Nieuws en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. N, N? 1357. 1873. Woensdag 7 Mel. fanten, 1. IIEE, Zonen, e een I- ure Zure LZ. iirscl RW 2>t, erland en krjjgbaar l> Ct. UITTREKSEL UIT HET VERSLAG VAN DEN TOESTAND DER GEMEENTE GOUDA. 1872. VERORDENING. GOUDSCHE COURANT i gezin katoenen JK, 9 Gouda. de gemeente scheidene godsdienstige gezindheden, is als volgt: le orders >mmeerde ambten, 22 12 i. De betaling geschiedt ten kantore ran den Gemeente ontvanger. Art. 5. De belasting is dadelijk en in eens invorder- 44 189 66 191 718 50 768 110 380 VAN iim rabat. ER WEN, ERIJEN, in het 1.60. term ar kt. e e 9863 28 409 3 19 385 322 5048 13 192 2 12 174 161 Wurtem- óm zoo i dienst te n afgele- van vijf, Ned. om jjs, voor- t de Wet b. de kosten van onderhoud van de in gebruik zijnde woonhuizen, tuinen, buitenplaatsen, alsmede die van verhuurde of verpachte goederen, voor zoo verre die ten laste der verhuurders zijn c. de interessen van opgenomen kapitalenalsmede de verpligte uitkeeringen aan personen, die van het i van den belastingschuldige, geen deel uitmaken. Kosten van opvoeding er* onderwijs onder den hierbij bedoelden aftrek niet begrepen. Art. 6. De belastingschuldigen worden naar mate van hun zuiver inkomen door Burgemeester en Wet- houders aangeslagen. Vro- hen wier inkomen tusscbfnde 400 én 500 bedraagt, wordt /200 afgetrokken. Art. 7. 7 - J:- - hetwelk aamangt den In Jauuary Sin December, belastingschuldig worden, of ophoudi dit te zijn, worden naar tijde ontheven overeenkomstig art. Junij 1851 C gewijzigd bij art. 6 der wet van 7 Julij 1865, De bevolking bedroeg op 31 December 1872 7860 mannen, 8729 vrouwen, 16589 van beide geslachten. Hieronder zijn begrepen 137 mannen behoo- rende tot de landmacht. De indeeling der bevolking, naar de onder- 10_ Totaal 77860 8729 16589 Het getal geborenen bedroeg Zij die in den loop van het dienstjaar, en eindigt den leu ig aangeslagen of i der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85), zoodanig als dit is gewijzigd bij art. 6 der wet van 7 Julij 1865, (Staatsblad n° 7 9). Die ontheffing wordt verleend op verzoekuebrift, daartoe door den belanghebbende in te dienen biuneu eene maand na ingang van hel tijdvak waarover de ontheffing wordt verlangd. Art. 8. Ingeval van overlijden van den belasting- schuldige, is de belasting slechts verschuldigd tot en met de maand waarin bet overlijden heeft plaats gehad eu over den tijd gedurende welke het huis houden na zijnen dood wordt aangehouden. Onder aanhouden vim het huishouden wordt ver staan het verblijven van zijne betrekking of bedienden in het perceel waar hij heqft gewoond, Gedee.teu van maanden worden voor geheeïe gehouden. Art. 9. De invordering geschiedt overeenkomstig de Vordering op de invordering van heden. Gedaan te Gouda ter Openbare Raadsvergade ring van den 21sten February,14den Maart 1873. De Secretaris, De Burgemeester, Droog ijsever Fobtüijn. van Bergen IJzendoorn. 15 217 1 7 211 161 2323 2725 baar Wanneer de belastingschuldige de gemeente met der woon wil verlaten, met wegvoering zijner meubelen. Zoo hij in staat van faillissement of van ken nelijk onvermogen is verklaard, gelijk mede in geval van inbeslagneming van roerende of on roerende goederen van wege de gemeente, of van verkoop derzelve tengevolge van eene in beslagneming namens derden. Art. 6. De vcrpligliug tot betaling wordt niet geschorst door de indiening van bezwaarschriften tegen den aanslag, noch door verk rijgiug van surséance van betaling. Art. 7. Geen restitutie of afschrijving van belas ting heeft plaats, zoo de aanvrage daartoe niet bij Burgemeester en Wethouders is ingediend binnen de termijnen, vermeldt bij arft. 8 en 9 der Verordening regelende het bedrag dezer belasting. Art. 8. De bepalingen der artikelen 258 tot en met 262 der Wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85) en van art. 11 der Wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad n°. 79) zijn op de invordering dezer be lasting toepasselijk. OVERGANGSBEPA LI NG. Bij de invoering dezer belasting zal dc opmaking van het primitief kohier geschieden in dc maand, vol gende op die van het Koninklijk besluit waarbij de heffing dezer belasting is goedgekeurd, en de beta lingstermijnen geregeld worden op de wijze bij het 2e lid van art. 4 bepaald. Gedaan te Gouda ter Openbare Raadsvergadering van den 21 sten February/14den Maart 1873. De Secretaris, De Burgemeester, DroogleeverFortuijn. van Bergen IJzendoorn. En is hiervan afkondiging geschied waar het be hoort den 5“ Mei 1873. De Secretaris, De Burgemeester, Droogleever Fortuijn. van Bergen IJzendoorn. Man. Vr. Beide gesl. Levend364 354 Levenloos aangegeven 26 24 Te zamen 390 378 9 minder dan in het vorige jaar, 1 jongen en 8 meisjes. Onder de geborenen waren 31 onechte kin deren, 16 jongens en 15 meisjes. Man. Vr. Totaal Nederduitsch Hervormden 4738 5125 Fransch of Waalsch Herv. Evangelisch Lutherschen. Hersteld Ev. Lutherschen Doopsgez. of Mennonieten Remonstranten Christelijk Gereformeerden Roomsch Katholieken Oud-Roomschen of van de Bisschoppelijke Klerezy Nederduitsch Israëlieten Tot geen der genoemde ge zindheden behooren regelende de invordering der plaatseljjke directe belasting op het inkomen in de gemeente Gouda. Art. 1. Jaarlijks in dc maand January, worden de belastingschuldigen op een Kohier gebragt waarbij de aanslag naar het vermoedelijk inkomen, berekend op de wijze bij Art. 6 der VerordeiAyg tot heffing aangegeven, wordt geregeld. Op dezelfde wijze worden aangeslagen van hen, die in den loop van het dienstjaar belasting schuldig worden, op suppletoire kohieren gebragt, die in den loop van de maanden Junij en October worden op gemaakt. Met het Kohier wordt gehandeld zoo als bij artt. 264, 265 en 266 der Wet van 29 Junij 1851 (Staats blad n°. 85) is voorgescbreven. Aft. 2. Na goedkeuring van het Kohier door Gedeputeerde Staten, wordt het door Burgemeester en Wethouders ter invordering aan den Gemeente ontvanger verzonden. Hiervan geschiedt openbare kennisgeving. Art. 3. De Gemeente Ontvanger zendt zoo spoe dig mogelijk en uiterlijk binnen eene maand nadat het Kohier bij hem ontvangen is, aan iederen belas tingschuldige een Aanslagbiljet, in den vorm als dit door Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld. Art. 4. De aanslagen op bet Voljaars-Kohier zijn invorderbaar in negen gelijke termijnen, die ver vallen op den eersten werkdag der maanden April, Mei, Junij, Julij, Augustus, September, October, No vember eu December. ludien de aanslag op een aanvullingskohier voor komt, worden de termijnen van betaling gesteld even als die van het voljaarskoliier, met dien verstande, dat op den eersten vervaldag ua de uitreiking van het aanslagbiljet, de reeds vei sullenen termijnen in eens zullen moeten unngiziiiverd w-oidvn. De belasteningschuldige kan zijn a.nislag ia eens of in minder dan negeu termyneu, bij vooruitbetaling, voldoen. AFKONDIGING. De Burgemeester en wethouders van Gouda doen te weten dat bij Koninklijk besluit van den 21 April 1873 n°. 2, ia goedgekeurd, dat ten behoeve der gemeente Gouda worde geheven eene Plaatselijke Directe Belasting tot het bedrag in het Raadsbesluit van den 21 sten February/I4den Maart 1873 uitgedrukt, in te vorderen overeenkomstig de Verordening van dezelfde dagteckeningzijnde de inhoud van beide stukken als volgt De RAAD der Gemeente Gouda, Gezien Art. 232 der Wet van den 29sten Junij 1851, (Staatsblad N°. 85); Besluit Art. 1. In 1873 en vervolgens wordt jaarlyks in deze gemeente geheven eene Plaatselijke Directe Be lasting op de Inkomsten tot een bedrag van hoogstens 80000.—. Dit bedrag mag met 5 ten honderd overschreden worden,' door den aanslag van heu, die in den loop van het dienstjaar belastingschuldig geworden, op suppletoire kohieren gebragt zijn. Art. 2. Het bedrag der belasting wordt percents gewijze berekend van het vermoedelijk zuiver inko men, in evenredigheid tot de som op de door Ge deputeerde Staten der Provincie Zuid hólland goedge keurde begrooting van inkomsten, als opbrengst van deze belasting uitgetrokken, verhoogd met hoog^ten vijf ten honderd voor oninbare posten, met inacht neming d.-it dit gezamenlijk bedrag niet mag over schrijden het door den Koning toegestané maximun. Art. 3. Ann deze belasting zijn onderworpen de in deze gemeente hun hoofdverblijf houdende of min stens drie maanden van het dienstjaar waarover de belasting gevorderd wordt verblijvende personen wier zuiver jaarlijks inkomen ƒ400 of meer bedraagt, alles overeenkomstig art. 245 der Wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad n°. 85) zoo als dat gewijzigd is bij art. 6 der Wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad n°. 79). Art. 4. Als grondslagen der heffing worden aan genomen de inkomsten, welke door de belastingschul digen over het jaar, waarin de belasting wordt ge heven, vermoedriijk zullen worden genoten, waaronder worden verstarfn alle vruchten van goederen, bezol digingen, winsten van handel, nijverheid, beroep, bedrijf, arbeid en onderneming of andere daarmede gelijkstaande voordeelen, van welken aard ze zijn, zoo als a. alle week-, dag- en huurloonen, hetzij in geld of op andere wijze genoten b. de pensioenen wachtgelden, lyf- en andere renten, uitkeeringen uit weduwen-fondsen, levensverzekeringen eu dergelijke; c. de renten en uitdeelingen van aandeelen in ven nootschappen, reederijen of andere maatschappijen d. de renten van inlandse he en vreemde fondsen en effecten en die van uitgezette kapitalen e. alle uitkeeringen, hetzij van ouders, hetzij van anderen, zelfs onder den uaam van gift genoten de huur en alle verdere voordeelen van verhuurde of verpachte goederen g. de winsten, baten en voordeelen van onroe rende goederen, anders dan tut uitoefening van een beroep, bedrijf of nering in eigen gebruik A. de huur, welke van in eigen gebruik zijnde woonhuizen, tuinen, buitenplaatsen en andere derge- lijke vaste goederen zouden kunnen worden genoten, indien zij verhuurd waren De bezoldigingen en voordeelen aan ambten, bedieningen en commissien, van welken aard ook, verbonden A. de zuivere winsten, voortvloeiende uit beroepen, bedrijven neringen of arbeid, geene uitgezonderd. Bij de rekening van het inkomen naar de in dit artikel gestelde regelen worden de voordeelen, die niet in geld worden genoten, als vrije woning en dergelyke, op de geldelijke waarde daarvan begroot. Art. 5. Van de onder letter a tot en met ge noemde inkomsten worden afgetrokken d€ uitgaven, welke tot verkrijging dier inkomsten nocdzakelijk zijn, waartoe worden gerekend te behooren a. de grond- en polderlasteu der onroerende goe deren, benevens de op die goederen gevestigde renten en uitkeeringen

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1873 | | pagina 1