edelendea, betchar«nd«» invloed op het «terker deel
van het menacbelijk geslacht uitoefende, dien ^ij uit
«leu aard ran haren aanleg bestend ia te hebben eu
in normalen aociaieu toestand steeds gehad beeft. Gij
aiet het, M. H., bet is niet een gevolg »an een on
beredeneer den emancipatie-zucht, maar een streven naar
instandhouding dor maaUelmppeljjke orde, een maat
regel van sociaal zelfbehoud, die onzen tyd drijft tot
verruiming aan den gaeatel^ken horizon der vrouur.
Wetenschap en kunst en industrie hebben in de
Jsatsie bO jaren een groote viuoht genomen. De stryd
drs levens beeft den man genoodzaakt zich door har
monische ontwikkeling «ïjner vermogens beter voor
4e bereiden voor zijn werkkring in die maatschappij.
fHet perl der algemeene beschaving is aanmerkelijk
verhoogd. Zal nu de vronw goed haar roeping vervullen
•en de plaats behouden die haar van rechtswege toe-
«komt, dan behoort ook het peil barer verstaudelyke
ontwikkeling evenredig verhoogd, haar bhk verruimd
4e -worden en zij moet, in verband met haren aanleg
•enbase bestemming, geljjken tred bonden met de andere
thelft van het mensohelijke geslacht. Van daar de eisch
van den volksvriend onzer dagen: geef der vrouw
een breeder, «degelijker basis van kennis, zoodat zg
•in staat gesteld worde hare vermogens harmonisch
4e ontwikkelen.
Dergelijke eisch is geheel in overeenstemming met
de opvatting, welke de beschaafde chriptelyke maat
schappij heeft van de bestemming der vrouw als gade
<en moeder. Alleeu zij die het cynisch begrip zijn
toegedaan, dat de hoogste bestemming der vrouw be
staat in het voortplanten vau ous geslacht, kunnen
zich verzetten tegen het beginsel, waarvan het streven
onzer dagen uitgaat. De anderen kunnen verschillen
in de toepassing, zij kunnen quaestie hebben over meer
of minder, maar zy zullen toegeveu, dat zij van het
zelfde principe uitgaan.
Men heeft getracht aan den eiseh van onzen tijd
4e voldoenmen heeft gestalte gegeven aan het
denkbeeld, dat den voorstanders van de verbetering
van bet onderwijs der vrouw voor den geest zweefde,
door de oprichting van hoogere burgerscholen voor
meisjes. De naam is ontleend nan de beslaande
inrichtingen voor jongens, doeh ze zijn daarvan geen
kopie. Er is wel deugdelijk gelet op de bijzóndere
geaardheid, aanleg en roeping der vrouw, maar men
'beeft door dien naam willen uitdrukken: le. dat
men algemeen», qntwikkeling wcnschte; 2e. dat de
school bestemd is voor dat aanzienlijk deel der bur*
gerij, hetwelk meer algemeene beschaving en kennis
verlangt dar. bij 1. o. te verkrijgen is. In navol
ging van Thorbecke's omschrijving van het midd.
.onderwijs voor jongens kqn men dus zeggen: Het
midd. ond. voor meisjes omvat de vorming van die
dalryke vrouwen uit de burgery, welke, het 1. o. te
boven, trachten naar algemeene kennis, beschaving
en voorbereiding voor bare beatemming als gade
en moeder.
Voor het oogenblik is de quaestie practisch op
gelost -door de stichting van h. bL voor m. Niet
•dat deze scholen beweifen 7olmaakt te zijn. Maar
z^j verwezenlijken, wat het denkend gedeelte van
4»et^"tegenwoordig geslacht verlangt, dat aan jonge
•dames uit den middelstand worde onderwezen. De
ijjd zal over deze inrichtingen wel uitspraak doen
de ondervinding is ook hier de beste leermeesteres.
Voor het oogenblik is in de praktyk de vraag deze:
Is het m. u. 1. o. voldoende voor onze toekomstige
vrouwen en moeders behoudt dan wat ge hebt,
4)f verlangt gjj algemeener, ontwikkelender onder
wijs, in beter verhooding tot hetgeen onze jongens
jeerenricht dan h. b. voor meisjes op.
Deze vraag is in /de laatste weken ook in onze
gemeente aan de orde. Eenige ingezetenen, gebruik
makende van de gunstige gelegenheid, die het ont
slag van Juffr. Hardeman aanboöd, hebben zich
gewend tot den raad met verzoek, dat deze de be
doelde school reorganiseere om haar beter te doen
beantwoorden aan de eischeu van onzen tijd. De
adressanten vragen niet direct om eene h. b., maar
het is niet twijfelaehtig, dat de meesten hunner die
gaarne zouden zien, indien de finaneieele bezwaren
uit den weg geruimd konden woTden. Reeds vroe
ger is de oprichting eener middelbare school voor
meisjes een punt van overweging in den raad geweest,
doch toen om redenen van finaucieelen aard, niet
aangenomen. Het wa9 naar aanleiding van een adres
van den heer A. A. G. van Iterson, die in Juni
1873 de opriehting van eene b. b. v. m. met 5ja-
rigen cursus gevraagd had, met overlegging van een
gedetailleerd plan en gemotiveerde toelichting.
De actualiteit in onze gemeente Van de quaestio
van het onderwys voor meisjes heeft mij op het
denkbeeld gebracht dit onderwerp heden avond in
onze vereeniging te maken tot een punt van debat.
Ik geloof dot het daarvoor alleszins geschikt is. Wel
is mij gebleken, dat sommigen bet voor een debating
club van te locaal belang achten. Maar M. H.
achter dit locaal belang schuilt een groot algemeen
belang, achter de concrete vraag ^Is een h. b. v. m.
voor Gouda gewenscht?" steekt de abstraote vraag:
Is het moderne M. O. gewenscht voor onze jonge
doehters? Ik schroef aan de leden van deze veree-
niging genoeg scherpzinnigheid toe om te begrypen,
dat de algemeene qnaestie noodzakelijk vooraf moet
gaan en in dien geest zal ik de door mij gesfelde
vraag dan ook inleiden. Het scheen mij geoorloofd
toe de locale quaestie als punt van aanraking met
m\ju hoorders te gebruiken. Dikwyls genoeg verloopt
onze discussie over algemeene quaestiëu tot een
gedachtewisseling over locale belangen. Vergun mij
nu omgekeerd de plaatselyke toepassing als aaaloop
te gebruiken tot een quaestie van algemeenen aard.
Ik roep uwe toegevendheid in voor myae inleiding
van heft debat. Eerst voor enkele dagen, toen reeds
bet onderwerp van den eigeulijken spreker van dezen
avond zou worden bekend gemaakt, kwam ik op het
denkbeeld om doze vraag aan de orde te stellen, eq
wilde ik van de actaede belangstelling gebruik maken,
dan moest ik onmiddellijk mij van deze spreekbeurt
verzekeren. Hetgeen ik u voordraag, is bet vluchtig
neergeschreven resultaat van een paar dagen over-
wegeua. 1
Na hetgeen ik in mijn iuleiding over bet beginsel
gezegd heb, kan ik nu volstaan met de verklaring,
dat ik my geheel schaar aan de zyde dergenen, die
de tegenwoordige meisjesscholen onvoldoende achten
voor onzen tyd. Men ontwikkelt de vrouw thans
slechts in ééne richting en nog gebrekkig, terwjji ik
met zooveel anderen van oordeel beu, dat onze tyd
eischt harmonische ontwikkeling van alle vermogens
Van de vrouw, gelijk de nieuwere tyd doet by den
man (altijd bij de vrouw in verband met haar aanleg
en bestemming), ten einde geene klove te doen ont
staan tussoben de'beide deelen van het meuschdom;
ten einde de vrouw in staat te stelleu die hoogere
wyding aan de samenleving te geven, dien verede
lenden invloed uit te oefenen, waarioe baar gepro-
nonoeerd gemoedsleven haar in staat stelt. In beginsel
ben ik dus voor het tegenwoordig midd. ond. aan
meisjes.
Maar, zal men zeggen waarin verschilt eene mid
delbare. school van een lagere? Eerst wanneer dit
ons duidelijk is, kannen we oordeelen of wy met
a een h. b. v. meisjes verkieslyk achten. Ik zal trach
ten in korte trekken die vraag te beantwoorden. Ik
ga daartoe des te eerder over, daar het mij voorkomt
dat dit verschil voor leeken in het vak niet recht
duidelijk ia, en ik geloof, dat de weinige geestdrift
die er voor een zaak als deze bestaat bij velen, welke
anders niet kunnen beschouwd worden als tegenstan
der! van ontwikkeling on beschaving, voortvloeit uit
de meening, dat deze beide takken van onderwijs
zich alleen onderscheiden door de quaatiteit der vakken,
door iets meer of minder, maar dat in de vakken
die beide gemeen hebben het onderwys aan eene u.
1. s. minstens even goed is.
Het verschil bestaat vooreerst in de methode.
Bij 1. o. heeft men klasselceraar» en leeraressenbij
het m. o. «ukleeraars. Bij het lager onderwijs staat
een docent voortdureud aan het hoofd derzeifde klasse
en onderwijst alleen de verschillende rakken; Ned.
Rekeukunde, AardrGeschiedenis enz bij het m. o.
nemen de docenten verschil lende vakken geheel voor
hun rekening en onderwijzen die in alle klasseu,
den gebeelen cursus door. Ik kan niet beter doen
dan omtrent dit punt aanhalen, wat Dr. Steyn
Parvé, de inspecteur m. o„ zegt in de Economist
1870 doel I bi. 6.
^Het onderscheid toch tusscheu lager en middelbaar
onderwijs ie niet uitsluitend gelegen in^de vakken
integendeel, dezelfde vakken kannen, hhNK reeds is
opgemerkt, tot beide behooren; men meemoet het
verschil vooral zoeken iu de methodeal moge dan
ook de wetgever zieh daarmede niet knnneu inlaten.
De onderwijzers in de lagere school zijn klasse-leeraren
zij moeten voldoende bekend zijn met alle vakken,
die in de lagere school te buis behooren, om daarin
een ontwikkelend onderwijs te kunnen geven en om
te kannen zorgen, dat hot eene het andere aanvulle en
alle te zamen een goed geordend geheel uitmaken.
Noch in rekenen, noch in het Nederlandseh, noch in
geschiedenis, noch in aardrijkskunde behoeft de ouder
wijzer in de lagere school eene specialiteit te zijn;
het is zelfs niet eens wenschelyk, dat hij het zij,
daar hy in dat geval lichtelijk aan dat vait, tot na
deel van de andere, een overwegenden in*loed bij
zyn onderwijs zal geven. Bij het middelbaar onder
wijs is het daarentegen anders gesteld. Als de leerling
de moedertaal tamelijk zonder fouten heeft leeren
schrijven en daarvan rekenschap weot te geven, vlug
heeft leeren rekenen en eenige kennis van aardrijks
kunde en geschiedenis heeft opgedaan, wanneer vooral
zyne verstandelijke vermogens daardoor eenige ont
wikkeling hebben* verkregen, dan kin hij verdergaan
en moet hg in de onderscheidene richtingen, welke
die vakken aanwyzen, verder ontwikkeld worden;
het spreekt van zelf, dat dit moet gepaard gaan
met eene vrij aanzienlijke uitbreiding van zijne konnis.
Die kennis kan hem echter op doelmatige wijze slechts
gegeven worden door een leeraar, die zich op een hooger
standpunt bevindt, die het goheele gebied der wetenschap
overziet en dus zelfstandig kan beoordeelen, wat hij daar
uit moet nemeu voor het onderwys en in welken vorm
hij het moet gieten, opdat zyne leerlingen het behoor-
lijk kunnen opnemen en assimileeren de middelbare
school eischt dus specialiteiten, dat is, vakleeraren.
Dit belet niet, dat aan elkander verwante weten
schappen, zooals bijv. wis- en werktuigkunde, natnur-
ea scheikunde, geschiedenis en aardrykskunde, door
een zelfden leeraar kunnen worden onderwezenmaar
het is bepaald noodig, dat het onderwijs in eenig
vak van de laagste tot de hoogste klasse zooveel
doeolyk door deneelfden leeraar worde gegeven eu
aldus een goed geheel uit make. Door onderling
overleg tussohen de leeraren moet dan in het on
derwijs, door hen in de onderscheidene vakken
gegeven, eenheid en verband gebracht worden; het
i«l vooral de zeker niet gemakkelyke taak van deu
directeur hiervoor zorg te drageu. Voor den be-
kwaamstcn onderwijzer is het zelfs niet mogelyb-
wezenlyk goed onderwys te geven in de verschillende
vakken, die byv. in de laagste klasse eener hoogere
burgerschool worden onderwezen, namelijk wiskunde,
natuurlijke historie, Nederlandsoh, Fransch, Duitach
(aan sommige ook uog Engelseh), geschiedenis,
aardrijkskunde en teekenen, ook dan zelfa niet,
wanneer men dit laatste aan een afzonderlijken lee
raar opdraagt. Ik heb menigmaal verdienstelyke
onderwijzers, die aan 't hoofd van eene Fransche
school of een instituut stonden, zich hooren beklagen,
dat zij als 't ware ondergingen in de veelheid der
vakken en onmogelijk, zelfs voor enkele, op de hoogte
hadden kunnen blijven'.
Het tweede verschil tussseheu de tegenwoordige
meisjesschool en de h. burgerschool ligt in deleerstof,
den omvang van het onderwys. Het u. L o, voor
meisjes bestaat hoofdzakelijk uit de moedertaal en de 3
gebruikelijke vreemde tulen, maar, volgens de weten in
verband met de gewone kundigheden der onderwij
zeressen, alleen in de beginselen. Wel beweert men op
sommige inrichtingen ook letterkunde te geven, maar
wat die dames zoo noemen, is niets dan een naam
lijst van de voornaamste schryvers met de titels hun
ner werken. Kennismaking met de voortbrengseieu
der letterkunde is uitzondering en kan natuurlijk
alleen ge-ehieden met die meiqjes, die uit eigen
liefhebberij langer de school bezoeken dan bet gros.
Want dit verdient ook opgemerkt te worden, de meis
jes verlaten de school in den regel op 14, 15, hoog
stens löj.irigeu leeftyd en het kost allerlei kunst-en
vliegwerk om ze zoolang te honden. Zeffs hier ter
stede, waar de scüool in haar soort goed is, en de
hoofd onder wyzeres bij ouders eu leerlingen algemeen
geacht en bemind, gelukt het deze alleen door over
reding der leerlingen zelveu, door de betuiging dat de
meisjes door haar bly vso haar persoonlijk genoegen zul
len doen, ze te houden tot dat de grammatische ken
nis der talen «enigszins afgewerkt is. Deze taalkennis is
bijna alles wat de meisjes opdoea. De reet is byzsak.
Men lee.t geschiedenis, ja, maar als mca bedenkt, dat
de eiseh voor de acte van bekwaamheid voor
de minstens 18 jarige hnlponderwijzeressen alleen
vordert ie hoofdpunten der geschieden is in het
algemeenen die des vaderlands in het bijzonder
vooral gedurende de laatste eeuwen en dat wei zonder
onderling verband, want daariu verschilt juist de eisoh
voor hoofdoiiderwijzeressen, dat deze ook het onderling
verhoud moet.n kennen; wauneer meu op deze eiseheu
voor de onderwijzeressen let, zeg ik, dan kan men
begrijpen dat de historifeche kenuis, het begrip der
geschiedenis, onder haar leiding by de leerlingen
niet byster groot is of door grondigheid uitmunt.
Hetzelfde geldt voor de aardrykskunde. De we
tenschap der hnlponderwyzeressea bepaalt zieh tot
eenige kennis van Europa, Nederland en< zijne bezit
tingen alleen de hoofdonderwijzeres moet met de
andere werelddeelen bekend zyo. De voorraad ken
nis dei1 leerlingen bestaat dan ook gewoonlyk uit
de topograptiie van Nederland en de voornaamste
Europeescbe stuten. Van natuurkundige, laat staan
wiskundige aardrijkskunde, hebben leerlingen noch
onderwyzeresscn, (de uitzonderingen onder de laatste
daar gelaten,) in den regel eenig begrip. Dat
het rekenen oilder de dames geen vak van liefheb
berij is, ook niet der onderwijzeressen, is van alge
meene bekendheid. Het is een natuurlijk gevolg van
de geringe eisohen, die de ouderwetscbe samenleving
stelde aan de vronw. Het jprogramma voor hulp-
onderwijzeres vordert: ngrondige bedrevenheid (sohrik
niet van die grondigheid, M. H.) in de vier hoofd
bewerkingen der rekenkunstzoowel met gewone en tien-
deelige breuken als met geheele getallenen daarenboven
vaardigheid in de toepassing dtff hoofdregels bij de
schriftelijke oplossing van vraagstukken en het rekenen
uit het hoofd.", Voorts de kennis van het metrieke
stelsel yan maten en gewichten. Wanneer men van
den 18 jarigen leeftyd, waarop deze eisohen slaan,
weder teruggaat tot den 15 a 16 jarigen en den
prikkel van het examen wegdenkt, dat de onderwij
zeressen tot geregeld werken dwingt, dan kan men
zich lichtelijk voorstellen, hoe weinig wiskunstig en
logisch onze meiy'es redeneeren, als zij de school
verlaten, en begrypt men dat de beste niet meer re
kenen verstaan dan absoluut noodzakelijk is voor de
praktijk eener huishouding.
Van vormleer en kennis der natuur kan uauwelijks
ernstig sprake zijn, als men de kennis van die vakken
afmeet naar de ontwikkeling der onderwijzeressen in
de andere wetenschappen, die voor hoofdvakken door
gaan. Op de school bestaat de vormleer uit de
machinale optelling van ribben, hoeken, lijnen en
punten en de lea in de keunis der natuur uit het
te hooi eu te gev lezen van eenig natuurkundig
leesboek.
Ziedaar de geheele menu ran de tafel, waaraan
onze jonge diaet rocdiel .inden rooi
hun rentend, de bagage waarmede zjj, en dan nog
alleen de beate daaronder, de larenareia beginnen
Uiet zonder opzet heb ik de eiechen roor het
hulpondcrwyzeressen-examen all pant ran vergelijking
gebezigd. Ik had er nog een tweede doel mede.
Ik wilde u rragen: zijn dergelijke jonge damn, die
dan tooh de helft, zoo niet, zooals op het oogen
blik hier ter stede, bijna alle klaaaen onder haar
leiding hebben, geschikt om jonge meisjes ran 12
tot 18 jaren degelyk, ontwikkelend ooderwgate geren
in al de zooeren genoemde rakken plus een paar
rraemde talen. Zoolang men het mjjns inziens roor
tegenspraak niet wel ratbare beginsel wil handharen,
dat de onderwijzer, zal hg ontwikkelend onderwys
geren, meer behoort te welen, den juist datgene,
wat hg aan zijne leerlingen moet mededeeleo, kan
er geen twytel bestaan of deze rraag moet ontken
nend beantwoord worden. Er zijn er enkelen onder
welke tegeo die taak zgn opgewassen, althans onder <de
hoofdonderwijzeressen, maar dit is meer in weerwil,
dan tengerolge ran de programmed roor de acten
1. o. Men bedenke wel. Deze onderwijzeressen zgn
bestemd om kinderen ran 6—12 jaar te ontwikkelen,
door onderwjja op te roeden, en daarroor weten zij
gsnoeg. Maar men eische niet ren haar, dat zij goed
onderwijl geren aan meisjes, die zjj in laeftjjd en
ontwikkeling bitter weinig roor zijn. Dat hesft
nooit gelegen in de bedoeling ren de wet op het
I. o. en alleen de chaotische rerwarring, die ontstaan
is door de partieele regeling ran de rerachillende tak
ken ran het onderwgs; door de inlassching in de
wet I. o, ran de beginselen der lerende Uien bij
het smendement Bosscha; door de afwezigheid ran
.1 wst naar eene regeling ren het meisjesonderwijs
gelijkt iu de wet op het M. O.; gepaarJ aan de allea
behalre heldere begrippen, die de autoriteiten reelal
hebben ran 1. en m. o, en het kenmerkend onder*
scheid tuaachen deze beide Ukkeo ran ona rolkaon-
derwgs zgn oorzaak geweeat, dat zoo lang en na
nog op rele plaatsen het onderwgs ran meisjes uit
den beschaafden stand ran 12 tot 18 jaar grooten-
deela in handen ia ran onbevoegden; dat het school
toezicht ren 1. o. in dit opzicht Gods water laat
loopen orer Gods akker en dat de autoriteiten op
het gebied ran m. o. dit lijdelijk moeten aanzien,
omdat de wet han niet toelaat daaraan iets te doen
dan goeden raad geren.
Gelukkig dek er nog menaohen zijn, die naar goeden
raad willen lniatarer., gelukkig dat er nog gemeen
tebesturen geronden worden die het gewicht ren dit
•itnemend volksbelang hebben begrepen en dat er bier
n daar raadsleden zgn, die hart hebben roor nog ieU
moer den loater stoffelijke belangen en kleine hoofdelijke
omslagen. Aan han hsbben wjj het te dankea ast
«r enkele h. b. roor meisjes verrezen zgn; dat de
regeeriog altbana iets doet door snbaidieering van
deze inrichtingen dat er gelagenbeid is gegeven aan
dames om acten voor M. O. te verkrijgen eu er dus
personeel aanwezig is om aan die scholen werkzaam
te zgn; dat er een begin ia ran een betereu toestand,
de dageraad van esn nieuw leren.
Ik kom na tot de rraag: wat geeft de h. b. roor
meiqesf wat geeft zg meer dan de zooeren beicbre
ven scholen
Om die rraag te beantwoorden heb ik mij gewa
pend met een programma ren de h. b. r. m. te
Arnhem, het eerste het beate, dat mij dezer dagen
in handen kwam. Ik geef dit als voorbeeld; de
andere komen in hoofdzaken daarmede overeen; een
klein rersohi! in toepassing schaadt niet aan de rich
ting, waarin zioh het onderwijs beweegt.
Deze sohooi geelt op het gebied van taal- en let
terkunde niet mioder den een meisjesschool, zoosla b.
r. hier ter stede; integendeel meer en beter. Vyf jaren
taalstudie en stijloefening. Twee jaren loutere taal
studie worden gerolgd in het Se jaar door het lezen
van enkele atnkken uit den nieuwsten of den klas
sieken tyd sla inleiding op de geaehiedenis der let
terkunde, welke in de beide laatite jaren behandeld
wordt naar aanleiding ren en in verband met de beate
voortbrengselen van de letterkunde der nieuwere
volken. Nederlandsoh in de respectieve klaaaen
8, 8, 3, 8, 2 11 nar per week; Freusch S, 4,
3, 2, 2 16 uurDuitich 6, 4, 8, 2, 2 16
uurEngelseh in de 4 hoogste klassen 4, 4, 4,8
15 uur per week in de geheele school. Volgt de
geaehiedenis 3 nar per kinase per week 15 uur.
^n de drie eerste jaren een volledig overzicht der
algemeene geschiedenis, paralei aan de raderlandscke
tot op bezen tgd 4e klasseNieuwste geschiedenis.
Uitbreiding en herhaling der raderlandscheom
in de 5e te worden besloten met algemeeee beschou
wingen en nadere behandeling ren sommige tijdvak
ken. Aardrijkskunde 2, 2, 2,1,1 g our pj,
week in de 5 klassen. Van Nederland beginnende
in de le klasse, Europa en de overige werelddeelen
in de 2e 3e en klasse om in de beide hoogste nog eens
uitvoeriger herhaald te worden. Tevens wordt daarbjj
te Arnhem in elk der beide hoogste klaaaen 1 nar
wis- en nataurkuiidigeaerdrykekunde (eoamographie)
gevoegd door den leeraar in wiskunde en natuurlijke
historie.
Gjj ziet het, M. 11. Op het gebied ran de letter
kundige rakken geeft deze school de oude meisjes
school niets toe. Integendeel. In overeenstemming
met de leasen der ervaring zoekt zjj by voorkeur in
deze rakken het rormend element roor de dames.
De meesterstukken ran de letterkunde der moderne
rolkan, de leasen der geschiedMia geren voedsel aan
het gemoedsleren der rronw el leiden dat in de goede
richting. Dit onderwgs wordtjgegeret door vrouwen,
die de bevoegdheid hebben volgent de wet op het
Ijk O., die das specialiteiten zijn in han rek, dat
gehad overzien en daardoor in staat sijn haar onder
wijs in te richten naar/ de berattiag barer leerlingen.
Volgent de rjj der rakken op het programmako
men wij tot de wiskunde. Dit rak wordt te Arn
hem gegeven door een leeraar, omdat er tot nog toe
geen leerareesen zich op die weteosohappen hebben
toegelegd. Maar nieta verhindert, dat dit in het ver
volg geschiede en het is zelfs wenaehelyk dat de da
mes zei ren er les in geren. Te Arnhem geeft men
aan de wiskunde 4, 3, 3, 3, 3 s 16 nnr. Rekenen
is de hoofdzaak. Niemand zal afkeuren dat er
meer werk ran gemaakt wordt dan op de lagere
school, ook theoretisch ter ootwikkeling ran het
denkvermogen. Maar daarbg komen io de 3 hoo
gere klassen algebra en meetkunst. Deze woorden
in verband met jonge dames M. H. beboeren U geen
•cbrik aan te jagen I Het doel is niet positieve
kennis, maar het is te doen om de methode. Het
ouderwijs wordt gageren in den geest ran dr. Steijn
Parte, die in het reeds aangehaalde stok zegt:
«Ik zou echter gaarne ie meisjes ook eenig onder
wgs in wiskunde wijlen does ontvangen en wel be-
i etelknnde kunnen zii missen
paald in meetkunde; etelknnde kunnen zg missen
een eenvoudig vraagstuk in getallen door middel eener
rergelgking oplossen, dat kannen zij in de rekenles
area goed leeren, en het ssl boor nuttiger zgn, dan
de kennie van de «eigenschappen der evenredigheden,*
waarmede men nu weieens in de lagere school zelfs <M
meisjes lastig valtdoch ii) de behandeling der
bepaalde grootbeden zie ik roor hear geen i
meetkunde wil ik haar echter laten leeren om
methode. Ik geloof, dat men het daarover reeds
eene is, dat geen rak meer dan dat aanleiding geeft
tot logisch denken, tot juiste redeneeringen eo tot
strenge gevolgtrekkingen. Wij zien ket maar aj te
dikwyla, hoezeer de meeste vrouwen daarin nog te
kort acbieten, en ik meen dit te moeten toeackrgren
niet, zoo als sommigen beweren, aan haren natnnr-
lyken aanleg of liever gebrek aan aanleg, maar alleen
daaraan, dat onder alle rakken, waario zij in hare jengd
onderwgs hebben genoten, e/ geen enkel voorkomt,
«aardoor zg in die richting worden ontwikkeld.
Ik verlang echter rolstrej/t geen geregelden cursus
volgens een of ander rooi de middelbare scholen roor
jongens bestemd meetkundig leerboek, maar slechts
de behandeling ren oukele hoofdstukken, die het
meest geschikt zya om dit doel te bereiken. Het is
mg dan ook rrij onverschillig, of de meisjes kennis
opdoen ran rele meetknndige eigenschappen of stel
lingen want zelfs als die geheel zal zjjn verdwenen,
zal tooh de daardoor verkregen rerstandelgke ontwik
keling haar bghlyren."
Thans ia de beurt aan de tweede categorie van
leervakken, de natuurkundige wetenschappen. Daarin
ligt een der groote roordeelen ran het m. o.dat
deel wordt nagenoeg geheel gemist bij het m. u. 1. o.
Er wordt gegeren: natuurlijke historie, in elke
klasse 1 uur; natuur- en scheikunde en gezondheidsleer
alleen in de 3 hoogste klessen 2, 3, 4 ss 9 uur.
De meisjee leeren daar in hoofdtrekkeu bet leren rau
planten en dieren kennen, en wanneer eenige kennis
ran de lerende natuur opgedaan en het waarnemings
vermogen daardoor gescherpt is, rangen zg met na
tuur- en scheikunde aan, niet afzonderlijk, maar als
een geheel. Niet volledig en in wetenschappelijken
samenhang, maar de leeraar doet een kens uit de over
rloedige leerstof, die dat veld van menaehelyke kennis
aanbiedt, in een vorm roor meisjes gesobikt. Geen
physische en ohernisohe^formnles, meer wat noodig ie
om tal van verschijnselen in de natuur en ket dage-
lijksche leren te verklaren, met de eenvoudige natuur
wetten, die daaruit af* te leiden z|jn. Op de/ljehnis-
making met de hoofdwaarheden op natuur- en sclieljlun-
dig gebied volgt ran zelf de toepassing op onüelWrpen,
die in den werkkring der vrouw het meest voorkomen
en welke invloed uitoefenen op het leven en de ge
zondheid der menschen.
Hieraan voegt het Arnhemsohe programma nog toe
1 nnr in de 4e en 1 in de 5c staathuishoudkunde
en etaatsinrichting om de leerlingen bekend le makelt
met enkele hoofdwaarheden op economisoh gebied en
met de grondslagen onzer staatsregeling;1 uurhoek-
houden in de 5e klniet om deu geheelen omslag van
het Ilal. boekhouden te leeren, maar datgene wat
de rronw in haar beperkten kring uattig ia om
hare zaken en huiahoudiog met orde te bebeeren
1 nnr in de 4e en 2 in de 5e kinase klassieke oud
heid, waarin de Mythologie en oude letterkunde be
handeld worden, roor zoover die noodig zijn om vele
klassieke werken uit deu nieuwcren tijd te verstaan
•n te genieten.
Met lOnur teekenen (2 in elke kl12 uur hand
werken in de 4 onderste (4, 3, 3, 2) en 1 uur zang
ia elke klessa is het programma kompleet. Gymunstick
valt buiten de gewone leeuren. Deze laatste vakken
(teekenen, handwerken, zang en gymnastiek) vallen
weder geheel in het kader der oude meisjeascheol.
Veel zal dat onderwijs niet in methode velschillen op
de beide inrichtingen. Bij de oprichting eener h.
b. s. blijven dezelfde personen als leeraars, die reeds
bij het m. a. 1. o. werkzaam waren, want ook daar
is het regel, dat er roor die rekken personen zijn
buiten de gewone onderwijzeressen. De strenge klaa-
•enrerdeeling van de midd. school echter doen any
vertrouw eu, dat het voordeel weder zal zijn aao da
z|jde der h. b., want by de lagere wordt daarop in
den regel by die bijrakken weinig gelet.
Na dit rlmshtig overzicht rau het (irogramma eener
in warking synde h. b., rraag ik Is deze opleiding
niet te verkiezen boren de tegenwoordige educatie ran
meisjes? Vooreerst dit ia wel niet de hoofdzaak,
maar toch een niet te versmaden voordeel onze
jonge dames besteden een paar jaren meer, die thans
roor esn groot deal in laf gebeuzel voorbijgaan, aan
nuttige geestelijke bezigheid de tg<l, waarin zij van
meisjes vrouwen worden, wordt doorgebracht in ge-
regelden arbeid onder leiding van ke.-chaafde dames,
die toegerust zgn met paedagogische erraring. Maar
teo andere en dit is het radicale verschil de
aanstaande rronw en moeder ontraogt dié alzijdige
ontwikkeling, waaraan zij tegenwoordig zoo groote
behoefte heeft Men gaat daarbij uit van hel m. i.
gezonde beginsel, dat alle vermogens der vrouw tot
haar recSt moeten komendat men haar niet alleen
in staat moet stellen haar gemoedsleven aan te kwee
kan, maar dat ook haar denkvermogen, haar verstand
leiding behoeft om de rede te mak*n tot meesterea,
die de orde haodkaaft op het gebied ran bet gees
tesleven der rronw.
Ik geef alweder het woord aan Dr. Steyn Parvé:
Waarom tooh moet men in één rak of in écne rich
ting uitsluitend het rormend element zoeken roor de
opleiding der vrouw? Ie dit denkbeeld niet lijnrecht
iu strijd met het beginsel ran degelijke en veelzijdige
ontwikkeling? Zal men haar wezenlijk ontwikkeld
noemen, die erraien ia in geschiedenis en io letter
kunde en met de voortreffelijkste voortbrengselen daar
van bekend is, doch geheel eene rreemdeliuge is ge-
bieren op 't gebied der natnnr en zelfa van de een
voudigste verschijnselen geen verklaring weet te gereu
Welken neem zalmen aan de rronw geven, ervaren
in natuurwetenschap, maar gebrekkig bekend met de
lessen der geschiedenis en met de roortbrengsoien der
letterkunde, en zonder eenig begrip van bonst of
kunstzin? Juist in de harmonische samenwerking ran
deze verschillende middelen moet mijns inziens het
rormend element roor de oproeding en beschaving der
rronw gezocht wordenin die samenwerking vindt men
den noodigen waarborg, dat noch het realistisehe,
noch het formeele (idealistische) of aesihetiache beginsel
te veel op dan voorgrond zal treden, tot groot nadeel
van die veelzijdige ontwikkeling, welke de vronw
behoeft, als huismoeder by de opvoeding van hare
kinderen, als echtgenoote, opdat zjj bij haren men niet
in kennis zooveel ten aohter sta als thans veelal het
geval is, als beschaafde vronw in den maatschappelijkeo
omgang, als ongehuwde eindelijk die, in welke rioh-
tiug dan ook, zich een bestaan moeteD zoeken.
Maar is het wel mogelijk aan meisjes die kundig
heden mede te deeleu, haar die verschillende weten
schappen gelijktijdig te doen beoefenen? Wanneer
men verlangt, dat de vrouw de lagere wiskunde, de
natuurkunde, de scheikunde, de natuurlijke historie,
in baren geheelen omvang zal leeren kennen, dat met
het verkrijgen van die kennis eene wjjsgeerigc studie
der geschiedenis, eene uitgebreide beoefening der
letterkunde, een degelijke oefening in schoone kunst
gepaard zal gaan, dan zeker zal men van de school
te veel rergen; maar zoover moet zich het doel niet
uitstrekken. Het is niet te doen om den leerlingen
die wetenschippen in haren gauschen omvang te lee
ren kennen en haar tot geleerde vrouwen te maken,
maar alleen om in het onderwijs die uilkomrten en
die besohonwingen op te nemen, die het mrest ge
sobikt zyn om aan meisjes die kennis en ontwikkeling
te geren, die zg in heren eigeuaardigen werkkring