Nieuws- en Adverlenllefelad voor Gouda cn Omstreken.
I
1871.
N? 1125.
BUITENLAND^
m
Woensdag, 8 November.
ltulleiilaniMi Overzicht.
De staatsfocjïTootinfy.
Ut
IP ll'WJPWPIPWWI
V^i O-ZELN".
rD.A naar
_t
van
De inzending van adveirtentiën kan geschieden tot één uur des namiddags op den dag der uitgave.
i.
i
WETHOUDERS van
lariag van don alhier
ige, den Hoer Dr. J.
t, <ftt het tot sluiting
alhier heerschende pok-
or. het bed met toe-
Ht ledleren, tjjdens zjjne
aa de pokkeu overle
gt 'IX genaamd P1ETER,
«alArezig is bet geva'.
linea 2 der wet ran 28
|lad 1°. 125).
te aemen en te doen
|de v wrwerpen, als
eren kussen, een wol-
9 twei kinderdekens, een
lak.ns en tien stuks
lp de,gebruikelijke wjjze
pupla -king ter openbare
en geplaatst worden in
fn 3"'(November 1871.
(Kouters voornoemd,
De ^Burgemeester,
3 \n Beroem IJzendoorn.
..8.
.24, 1.88, 8.38.
8.88. t
II 1.38, i 1.24, 8.01, 3.28
51.
16. 1.-, 4.36, 8.41.
.66, 1.--, 3.25,4.36, 8.41.
4.35, 8.41.
:i. 11. ,1. 1.—1.58, 8.25,
.48.
32, i,
26, 6.36, 8.41.
.32, 8.1
5, 6.36, 8.41.
j5 i, 10.4 3
1, 11.32,1.01,2.88,
16. 10.41
11.32, 1.01, 2,33,
lea) 7.24
8.21, 10.43, 1.01.
.1.25, 8,
,41.
t) 11.31
1, 6.36.
lUDi
11.14,
12.42, 6.17.
11.06,
12.35, 3.07, 6.10,
12.2*.
L 3.02, 6.04.
J.15, IC
.15, 10.50, 12.20,
I. 0.
lil. 9.32, ,11.05, 3.01, 6.14.
9.22, 10.55, 2.52, 6.04,
ll .41, 2.40, 5.51.
II9.05, lD.10, 10.35, 12.30,
I' .11, 8.)
05, 8.07
10, 12.5
10.45, 1
,1.30, 3.—,4.—,
1.35, 1.10, 2.85,
teien) 8.10, |10.30, 2.20, 3.15,
8.30.
hl) 7.15, 1 1.20. 9.30.
L) van A. H iiikuiuu.
G0UDSCHE COURANT,
De uitgave dezer Courant geschiedt ZONDAG,
WOENSDAG en VRIJDAG. In de Stad
geschiedt de uitgave in den avond van
DINSDAG, DONDERDAG en ZATER
DAG. De prijs per drie maanden is f 1.75,
franco per post f 2.—
ADVERTENTIËN worden geplaatst
van 1 5 regels a 50 Centen; iedere regel
meer 10 Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
Het is waarschijnlijk dat de verschillende
wetsontwerpen, die met elkander de staatsbe-
grooting voor 1872 uitmaken, door de Staten-
Geuernal zullen worden aangenomen. De eenige
uitzondering hierop zou misschien de begrooting
van oorlog kunnen maken, waarover naderdoch
in 't algemeen is het voorloopig verslag der 2"
Kamer gunstig voor de regeering. Wel worden
er ook rechtmatige bezwaren tegen de ontwer
pen, en zelfs gegronde grieven tegen de minis
ters, vooral tegen den minister van binnen-
landsche zaken aangevoerd, doch het is niet
twijfelachtig, dat als 't oogenblik der stemming
daar is, deze bezwaren en grieven op den ach
tergrond zullen treden en het goedkeurend
votum der Kamers zoo al niet het ministerie,
dan toch de meeste ministers zal bestendigen.
En dit is zelfs tegenover rechtmatige bezwaren
en gegronde grieven wenschelijk. t Niet omdat
door de verwerping der begrootingen eene mi-
nisterieele crisis zoude ontstaan, waarvan de
gevolgen niet te voorzien zouden zijnwant
zoo daarin de eenige grond der aanneming
gelegen was, dan zou 't beter zijn dat 't mi
nisterie altrad, dan zou de benaming, die de
oppositie thans ten onrechte er aan geeft, ge
grond zijn, dan zou 't werkelijk een ministerie
der politieke verlegenheid zijn. De vrees voor
een miuisterieele crisis mag den volksvertegen
woordiger nooit terughouden om zijne bezwa
ren en grieven mede te deeleu niet alleen, maar
zelfs niet om tegen te stemmen, wanneer die
bezwaren en grieven een bepaald karakter heb
ben aangenomen, namelijk dat van wantrouwen.
Zoodra dit het geval is, zoodra men vreest dat
de regeering deu verkeerden weg opgaat, (en
niet slechts een anderen weg, die tot hetzelfde
doel leidt) is het afstemmen een plicht. En van
daar dat 't, behoudens ééne uitzondering, niet
slechts waarschijnlijk, maar ook wenscheljjk is
dat de begrotingswetten zullen worden aan
genomen.
Er mogen rechtmatige bezwaren cn gegronde
grieven bestaan tegen de ontwerpen, tegen de
ministers; dit is zelfs natuurlijk, maar niet
minder natuurlijk is het dat de groote meer
derheid der Stateu-Gcueraul het ministerie on
dersteunt, daar wantrouwen in het regeerings-
beleid grotendeels misplaatst zoude zijn.
Die geest ademt het voorloopig verslag, doch
te gelijker tjjd herinnert het aan den vriend
die onze gebreken geen deugden noemt, maar
er steeds, soms zelfs met eenige overdrijving,
voor waarschuwt.
Uit dat voorloopig verslag zullen we, met
de antwoorden der regeering er bij, eenige pun
ten aanroeren.
De algemeeue beschouwingen van politieken
aard behelzen voornamelijk drie grieven tegen
de ministers.
Vooreerst: geringe voortvarendheid op wet
gevend gebied. Er wordt beweerd dat het mi
nisterie te weinig wetsontwerpen aanbiedt, en
ook in de toezegging van wetsontwerpen zeer
sober is, en dat, terwjjl gewichtige belangen
sedert lang te vergeefs op regeling wachten.
Deze grief is voorzeker al zeer zonderling te
noemen; zoowel wanneer men let op de aan
hangige wetsontwerpen, als wanneer men be
denkt dat de 2° Kamer in den regel een derde
gedeelte van haar arbeid laat liggen hoe lang,
om slechts één voorbeeld te noemen, roept men
niet al om een herziening van 't Reglement
van orde der Kamer? Hoe lang bestaat er
reeds een ontwerpreglement? En toch kon de
Kamer nog geen tijd vinden daaraan hare aan
dacht te wjjden, in weerwil dat de dringende
noodzakelijkheid der herziening algemeen er
kend werd.
En wat do sobere aanbiedingen der regeering
betreft; kan men het daarmede eens zjjn, wan
neer men bedenkt, dat zulke gewichtige wijzi
gingen in liet belastingstelsel en belangrjjke
hervormingen van het justitiewezen zjjn inge
diend, om nu niet eens te «preken van hetgeen
„onderweg" is. Zou niet de opmerking der re
geering juist zjji)dat afdoening van één groot
werk, zjj het ook niet meer dan een deel van
hetgeen voorgestold werd, de voorkeur verdient
boven de opoenhooping van een menigte ont
werpen zonder onderling verband, die ter loops
of voorloopig, door elkander zullen worden on
derzocht, maar niet afgedaan.
Gebrek aan werk is er niet, ook al kromp
do Kamer hare recessen tot een derde van den
tegenwoordigun duur.
JSen tweede grief is het g brek aan eensge
zindheid tusschen de ministers omtrent de re
geling onzer defensie. En hier bestaat meer
grond voor. Men herinnert zich dat dit onder
werp bij de optreding van 't kabinet hoog ten
top werd gevoerd; dit ministerie zou zijn het
ministerie der nationale defensie. Herhaalde
malen werd dan ook liet plan der Regeering
medegedeeld. Eerst inrichting onzer defensie,
vervolgens herziening der militiewet. dan nieuwe
regeling der schutterijen. Slechts daarna kon
sprake zijn van een verbeterde legerorganisatie.
En thans wordt de laatste door den minister
van oorlog vooropgezetzijne begrooting is op
de legerorganisatie gebaseerd, zonder dut zjj door
de wet is vastgesteld.
En dit punt is van niet minder gewicht.
Terwijl de minister van binnenl. zaken een er
kend voorstander is van legerorganisatie bij de
wet, acht zijn ambtgenoot voor oorlog dit iu
strjjd met de Grondweten thans stelt de laatste
er eenvoudig een vast en richt daarnaar zijuo
begrooting in. Omtrent een zeer gewichtig
puilt is dus 't ministerie niet homogeeu, want
ook in de memorie van antwoord wordt dit
bevestigdde meerderheid van den ministerraad
acht met den minister van binnenl. zaken vast
stelling der hoofdtrekken in gemeen overleg raad
zaam de minister van oorlog houdt het punt
in overweging" lezen we daarin. Doelt dit op
eene mogeljjke verandering van inzichten bjj
den minister van oorlog, dan zou daardoor wel
licht de homogeniteit kunnen worden hersteld
maar daargelaten nog de redenen die hem tot
drze omkeering hebben geleid, wat moet men
van een dergelijke wisselvalligheid denken?
In de derde plaats, onjuiste voorstelling van
den financiëelen toestand. Deze grief wenscheu
we later afzonderlijk bjj de bespreking der in
komstenbelasting te behandelen. Thans trek
ken eerst de verschillende hoofdstukken der
begrooting onze aandacht.
Nog altoos spreekt men over den brief van print
Napoleon aan zijn kiezers te Bastin. Vele bladen
dringen aan op strenger maatregelen tegen do Bona-
purtisten, maar de regeering is wijzer dan haar
raadgevers cu beeft bekend gemaakt, dat zy de
i
t,
1*
i