te
Nieuws en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
I
j
1872. z»Mag.m N°1216.
Zondag, 9 Juni.
'Illen,
im
illen.
50 jareta
is groot,
hoest, ge-
hte spjjs-
mond by
Zjj ver
gen, ver-
stig wer-
stand.
Mr.J. R. THORBECKE.
n.
t!
LS,
innen
189, 190
ding aan
st Kanaal,
er,
des voor-
N Sloot-
'JK,
ping
ar 1872)
tand
I HAND,
181 nat
heb
:aam
den
ua.
<r fa
lend,
anen
ran
ver-
i uw
too.
.ZBNBEBO.
l bekend.
i ten kan
te Wad-
'.8CHIL-
in den
te ver-
>r ik
jort-
eze-
lig-
voon
tract
!BS.
rijg-
Eü-
IIJ.
cent, te
1 I 1
i 1
om deze nieuwe beginselen in de grondwet op
te nemen. De vorst bleef regeeren, en de mi
nisters waren niets anders dan de uitvoerders
van zynen wil, die tegenover de Staten-Gene
raal zich steeds achter dien wit verscholen. In
menging der Btaten-Generaal werd bemoeilijkt
in de belangrijkste staatsaangelegenheden. De
Eerste Kamer der Staten-Generaal, werd be
noemd door den Koning, de Tweede door de
Provinciale Staten; doch de onafhankelijkheid,
die althans voor de laatsten scheen aanw^ig te
zjjn, bestond in waarheid niet; wie den vorst
mishaagde, werd niet herkozen; dat viel Ho
gendorp, dat viel ook Thorbecke te beurt. Kort
om de grondwet was niet meer dan een stuk
papier, met eenige rekbare bepalingen beschre
ven, waaraan men zich zelfs niet altoos hield.
Het waren niet alleen de Zuidelijke Neder
landers die om herziening riepen. Ware dit
het geval, wellicht zou 't dan verstandig zijn,
geweest, daarop geen acht te slaanimmers
die oppositie kwam voor een groot gedeelte uit
de onzuivere bron der geestelijkheid, die in de
toenemende .antipathie voor Noord-Nederland
een krachtig wapen vonff'Tot bereiking van
haar doel. Ook in Noord-Nederland werd lui
der en luider om herziening der grondwet ge
roepen; doch de regeering (Willem I) bleef
halsiarrig weigeren, totdat de Fransche omwen
teling van 1830 de oogen deed opengaan. De
vraag aan de Staten-Generaal voorgelegd of
herziening noodzakeljjk was, werd natuurlijk
bevestigend beantwoord. Er werd een com
missie benoemd.... doch 't was reeds te laat;
de Belgische opstand brak nit en schoof de
parig goedgekeurd. In Zuid-Nederland zou, quaestie der grondwetsherziening op den ach-
evenals het vorige jaar in het Noorden, eene tergrond. Eerst toen de afscheiding met Bel-
vergadering van Notabelen beslissendeze ver- gië geheel was tot stand gekomen, in 1839
fe*—mimilu uw (w.nuip m. i.iyKvuui was
hier de invloed der geestelijkheid ie zien, die
de door de grondwet gewaarborgde vrijheid van
godsdienst een gruwel wasalthans 126 leden
verklaarden uitdrukkelijk dat zjj alleen tegen
stemden, om de artikelen die op den eeredieust
betrekking hadden. Er werd echter iets op
gevonden, waardoor deze 126 stemmen konden
worden beschouwd alsof zjj vóór 't ontwerp
hadden gestemd en Willem I verklaarde de
grondwet bekrachtigd. De publicatie, die daar
van mededeeling gaf, werd ook in België met
geestdrift ontvangen.
De waarborgen, waarvan de souvereine vorst
had gesproken, bleken reeds spoedig niet vol
doende in de grondwet te worden teruggevon
den.- Was reeds in den boezem der commis
sion, die met de ontwerping belast waren, een
hevige strijd gevoerd over sommige beginselen,
zooals de onschendbaarheid des Konings en de
verantwoordelijkheid der ministers, de wjjze
waarop de Staten-Generaal zouden worden ver
kozen, de meerderheid deinsde toen nog terug
'I
>Gjj wilt het, Nederlanders, dat ik IJ meer
zal zjjn, dan ik U zonder mjjne afwezendheid
zonde geweest zjjnnw vertrouwen, uwe liefde
legt de souvereiniteit in mjjne handen en van
alle zjjdan dringt men op de aanneming daar
van, wjjl de nood van het Vaderland, wjjl de
toestand van Europa dit vordert. Welaan dan.
Ik zal mjjne bedenkingen aan uwe wenscben
opofferenik aanvaarde wat Nederland mjj
aanbiedt, maar ik aanvaarde het ook alleen
onder waarborging eener wjjze constitutie, welke
uwe vrijheid tegen volgende mogeljjke misbrui
ken zal verzekeren.”
Zoo sprak de souvereine vorst, weldra Ko
ning Willem I, op den 2den December van
het jaar 1818. Een grondwet moest het Ne-
derlandsche volk waarborgen tegen misbruiken,
die, bljjkens vroegere tijden, zoo vaak aan ab
solute monarchiën verbonden waren. Reeds den
28sten Maart van 't jaar 1814 kwam de verga
dering van Notabelen te Amsterdam bjjeen om
over de ontworpen grondwet namens het Ne-
derlandsche volk oordeel te vellen. Met over-
groote meerderheid werd zjj goedgekeurd, slechts
26 van de 500 leden der vergadering stemden
tegen. Reeds in 1815 moest de jeugdige grond
wet aan een herziening worden onderworpen,
tengevolge van de vereeniging van Zuid- en
Noord-Nederland tot één koninkrijk. Het nieuw
ontwerp werd overeenkomstig de grondwet van
1814 in Noord-Nederland door de Staten-Ge
neraal, in dubbelen getale bijeengeroepen, een-
igde-
aan-
fc.i:»x*U7 f'.f wulf i Jrb .bktJ.-.vjV.dr et »iöth ‘Pi I ’r
GOUDSCHE COURANT.
zjjne denkbeelden in den boezem der vergade
ring zelve te ontwikkelen. Hjj bestreed het
ontwerp, dat slechts in schjjn voldeed aan den
wensch tot herziening; hij stemde tegen ’tont
werp, omdat het niet geschikt was om aan de
behoefte, aan de wenschen en aan de rechten
der natie te voldoen. Slechts weinige leden
der Kamers stemden toen met hem mede. De
meerderheid verklaarde zich voor ’t ontwerp.
Eenige weken later deed Willed! -I afstand van
de regeering.
De geheele regeering van Koning Willem II
bestond nit een reeks van moeilijke omstandig
heden. Do toestand, zooals die onder zijn va
der bestond, was niet langer houdbaar. Omtrent
alle aangelegenheden van staat verkeerde niet
slechts het volk, maar zelfs de Staten-Generaal
in de grootste onwetendheid. Toen in 1841 de
sluier werd opgelicht, bleek de toestand bijna
hopeloos. De financiën waren in zoo’n ellen-
digen toestand dat het staatsbankroet voor de
deur stond. Dit werd voorkomen door de zoo
genaamde vrijwillige lasting van win Hall in 1844.
Het waren deze omstandigheden die krachtig
medewerkten om den wensch tot grondwets
herziening tot een bijna algemeenen wensch te
maken. Was dit dan de waarborg voor de
vrijheid des volks, door den souvereinen vorst,
in den vorm eener constitutie toegezegd, dat
willekeurige handelingen op nieuw den band
dreigden te verbreken, tusschen volk en vorst
gelegd, dat op nieuw het Cétat c'eet moi het
leidend beginsel der regeering moest worden?
Reeds in 1843 gaven de Staten-Generaal te
kennen dat eene behoorljjke verbetering onzer
staatkundige instellingen door hen dringend
noodzakeljjk werd geoordeeld. Deze verklaring
werd het volgend jaar herhaald en een aantal
andere staatscollegiën sloten zich bjj de volks
vertegenwoordiging aan.
De regeering stoorde zich daaraan niet. Groote
offers werden gevorderd, doch inwilliging van
't rechtmatig verlangen, men dacht er niet aan.
Toen besloten 9 mannen, leden der Tweede
Kamer, zalf de hand aan den ploeg te slaan.
Gebruik makende van 't recht der leden om
voorstellen van wet te doen, werd door de hee-
ren J. R. Thorbecke, L. C. Luzac, E. W. van
Dam van Isselt, J. H. graaf van Rechte ren, J.
M. de Kempenaar, L. D. Storm, B. Wichers,
8. van Heemstra en 8. H. Anemaet een vooi-
stel gedaan tot grondwetsherziening. Uit alle
oorden des lands kwamen requesteu tot ondersteu
ning van dit voorstelde regeering bleef echter
van tegenovergestelde meening. Het viel haar
dan ook niet moeilijk (het lidmaatschap der Ka
mer werd veelal nog beschouwd als een gunst
der regeering) een meerderheid te verkrijgenden
30“ Mei 1845 werd -met 34 tegen 21 stemmen
het voorstel der negen mannen verworpen. In
1846 werd Thorbecke door de Provinciale Staten
gadering stemde het ontwerp af. Bljjkbaar was deed de regeering de belofte dat de grondwet
zou worden herzien. Hoog waren de verwach
tingen gespannen, want men kon niet veron
derstellen dat geen acht zou worden geslagen
op de wenschen van hen, die eene ruime opvat
ting der constitutioneele monarchie voor haar
bestaan noodzakeljjk achten. Hoe bitter was
men teleurgesteld. De grondwet van 1840 ver
anderde niets in de beginselenslechts die be
palingen, die door de afscheiding van België
onnoodig waren geworden, werden geschrapt
Geen directe verkiezingen, geen verantwoorde
lijk ministerie; alles bleef bij het oude.
In 1839 verschenen de tAanteekeningen op
de grondwet” van Thorbecke, een werk, dat de
noodzakelijkheid der herziening ten duidelijkste
aantoonde en dat dan ook met zoo groote be
langstelling werd ontvangen, dat reeds in 1840
een 2“ druk noodig was. Daarbjj werd toen
gevoegd eene Proeve tot herziening der grond
wet,” Ook dagteekent uit die dagen de bro
chure; Wat kan de dubbele Kamer doen?"
Als lid dier Kamer was hij in de gelegenheid
tip
.lm'