Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
y
I
d
N° 1583.
1874.
3
t
1
i
BUITENLAND.
IGEN,
Zondag 18 October.
werd.)
erij.
Ituilcnlandsch Overzicht.
tterliii,
Ancona.
n
Een vredelievend voorstel.
301.
ENTEN.
t.
scheidsrechters zullen worden
m*
GOUDSCHE COURANT.
i i
h
KLASSE
874.
likt heb en
tiden, wees
ion dan zal
oeger was.
ndmaken,
m een goed
enaor,
ND Cz.
ren eenige
>s of SchiL
jjs worden.
42 blauwe
lige, Kerk-
dam.
ILAND.
1ste klasse.
k, winkelier
niatn bij F.
teieijn C#.,
j J. L. F. O.
tte Utreebt
ven Wind
er by T. I.
A. Wolff.
ie Anathe-
irenslieden
1 is.
ij 1872.
reder gedu-
tzeer sterk
in was die
«middelen,
st weiger-
oogeschool
werkzaam
9 heilzame
THERIN-
In den
wond, liet
ütt komen,
k aan den
ling en aan
i te Wrenrn,
)rin-Mond-
ibjjschour-
e 28 zieken
i leedwezen
t Popp’schb
schijnbaar
beb ik een
mmissie en
Izaam voor
N
f'l'
Hl
in staat een hoofdtoon te voeren bij staatkun
dige internationale discussies en zijn invloed op
den toestand van Europa is gering, doch kunst
en wetenschappen bloeien er en de vrede is er
geliefd. Ciberljjke macht wordt door ons volk
ontbeerd, doch innerlijk zjjn wjj sterk. Wij zijn
van goeden huize en trachten immers zooveel
mogeljjk onze voorouders geen schande aan te
doen. Nederland bestond reeds met eere, toen
andere staten nog slechts in opkomst waren en
terecht zeide een uiterst begaafd Nederlander,
die ofschoon buiten onze grenzen wonende, zijn
land en landgenooten in zijn hart niet vergat
„Wat waart gij, thdas zoo fier Pruisen, wat
waart gij, toen wjj onzen'djeldenstrijd streden;
40611 gij teg6« verachteljjkenïftjjs uw konings
kroon kocht, waren wij de banierdragers der
Europeesche vrijheid; nog eer gjj in een bui-
tenlandsche taal uwe eerstelingen stameldet op
het gebiel der wetenschap, spraken wij reeds
over een machtige inheemsche ontwikkeling van
geleerdheid, poesie en schilderkunst als over
een glansrijk verleden. In politieke beteekeuis
zyn wjj heden dood-arme edellieden tegenover
u, maar edellieden worden geen bedelaars, zij
sterven liever van gebrek.”
Wat dunkt u, waarde lezer, zouden de ver
tegenwoordigers van een dergeljjk land, waar
steeds kunsten en wetenschappen, die dochteren
des vredes, bloeiden een zoo uiterst vredelievend
voorstel, als dat van de heeren van Eek en
Bredius, kunnen verwerpen? Zou het niet,
integendeel, met recht verwondering wekken
als dit niet gaarne, van ganscher harte, onder
algemeene instemming werd aangenomen
Wij ten minste zouden het tegendeel niet
durven vooronderstellen. W.
De Franschen zijn niet op ban gemak over de
Spsansche nota. Niet alleen is het onaangenaam
van zijn buurman zulke scherpe verwijten te moeten
hooren, maar men ziet daarin, gelijk in alle andere
minder pleizierige ervaringen, de hand van Bismarck.
Zelfs de verstandigste Franeche bladen houden zich
overtuigd, dat het geheel weder een manoeuvre
van hun aartsvijand is om ze te vernederen. Nu.
is dit zeer wel mogeljjk, maar het kan even goed
zijn, dat de Spaansche regeering zelfeens een teekeu,
van leren heeft willen geren.
Wellicht, dat de zaak Donderdag in de vergadering
der permanente commissie nog ter sprake komt, maar
dat zal zooals gewoonlijk niets baten; de regeering
maakt zich bier nn alle quaesties af.
Een later telegram meldt evenwel, dat de minister
zich nu verwaardigd heeft eenige inlichtingen omtrent
de buitenlandscbe politiek te geven. In de zitting
der permanente commissie heeft de minister Decazea
in herinnering gebracht, dat Spanje eenigen tjjd ge
leden eene nota aan de Fransche regeering heeft doen
toekomen, waarop deze heeft geantwoord. De jongste
nota van Spanje is eene repliek op dit antwoord,
maar is niet van zoo ernstigen aard als men deukt.
Het antwoord van den minister zal doen zien, dak
de Fransche regeering altijd haren plicht heeft gedaan.
In antwoord op den heer de Bouillerie heeft de
minister betoogd, dat hjj overeenkomstig Fraukrjjk’s
belangen en waardigheid gehandeld beeft in zijne
staatkunde tegenover Italië en Spanje. De paus
zelf was van oordeel geweest, dat Frankrjjk het niet
aan eerbied jegens hem had laten ontbreken.
Een paar bladen hebben onjuiste berichten omtrent
Thiers verspreid. De Soir zeide dat het italiaansc'ie
gouvernement hem verzocht had het land te veriden
de Figaro, dat Tbiers door zoovers werd gerang> n
gehouden. Beide berichten zyn reeds ten stelligste
tegengesproken.
Dr. A. Pierson in zyn „Herinneringen ml Fndeene
geechiedenit”
tractaat wordt gesloten, mochten ontstaan, aan
de beslissing van scheidsrechters zullen worden
opgedragen.”
Een dergelyk voorstel is in de vertegenwoor
diging van andere landen reeds vroeger gedaan
en met uitstekend succes. Den 8n Juli 1873 is
o. a. in het Engelsche Lagerhuis door den beken
den Henry Richard, den grooten voorstander
der vredeszaak, een dergelyk voorstel gedaan
en onder luide en aanhoudende toejuichingen
aangenomen. Evenzoo den 23n November daar
aanvolgende in de Italiaansche Kamer van af
gevaardigden. Daar heeft de advocaat Manzini,
die ook te Brussel en Gent aan de internatio
nale conferentie deelnam, by de behandeling der
begrooting van buitenlandscbe zaken het voor
stel gedaan, dat de Italiaansche kamer bij voor
komende gevallen, alvorens tot de oorlog over
te gaan, de beslissing door arbiters zal voorstaan
en in het vervolg in al bare trnctaten een ar
tikel zal opnemen, strekkende om dequaestiën,
waartoe de uitlegging of toepassing dertracta-
ten aanleiding zoude kunnen geven, aan een
arbitrale beslissing te 'onderwerpen. Dat voor
stel is overgenomen door de regeering, die by
monde van den minister van buitenlandscbe
zaken, Visconti-Vecosta, verklaarde dat Italië
steeds toonde een politiek van vrede te willen
volden en dus ook nn gaarne die vredelievende
poging ondersteunde. Met algemeene stemmen
werd daarop het voorstel aangenomen.
Eere den volksvertegenwoordigers, die in het
Nederlandsche parlement eenen dergelyken vre
de! ie vonden maatregel voorstellen, eere den man
nen, die het goede voorbeeld elders gegeven, na
volgen en het hunne doen om de verschrikkeljjke
oorlog met al hare rampen te verminderen,
langzamerhand te doen verdwynen.
Zal dit voorstel ook hier te lande, evenals
in het Engelsche parlement, met luide toejui
chingen worden begroet
Wy zouden het tegendeel niet durven vooron
derstellen, doch in geen geval zouden wjj er
voor durven instaan dat de luide toejuichingen
niet achterwege zullen blyven. De Hollandsche
volksvertegenwoordigers zjjn nu eenmaal een
deftig slag van menschen en algemeene betui
gingen van geestdrift komen zelden voor.
Hopen wjj slechts, dat geen stemmen zich
tegen het voorstel zullen doen hooren.
In de pers hebben zich tegen het idee,
dat ten grondslag ligt aan het voorstel-van
Eck-Bredius reeds stemmen verklaard. Men
heeft beweerd dat het dwaze idealen waren, die
vredesvoorstellingen, die toch geen kans op ver
vulling geven. Men heeft gezegd dat dergelijke
besluiten van wetgevende vergaderingen wel
goed klinken, doch weinig beteekenen, dat zjj,
als meer andere zaken, in theorie wel schoon
scbjjnen, doch in de praktjjk onuitvoerbaar zijn
en dat bij voorkomende gelegenheden, maar al
te spoedig zal bljjken dat de quaesties tusschen
de verschillende staten slechts door één weg,
dien des oorlogs, kunnen worden beslist.
Zonder düt wij ons nu te veel illusies maken
van die besluiten en niettegenstaande wjj ons
niet in eens alles voorstellen van die beloften
om de beslissing van scheidsrechters in te roe
pen, gelooven wjj dat iedere poging om tot een
dergeljjke vreedzarile oplossing van quaesties te
geraken zeer moet worden ondersteund en als
een eerste schrede op den goeden weg door
ieder weldenkende verdient te worden toegej nicht.
De heer van Eek; die het voorstel toelichtte
zeide te vertrouwen op de ondersteuning van
de vertegenwoordiging van een vredelievend
volk, als bet Nederlandsche is. Wij gelooven
a s eene
tusschen Nederland en het land waarmede het kleine uitgebreidheid gronds innemende, is niet
De oorlog, die eenige jaren geleden tusschen
twee der invloedrjjkste en machtigste staten van
Europa werd gevoerd, heeft menigeen wakker
geschud uit den droom, dat de meer en meer
toenemende beschaving gruweldaden en wreed
heden, als vroeger plaats hadden, voor goed
onmogelijk had gemaakt. Zoo gaarne toch vleide
men zich met de illusie dat alle personen, op
slechts enkele uitzonderingen na, van af de hoogste
tot de laagste sport der maatschappelijke ladder,
eindelijk doordrongen waren van de waarheid,
dat de bloeddorstige krijg en vernielende oorlog
in strjjd zijn met de natuur van den mensch,
dat de oorlogsgruwelen en rampen een schande
zyn voor de menschheid.
De oorlog van 1870 heeft bewezen dat men
nog niet genoeg gevorderd was in beschaving
om zich te ontzien met dezelfde wapenen als
voor eeuwen gebruikt werden die alleen
spoediger en een grooter getal vyanden tegelyk
kunnen treffen tegen over elkander te gaan
staan en zooveel menschen mogeljjk van deze
schoone aarde te doen verdwynen.
De oorlog tusschen Frankrjjk en Pruissen
heeft ons duideljjk doen zien dut de baan van
algemeene ontwikkeling door ons, in deze ne-
gentiende eeuw, nog niet ten einde toe is afge-
Doch als een teeken, dat men bjj al die
mensch-onteerende gruwelen niet moet wanhoe
pen «*n de toekomst, als een toetten dat er
steeds menschen leven, die trachten te Kerstal
len, wat andere misdeden, die trachten de won
den te lenigen, die andere sloegen, werd de ver-
eeniging ,/ief Roode Kruit" in 't leven geroepen,
die töen en later en ook dezer dagen weder
aan de gekwetsten bjj de Atchineesche expedi
ties vele bljjken gaven te willen en te kunnen
helpen.
Moar toch, met hoeveel vreugde „het Roode
Kruit" werd begroet^ hoeveel sympathie die
vereen igiug geniet en' hoe gunstig zij moge
werken, men mag met recht van de toekomst
iets meer verlengen. Men mag gegronde hoop
koesteren, dat eenmaal de tijd zal komen, dat
zjj geheel onnoodig zal geworden zjjn en alleen
bestaan in de dankbare herinnering. Het moet
toch eenmaal zoover komen, dat de oorlog, die
reeds nu door alle weldenkenden wordt veraf
schuwd, van de wereld verdwijnt en dat geen
behoefte meer gevoeld wordt aan die leed-verzach-
tende, wonden-heelende, zieken-verplegende ver-
eeniging, Voorzeker die tjjd is nog niet nabjj,
doch eenmaal zal bjj, naar onze vaste overtuiging,
aanbreken.
Iedere stap in die richting is dus een goede
stap, iedere schrede op dien weg des vredes
moet worden toegejuicht. Daarom voelden wjj
behoefte, nn eerstdaags wellicht in ons land
zulk een schrede zal worden gedaan, althans
oen poging daartoe zal worden beproefd, dat
gelukkige verschjjnsel met vreugde te begroeten.
In de Tweede Kamer is nl. een voorstel in
gekomen van de heeren van Eek en Bredius,
dat aldus luidt:
„De kamer drukt den wensch uit, dat de Re
geering in hare betrekking tot het buitenland
zal trachteii de arbitrage te doen worden het
aangenomen en gebruikeljjk middel om door
het recht te doen beslissen, alle internationale
geschillen tusschen beschaafde volken over on
derwerpen, die voor scheidsrechterlijke uitspraak
vatbaar zyn; en dat zjj, zoolang dat doel niet
is bereikt, zal trachten bjj alle geschikte gele
genheden, bjj het sluiten van tractaten te be- volk, nis het Nederlandsche is. Wjj gel
dingen dat de daarvoor vatbare geschillen die met het vólste recht*. Nederland, slechts