VM. I Nieuws en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. 00, 1874. EM, isndaal, dal bjj het» ST ch, jVEBBCH, 1 N° 1580. JOH, 'eslagen. >ond. BUITENLAND. u Zondag It October. 4, RF. Buitenlandse!! Overzicht. Kennisgeving. Een Gids-artikel. (lK. c ii door I LUNEAU. LJz. lg- I MiZ. I BANQUK I in. i»V I i. z G(NG, uizen, al- ir of baard nder rossen het Eau- E, Anuter- 514. halen voor epöts. 5 te zjjn: laar opge- GOUDSCHE COURANT. firma A. bij onder- t de Heer oden mede- de overige t zal wor- er wel is waar nog een derde, zegt de heer B. Deze is echter de onzinnigste. Die bestaat nl. in het leveren eener parodie op het voortreffe lijk begrip: „conciliante staatkunde.” De vrucht eener di- vóórspellen„men stoot af zonder tevens te trekken en er wordt te veel oude verbond nog te kunnen weinig om het nieuwe te l litiek is de onzinnigste. „Ook lijkste?” vraagt de heer luidt: „wjj zullen zien.” Uit alles blijkt ('at de afloop der verkiezingen voor de Algemeene raden den republikeinen niet is nedegovaUen. De Tempi erkent dit “dan ook volmon dig. Een zuivere groepeering is er nog niet eu is ook niet mogelyk. Onder de 1400 verkozenen ko men vele nieuwe namen voor, terwijl beide partyen de middenmannen van het linkeféeutrum tot de bunnen rekenen. De République Franqaise geeft op: 9 niet herkozen republikeinen, 5 in herstemming, loiaal 14 verongelukte leden. Daarentegen van de monarchs- len, de herstemmingen medegeteld 36. De Indcpen- dance maakt de opmerking, dat in eenige departe menten van het midden eu van het Zuiden, waar „it' Het tijdschrift de Gids bevat in zjjn October- aflevering weder een artikel van de hand van den hoogleeraar Buys, die reeds zoo menig artikel in dat tijdschrift leverde, dat door vorm en inhoud uitmuntte. Naar aanleiding van het optreden van het nienwe ministerie levert hjj een staatkundige beschouwing en beantwoordt de vraag„welke houding wenscheljjk is, dat de nieuwe regeering tegenover de kamer aanname?” In meer dan een opzicht verdient deze be schouwing de aandacht van allen die belang stellen in de publieke zaak en daarom stellen wy ons voor aan de hand van den scherpzih- nigen Leidschen publicist een blik te slaan op den tegenwoordigen politieken toestand. Terecht toch zegt de heer Bnys: „wy staan aan den ingang van een nienwe parlementaire periode en wel eene zoo vreemd, als Nederland sedert 1848 misschien nog geen beleefde.” Om bovengenoemde vraag te beantwoorden is het vooraf noodig het karakter der kamer na te gaan. Er bestaat daar een volkomen ge mis aan goed aaneengesloten partyen bij gebrek aan onderlinge overeenstemming omtrent de middelen, die tot een gewenscht doel kunnen leiden. Bij gewichtige onderwerpen alsinvoe ring eener income-tax, algemeene censusverla ging, wettelijke beperking van den kinderarbeid, heerschte de grootste verscheidenheid van ge voelens tusschen de leden der kamer, zelfs tus- schen’ hen, die gewoonlyk tot de liberale party worden gerekend. Doch van eene zoodanige partij, nl. eene draagster van geavanceerde denk beelden op staatkundig gebied, die eensgezind is omtrent de middelen, door welke die zouden kunnen worden verwezenlijkt is ten onzent geen spoor te vinden. »Geen drie, geen twee leden van onze volksvertegenwoordiging, die in zoo verre een party vormen.” Het begrip „liberale party,” zegt de heer Buys, heeft vooral een historische beteekenis. Zy begon zich te vormen ónder de regeering van Willem I en kwam later onder leiding van Thorbecke tot volkomen be wustzijn van haar streven. By de grondwet- herziening van 1848 vierde de partij haren vol ledigen triomf en zoo lang het slechts te doen was, om de vruchten van dezen triumf in te zamelen Heef zjj eensgezind. Thans echter is dit anders geworden. Thans staan ook de liberale en conservatieve partij volstrekt niet, ook niet t. a. van het koloniale vraagstuk, met een dui- delyk afgeteekend programma tegenover elkaar. Die twee woorden „liberaal” en „conservatief” hebben eene duideljjke beteekenis in het staat kundig leven van Nederland verloren, ,,’t Is er mede als met de oude muntstukken, die door RUTUIG-SCHOCTW. BUUGEMEESTEE en WETHOUDERS der gemeente Gouda, gezien Art. 43 der verordening van Politie voor die gemeente, vantgesteld den 16 Junij/H Augustus 1865 en afgekondigd den J2u September daarnau volgen de. Brengen ter kennis der Voerlieden en Huurkoetsiers, dat op Ziturdag den I7u October 1874 des morgens ten 10 'tre, op h« t plein achter het Waaggebouw, zal worden overgegaan tot de algemeene keuring hunner Rijtuigen, zullende de nakeuring der opdat tijdstip verhuurde of in gebruik zijnde Rijtuigen, plaats hebben Zaterdag den 24n October daaraanvol gende, ter zelfde ure en plaatse. Gouda, den 9n October 1874. Burgemeester en Wethouders voomoemd, De Secretaris, De Burgemeester, Drooglever Fohtuijn. van Bergen IJzrndoorn. langdurig gebruik zoozeer zyn afgesleten, dat men ook met de grootste inspanning den oor- spronkeljjken stempel niet meer herkennen kan.” Wat de anti-revolutionairen betreft, deze zyn aangegroeid tot eene belangrijke fractie in ons parlement, doch de lieer Buys houdt het er voor, dat zij sedert de dagen dat Groen en Mackay hunne woordvoerders warenin de kamer, even veel aan prestige verloren ‘hebben als zij aan numerieke krachten wonnen. Dat gevoelen wordt wellicht gedeeld door de hoofden van de anti revolutionaire party, zegt de heer B. en mis schien is dat ook de oorraak dat Dr. Kuyper het lidmaatschap van de kanter heeft aanvaard. Over den in den aauvang dezes jaars in ons district gekozen volksvertegenwoordiger zegt de heer Buys o. a. het volgende: „Trots zyne groote talenten, talenten, welke zich ook in de discussie duidelijk open baren is het hem aan te zien, dat hjj zich in het kleed van volksvertegenwoordiger nog niet t'huis gevoeltde parlementaire dampkring is hem vreemd; misschien ook de gave, zoo onmisbaar in het parlement, om de stemming der vergadering gemakkelyk te vatten en dus, al sprekende, zekere grenzen te eerbiedigen, welke men, zonder eigen invloed in gevaar te brengen, niet kan overschrijden. Zijn betoog trant is voor een geheel ander auditorium be rekend dan voor net weinig wjjsgeerig, zeer nuchter en zeer nractisch gehoor van eene par lementaire vergadering. Van daar het gevaar: óf dat hjj zich verdiepe in' bijzonderheden, die de tegenpartjj, als niet ter zake dienende met een hooghartig stilzwijgen voorbijgaat, öf dat hij zich wage aan voorstellen, welke m dieprac- tische vergadering niet te huis behooren. Deze en dergelyke bezwaren, zoo dikwjjls aan het novitiaat verbonden, waren gemakkelyk te over winnen, indien het eigenaardig standpunt, dat de heer Kuyper 'bjj zyne party inneemt, hem hier niet in den weg stond. Dat Standpunt bracht hem en toe, ook reeds dadéljjk in de kamer den toon van een gezaghebbende aan te slaan, en op dit stuk pleegt eene groote wet gevende vergadering zeer kitteloorig te zjjn: zy wil gezag schenken, maar het haar opge legde niet aanvaarden. Alleen, in het parlement zelf kan men opgroeien tot leider van eene parlementaire party. Soms is die groei zeer voorspoedig en snel, doch soms ook uiterst langzaam; maar in elk geval moet de leider zjjn een product van binnenlandsche nijverheid; invoer van buiten wordt in dit zeer protectio nistisch gezelschap niet toegelaten. De omstan digheden kunnen nog veranderen, maar, geljjk het zich nn laat aanzien, zal de afgevaardigde van Gouda in de kamer meer een afstuitende dan een aantrekkende kracht zyn, meer bijdra gen om de zynen te ontbinden dan nieuwe krachten aan de zynen toe te voegen." Een der grootste grieven die Dr. Kuyper in zjjn politiek leven ondervindt is, naar de heer B. gelooft, het mislukken van alle pogingen om zjjn party tot een zuiver staatkundige partjj te maken. Bjj het formnleeren van een politiek programma neemt hjj, die kerkeljjke eischen zoo scherp, zoo helder formuleert, zjjne toevlucht tot een jammerljjke phraseologie. Terwjjl dus aan de eene zjjde deze kerkeljjke partjj een noodig programma mist eu aan den anderen kant de overige partjjen verre van eens gezind zyn, staat hef nieuwe ministerie tegeno ver verschillende groepen, waarvan de kerkeljjke partjjen, vermeerderd met de malcontenten on der de liberalen juist sterk genoeg zjjn, niet om de tegenstanders tè overheerschen, maar om deze geheel in bedwang te houden en tot vol strekte werkeloosheid te doemen. Welke houding moet nu de regeering aanne men tegenover de kamer? Het nieuwe kabinet kan twee wegen inslaan. De eerste weg is de oude van 1866het her stel van de coalitie tusschen malcontenten en kerkeljjken. Doch door dien weg te volgen, zal men slechts uitwerken, dot het ministerie te zwak bleef om vruchtbaar werkzaam te zyn. Indien het weder steun zoeken wil bij de ker keljjken, dan zal het aan hen niet alleen belof ten, zooals vroeger, maar werkelijk „echte munt” moeten geven. Doch in dat geval zullen alle, vrienden van de schoolwet, waartoe ook de mal contenten onder de liberalen behooren, zich ver- eenigen tegen het ministerie en de val van dit laatste is dan onherroepelijk zeker. „Het minis- terie-Heemskerk” zegt de heer B. „staat dan binnen den tijd van 12 maanden voor een af grond, aan welke het vruchteloos zal trachten te ontsnappen. En wie weet, in plaats van éénjarige kon dan wel eens levenslange op sluiting in den Hoogen Raad de straf worden van den recidivist." De tweede weg is verreweg te verkiezen. Ook daar is bet om verzoening te doen, maar om eenenatuurljjke,om „waarheid in het staats beleid" niet als leus maar als feit. Het ia er dan om te doen om „van dén aanvang af het licht te doeu vallen op het oudste en roemr jjkste kwartier van het gemeenschappelijk wapenbord, dat kwartier, 'twelk eenerzjjds getuigt van on- begrensden eerbied voor godsdienstige vrjjheid, maar anderzijds en juist als uitvloeisel van dien eerbied, ook van den on verwrikbaren wil om tegenover welke kerkeljjke aanmatiging ook, pal te staan voor de rechten van den staat en van dezen noch tittel noch jota prijs te geven. „Het is er om te doen om nog eens een van die allen twjjfel opheffende, allen achterdocht bannende woorden te vinden, waarmede de heer Heemskerk in '66 zjjne regeering inleidde, en dayom naar dat woord te leven.” Alleen op dien weg is samenwerking moge- lyk. Volgt het ministerie dien, het zal moge- Ijjk zyn, gewichtige wetten tot stand te brengen en hoogst belangrijke aangelegenheden als b. v. de schntterjjen, het hooger onderwys enz. te regelen. Behalve de twee genoemde wegen bestaat Deze is echter de onzinnii in het leveren eener parodie op het voortreffe- dergeljjke politiek is niet moeielijk te i aan gedaan om het handhaven, te bezegelen.” Deze po- ..Ookde onwaarschyn- r Buys en zyn antwoord W.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1874 | | pagina 1