Nieuws ei; Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. 1870. N"WATER, N°- 961. uw dntvangen: Vrijdag, 21 October. F 81 iiaiitiiiiclanus Inombwil (l'IJSSEL. Afkondiging. Plaatselijke Belasting. i van STATEN" ENT pep stuk. De inaending van advertentien kan geschieden tot één uur des namiddags op den dag der uitgave. r ii mi jaiMi |l j A. BRINKMAN, Langen i. J. or>T" i,rVeenen. tut, difn 10 Sept. 1869. ipoedijBte per gewone Expe- |en 50 1 eschjes ANATHERIN UEd. zult door het steeds |enemen gebruik bemerken, dat lier zeer heilzaam is; van on - |er gebruikers heb ik dan ook ernem|n, dat het uitmuntend intwoorlt. Vooral voor tand- fadikaal jmiddel, dat wordt mjj iker veiZekerd. achtinheb ik de eer te zijn pil. Dietaar, J. DRAGER. Gouda'bij L. Schenk, winkelier vijk A 123; te Rotterdam bij F. (li., npot.1, en A. Schippereijn C0., uikel)te 's Hage bij J. L. F. C. i.eyilen te An sterdam by F. van Wind- koophuis te Scho j E. Noordijk te Utrecht te Oudewater by T. J. ohoven bij A. Wolff. igeluk teeft een bril te moeten leste oorrjeelen over den last, het priies va t dat artikel en zoude even z n dien te moeten ge- bestaat een middelallen, wier ft in den .hoogsten graad zijn ver- arvan oittalagen worden door het van l'tr. Cüantomelanus ling der togleden zal men de her- |Ur afgematte en verzwakte oogen n. zooda j men in vele gevallen de li ten vaat |aar vooi gebruiki |an kevr velen it aerkbaar brtdurend Id it lettei ■Iiderlijk 1 vel zeggen eer één flacon I ook zij, die nog geen i, is dat het middel om id te blyveu, by velen, toch reeds het beginsel aanwezig; men lette maar verpligt is op verderen i zich dubbel verloonen, i, dat de oogen beginnen e1 bcvinc Ib.iar a 6 li 8TH, ).vKER, weste |1 n TENS Oo: IniZEN depots i Welt li gebruikt ct. per flacon bij 'ouda. .tulen ragensiraat, Rotterdam. CHLUTER, Lmolenstraat C°. Utrecht. ons rylc. duundar en Dinsdag 's morgens werl lagen 's tnorg. 7 uren. 'DAM p gelijke dagen 'snaiu. Voorlijks Uetourkaarten. enigs buten dienst. GOUDSCHE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt ZONDAG, WOENSDAG en VRIJDAG. In de Stad geschiedt de uitgave in den avond van DINSDAG, DONDERDAG en ZATER DAG. De prijs per drie maanden is f 1.75, franco per post f 2. ADVKRTENTIEN worden geplaatst van 1 5 regels a 50 Centeniedere regel meer 10 Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Ge- meen te Gouda. Gezien het besluit van den Heer Commissaris des Kouings in de Provincie Zuid-Holland, herinneren, ten gevolge van hetzelve, de Ingezetenen dezer Ge meente, aan de hun by Art. 42 der Wet op de Personele Belasting vau den 29 Maart 1833 (Staats blad n°. 4) opgelegde verpligting tot het doen van auppletoire aangiften wanneer zij, met betrekking tot nieuwe aanschaffing of verwisseling van belastings- voorwerpen, vallen in de termen van Art. 27 der voormelde Wet om namenllijk als Dog, of zoodra zulks liy beu in bet verder gedeelte vsn het belast baar j'-sr het gevnl mogt warden, zich te adresseren aan den Ontvanger van 's Rijks Belastingen, ten einde een biljet ter invulling te bekomen, en daarbij deze aangifte re bewerkstelligen; en zulks ten einde bevrijd te blyven van de strafbepalingen vervat in- Art. 35 en 39 dei voormelde Wet, welke voor de kelaugbebhenden ter Secretarie dezer Gemeente steeds ter visie is liggende. Gouda, den 18° October 1870. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, DROOGLEEVER FORTUIJN. van HERGEN" IJZENDOOKN. Druk '|u JL Hrickiaaa. i. Sedert de laatste vjjf jaren is meer dan vroeger de aandacht gevestigd geweest op de belastingen die de gemeentebesturen kun nen heffen tot dekking der plaatselijke uit gaven, hoewel reedt' in de Grondwet een schets van 't gemeente-belastingstelsel werd gegeven. Art. 142 der Grondwet toch bepaalt: „Het besluit van een gemeentebestuur tot het invoe ren, wjjzigen of afschaffen eener plaatselijke belasting wordt voorgedragen aan de Staten zijner provincie, die daarvan verslag doen aan den Koning, zonder wiens goedkeuring daaraan geen gevolg mag worden gegeven. „De wet geeft algemeene regels ten aanzien der plaatseljjke belastingen. „Zjj mogen den door- en den uitvoer naar en invoer uit andere gemeenten niet belem meren." Die schets wordt verder in de wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad. n°. 85) uitgewerkt en er moet dus eene bepaalde oorzaak zjjn von de belangstelling die de plaatselijke belastingen in de laatste jaren trekken. Die reden is gelegen in de wijzigingen welke die wot in 1865 onder ging bij de wet vau 7 Juli van dat jaar (Staatsblad n°. 79). Het stelsel tot 1865 voor namelijk in zwang, bestond hierin, dat de ge meenten door opcenten op 's rijks belastingen in hare uitgaven voorzagen. Dit stelsel had zeer veel goeds. De heffing toch geschiedde op die wjjze veel gemakkelijker en vooral met veel minder kosten, zoodat bij de veranderin gen die de gemeentewet in 1865 onderging dat stelsel gehandhaafd bleef overal waar dit met de gewijzigde omstandigheden mogelijk was. Evenals vroeger worden ook nu nog een gedeelte der inkomsten der gemeenten gevon den uit opcenten op de hoofdsom der grondbe lasting en op die der personeele belasting. Het bedrag dat daardoor b. v. in onze gemeente wordt ontvangen is bjj de begrooting voor 1871 geraamd op ƒ16260.t. w. 40 opcenten op de belasting op de gebouwde eigendommen, 10 op die op de ongebouwde en 25 op de per- soneele belasting. Datzelfde stelsel werd tot 1865 ook gevolgd bjj de verbruiksbelasting of acejjnsen. Art. 267 der gemeentewet schrijft als regel voor: „de plaatseljjke belastingen op voorwerpen van ver bruik, waarvan binnen de gemeente rijksaccijns wordt betaald, wordengeheveu, door mid del van opcenten." Nadat de staat gebroken had met het stelsel der accjjnsen en den eersten stap gedaan om zich langzamerhand van de verbruiksbelasting te ontdoen, was het noodzakelijk dat eerst de gemeenten hare financiën regelden, want juist in de opcenten der accijnsen was het funda ment der plaatselijke belasting gelegen. De opcenten op de directe belastingen toch waren vrij beperkt, doch wanneer daarvan slechts 't maximum was geheven, dan kon (Art. 250) het verbruik van voorwerpen, aan rijksaccjjns onderhevig, even hoog worden belast als de hoofdsom van dien nccjjns, dus met 100 "/o. ia zelfs kon zjj in enkele gevallen op bepaalde artikelen worden verhoogd met anderhalf maal het bedrag van den rijksaccijns. Door de afschaffing der accijnsen ontviel dan ook ann de meeste gemeenten een zeer belang rijk gedeelte barer inkomsten en 't was daar om dat de wijziging van die artikelen der ge meentewet in 1865 werd noodig gekeurd. Om aan de behoeften dier gemeenten eenigszins te geuioet te komen, werd haar in de eerste plaats het recht gegeven om over ten hoogste vier vjjfde gedeelten van de opbrengst der rijksbe lasting op het personeel, dat in haar kring werd geheven, te beschikken. Het rjjk dat al- zoo tot nog toe de geheele opbrengst der per- soneele belasting voor zich behield, stelde daar van hoogstens */t ter beschikking der gemeenten. Voorts werden de opcenten op de gebouwde eigendommen belangrijk verhoogd, nl. van 15 op 40 gebracht, doch de opcenten op het per soneel werden niet toegelaten, tenzij de opcenten op de grondbelasting het maximum hadden bereikt en daarenboven een hoofdelijke omslag of andere directe belasting werd geheven, wel ker opbrengst minstens gelijk stond met het bedrag der te heffen opcenten op het personeel. Hoewel de overige belastingen die de ge meenten kunnen heffen, zoowel in de wet van 1851 als in die van 1865 voorkomen, werd in de laatste toch meer aandacht gewijd aan eene belasting, die sedert in zeer vele gemeenten is ingevoerd en die wellicht ook spoedig door ft rjjk zelf zal worden te baat genomende in komstenbelasting. Zoowel de wet van '51 als die van '65 spreekt van „hoofdelijke omslagen of andere plaatselijke directe belastingen, welke geheven worden naar grondslagen, die voor een billij ken maatstaf van het inkomen der belasting schuldigen te houden zjjn," maar het belangrijk art. 244 der wet van '51 werd bij die van '65 vervallen verklaard. Dat art. bepaalde dat eerst dan die belasting kon worden geheven wanneer de opcenten op de gebouwde eigen dommen tot 10, op de ongebouwde tot 5 en de overigen tot 15 waren opgevoerd. Door de weglating van dut art. moet tegen woordig het fundament van de plaatselijke be lastingen gezocht worden in de hoofdelijke om slagen en wanneer dat tot nog toe hjjna ner gens het geval is, moet dit vooral worden toegeschreven aan den tegenzin, dien raen nog altjjd tegen de inkomstenbelasting heeft; een tegenzin, die noodwendig zal verdwijnen, wan neer men daarmede in de meest zuivere toe passing en in den meest algemeenen omvang is bekend geworden. Eindeljjk ko.i nog bij afzonderlijke wet aan gemeenten worden toegestaan van de gestelde regels af te wijken. Zoo werd aan een groot

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1870 | | pagina 1