondervond,
zeker niet ten voordeele daarvan getuigen.
En thans komt de Heer Cremer met zjjn
derde pleidooinu geen bede, nu geen request,
maar een openbare brief aan den minister van
binnenlandsche zaken. De bedoeling is natuur
lijk om spoedig met een ontwerp voor den dag
te komen, dat dien arbeid regelt. >De volks
stem heeft gesproken en zjjn wensch tot den
koning gericht. Gjj hebt dien wensch ver
nomen; en, wanneer gij nu in des konings naam
de handen aan 't werk slaat, ik bid U, vergeet
dan toch de vele stemmen onzer eerste Indus-
triëelen niet, en vergeet Macaulay niet, en
vooral niet dat de behandeling dezer volkszaak,
na zoovele jaren wachtens, spoed vereischt,
grooten spoed, want de verdrukking van die
ellendige kleinen moet een eind nemen in ons
vrjje dierbare Nederland.
Excellentie, Minister van binnenlandsche za
ken, men wacht op U
Is dit niet forsch gesproken V Vooral na al
wat voorafging? lloe boeiend, hoe we' akend
ook deze brief is, hjj overtuigt cvet j. als al
't andere, dat over die wettelijke regeling retds
het licht zag, Minister! Gjj hebt de volks
stem willen hooren. Ik heb mijne landgenoot