ÏNieuws en Advertentieblad voor Gouda en Gmslreken.
staatsbegroting, zijn in de1 zitting van Dinsdag nog
vele waterstaats-quaestien behandeld en ook de regeling
der spoorwegdiensten. Een amendement van de hh.
Schepel en Zijlker, betreffende een subsidie voor den
aanleg van buurtspoorwegen in Groningen is inge
trokken.
N° 1920.
1876.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
Vrijdag 15 December.
n.
Buitenlaiidscli Overzicht.
(G.
en, zullen
weg D 121
»i
t.
tMg.
r de Deo»
en.
irhandelen,
n wanneer,
tn.
ScHïooas,
voor
wy
id velgele
wdsiUM»
e heer L.
met buune
te Kind-
te Hendrik
Lasonder.
Spuistraat.
•«zorgen van
>r Nationale
•der de Heer
|en genieten.
pt voldoen
worden be-
Ier wet van
it, maar zjj
door hem
:ht kunnen
8 door het
blijken wie de gewilde president is. Opmerkelijk is,
dal in Amerika zelf de volksovertuiging is, dat Tilden
de rechtmatig gekozen president is en dat Haijes mins
tens 13 a 14 stemmen op onwettige wijze verkregen
heeft.
en met het
naagver-
werdmg de
1, bytondsr
axerend
met berigt
navolgende
'heugelijks
N, is een
an J. i.
eniig sieh
iet doetje
op te ega
i aeiisir»
te BREDA
laatecbap of
mer Zaak.
ANGER*
te MUitte,
het geheels
GOUDSCHE COURANT
r f» -
Vooraf werden eenige kleine ontwerpen behandeld
en met algeineene stemmen aangenomen. Van den
heer de Casernbroot is ingekomen een voorstel tot
afwijking der gemeentewet voor plaatselijke belastingen
ten behoeve van de gemeente Vlaardihgen.
In de zitting van Woensdag zyn verschillende
onteigeningswetten en suppletcrire begroetingen aan
genomen, zoomede de begrooting voor de landsdruk
kerij, de ontwerpen tot bekrachtiging van provinciale
belastingen in de verschillende provinciën en tot
verandering der grenzén Van Zuidholhnd en Zeeland.
Bij de behandeling der spoorwegbegrooting heeft
de minister overgenomen’een amendement van den
heer Wybenga, om voor de lijn Stavoren—Leeuwarden
250,000 uit te trekken, en een ainendement van
den Luyben, om voor de lijn Ztfaluwe’s Bosch
100,000 uit te trekken. De spoorwegbegrooting
is met algemeene stemmen aangenomen.
Dr. Jan ten Brink, de gevierde letterkundige
terecht hoog gewaardeerde auteur, hield Dinsdagavond
alhier eeue voordracht in een vergadering van het
departement „Gouda" der Maatschappij tot Nut van
’t Algemeen.
Hij bepaalde onze aandacht bij den bekenden
blijspeldichter uit het begin der 16e eeuw, Bredero,
die inderdaad ten volle verdient nog meer bekend
te worden, want het is helaas, nog altijd bij velen
het geval, dat zij de buiteulandsohe letterkunde meer
aandacht schenken dan de Hollandsche en dat onze
eigen dichters, nog lang niet overal in den lande
naar waarde geschat worden. Recht aangenaam was
’t ons daarom, dat door den spreker van Dinsdag
avond een stof was gekozen, zoo geschikt om een
betere appreciatie te bevorderen van dat, wat ons
eigen land op letterkundig gebied voortbracht.
Spreker begon-met ons den persoon van Bredero
in enkele trekken te schetsen, herinnerde er ons aan
dat hij niet voortspfoot uit een aanzienlijke familie,
maar dat hij was een burgerjongen, wiens vader als
schoenmaker zijn dagelijksch brood verdiende, zopdat
onze dichter eigenlijk geen opvoeding ontving, dieeen
geletterde kon heeten. Aanvankelijk was hij bestemd tot
schilder, maar het penseel te hanteeren scheen niet
van zijn gading en voor de beeldende kunsten had
hij blijkbaar weinig aanleg; des te meer openbaarde
zich bij hem al spoedig dichterlijke gaven en *t moet
thans door ons erkend en geconstateerd, zeide spr., dat
hij met zijne dichterpen, ten slotte hetzelfde deed wat een
Brouwer, een Ostade, een Jan Steen met hun penseel
verrichtten, dat hij namelijk, evenals zij, teekende het
leven onzer vaderen en dat deed in zeer duidelijke
kleuren.
Gelijk bij vele andere groote mannen in alle tijden
het geval is geweest, beproefde hij zijne krachten
het eerst aan een genre, dat het zijne niet was en
dat nooit zou worden. De kunstenaar kent aanvankelijk
evenmin zjjn juiste kracht als zijn bepaalden aanleg.
Bredero maakte eerst een drama, trachtte zich te
wijden aan de tragedie, doch zonder veel sucoes.
’t Bleek weldra dat zijn kracht’ in ’t blijspel lag en
al meer en meer werd ’t hem en zijne bewonderaars
duidelijk, dat in hem een blijspeldichter stak van
goed gehalte. Een zijner eerste proeven was een
dichterlijke oproeping van de Haarlemmers de
bekende antagonisten der Amsterdammers om
een wedstrijd aan te gaan in het drinken, waaraan
men zich toentertijd geenszins onbetuigd liet en reeds in
die eerste proeve toonde hy een groot cu aanleg voor ’t
comische dicht. Bredero onderscheidde zich vooral hier
door van andere dichters, zeide spr., dat hy was realist
in de hoogste mate. Zijne voorstellingen waren uit bet
leven gegrepen, gav n de personen, de zeden en gewoon
ten geheel weder zooals ze waren, en kunnen dus
ons als uitmuntende bronnen dienst doen, waar i
den geest willen leeren kennen van den tijd, waarin
Bredero en tyne tydgenooteu leefden. Hot is waar,
niet zelden waren zijne gedichten ook in zooverre
een zuivere afspiegeling van zijn tyd, dat de in ons
GOUDA, 14 December 1876. t
Velen zullen ongetwijfeld met genoegen vernemen,
dat het Bestuuf onzer Spaarbank met Januari -a. s.
ook des Maandags zitting zal houden. Hierdoor
wordt wel zijn taak verzwaard, maar ook wordt daar
door in eeue meer en meer dringende behoefte voorzien.
De zittingen waren des Zaterdags in den regel eerst
iaat na 10 ure geëindigd en menigeen, die zijn spaar
duitjes wilde iuleggeri, was een half uur kwijt voor hij
daartoe gelegenheid had. De Maandagsche zitting zal
uitsluitend voor teruggaven, de Zabrdagsche voortaan
alleen voqr inleg bestemd zijn. Ook deze maatregel
zal bevorderlijk zijn om spoediger hen, die zich aan
melden, te kunnen helpen.
Wij kunnen mededeelen, dat op den 3eu Januari
a. s., van wege de hier gevestigde Afdeeliug van de
irVereeniging tot Bevórdering van het Volksonderwijs
en het Schoolbezoek" éene ook voor hen, die geen
leden der Vereehiging zijn, toegankelijke vergadering
zal worden gehouden, in welke de Heer A. M. Kol-
lewijn van Amersfoort het woord zal voeren.
Dikwijls ergerden wij er ons aan en niet wij alleen
dat goede tooneelvoorstellingen zoo menigmaal wor
den ontsierd door zoogenaamde die veelal
niets zijn dan een verzameling van allerhande flauwitei
ten. Des te aangenamer is ’t ons, dat het Woensdag a.s.
aan het Goudscbe publiek zal blijken dat er ook
als „nastukje" soms iets kan gegeven worden van
goed gehalte, daar dan in de abonnementsvoorstelling
van het Rotterdamsch gezelschap onder directie van
de heeren Le Gras, van Zuijlen en Haspels zal worden
opgevoenf „Het Wiegje" van Emil van Goetheni, dat
een waar juweeltje mag genoemd worden en dat
uitstekend wordt weergegeven door mevr, de Vries
en den heer van Zuijlen.
Vooraf wordt gegeven: „Martha Dalevne" van
Davyl. A
De Rotterdamsche criticus van het Nedtrlandsch
Toonetl zegt daarvan o. a. het, volgende//De keuze
van dit stuk bewees, dat het der directie om den
steun der beschaafden, onder het publiek, te doen
was. De beste krachten werken aan de goede opvoe
ring mede. De beide heeren Haspels waren uitstekend
in hun rol. De heer Faassen, die als Taldé in de
Dantcheffs, hen, die hem als „oude kassier" gezien
hadden, verbaasd hpd door de veelzijdigheid van zijn
talent leverde als Boulmier (in Martha Dalesme)
weder een nieuwe en geheel andere type, die door
hèt publiek naar waarde geschat werd."
Men verneemt dat de ongesteldheid, waardoor Z.
K. H. prins Frederik in de vorig week werd aangetast,
geenszins van zoo ernstigen aard was als in de buiten-
landsche dagbladen werd gemeld en dat Z. K. H.
nog in deze week in de hofstad wordt terugverwacht.
De heer J. Versluys heeft, wegens gebrek aan tyd
het redacteurschap van het Schoolblad (uitgegeven
door P. Noordhoff M. Smit, te Groningen) met
het einde van den vyfden jaargang, nedergelegd.
In zijne plaats zijn opgetreden de hh. Dr. G. Penou
en H. de Raaf, zoodat de redactie thans uit deze
en den heer C. van Riet bestaat. Met den aan vang
van den zesden jaargang verschijnt het blad in een
groöter formaat
De Eerste Kamer heeft gisterenavond hate werk
zaamheden hervat en, op voorstel van den heer
Cremers, besloten met het onderzoek in de afdeelingen
van de begrooting te wachten totdat alle ontwerpen
zullen zijn ingekomen.
Staten-Göneraal. Tweede Kamer. Zittingen
van 12 en 13 December 1876.
Bij het voortgezet debat over hoofdstuk V der
De Fransche Kamer kan de begrootingsdiscussiëu,
die lij wegens de miniateriëele crisis had geschorst,
i weder voortzetten.
De crisis is, volgens een gisteren ontvaugen tele
gram, geëindigd. Mac Mahon heeft gelukkig ingezieu,
hoe onverstandig de raad was van hen, die hem eeu
ministerie uit de rechterzijde wilden opdringeu, of
althans een ministerie, dat de ontbinding der Kamer
voorbereidde. Het Journal Oj/iciê’l bevatte gisteren
het belangrijke bericht, dat Jules Simon, als president
van den ministerraad en minister van biuuenland-
sche zaken, de heer Martel, als minister vau justitie
optreedt, terwijl de overige portefeuilles in handen
zijn gebleven van leden van het vorige kabinet. De
Maroere is opgeofferd. Naar het schijnt, heeft dus
de linkerzijde afstand gedaan van haren eisch, dat
generaal Berthaut bij het ministerie van oorlog door
een ander lou worden vervangen. Dat een zoo be
kwaam en aan de linkerzijde zoo invloedrijk man
als Jules Simon aan het hoofd van het kabinet
staat, is een triumf voor de linkerzijde en voor de
politieke geschiedenis van Frankrijk van groote be-
teekeuis. De heer Martel behoort tot het linker-
oentrum. Sinds 1871 werd hij telkens tot een der
ondervoorzitters der Kamer herkozen.
Te Konstautinopel is men het reeds eens over den
vrede met Mouteuegro en Servië. Montenegro krijgt
eenige vergrooting, op voorwaarde vau huldiging des
Sultans, terwijl Servië niet allee» niets verliest, maar
Kleiu-Zweruik wint
Omtrent de conferentie wordt gemeld, dat Engeland
en Busland elkaar al vrij dioh» zijn genaderd. De Eu-
gelsche regeering is aog wel tegen bezetting, maar niet
meer in beginsel. Zij meent, dat men, onder (ekere om
standigheden, daartoe zou moeten komen, maar eerst nog
andere middelen moet overwegen en Turkije eeuigeu
tijd laten.' De vraag schijnt dus, m. a. w., thans
slechts te wezen, of men onmiddellijk dan wel in zeker
geval tot bezetting zal overgaan. En dit is eigenlijk
slechts de vraag, of men nu, dan wel over eeu jaar
- zal bezetten. Want gesteld al, dat Turkije inderdaad er
in slaagt, eenige hervormingen in te voeren, men kan
onmogelijk aaunemen, dat het tot aller genoegen binnen
betrekkelijk korten tijd, ook de gevolgen van eeuwen
lang wanbeheer zal doen verdwijnen. Europa zou dan
ten slotte toch tusschenbeide moeten komen. Eu Rusland
zou dan genoodzaakt wezen, zijne troepen voor onbe-
paaldeu tijd, onder de wapenen te hadden of ook ze
nu naar huis te zenden met net vooruitzicht vau binnen
kort weder te kunneu beginnen.
Vermoedelijk zullen dus wel alle pogingen worden
aangewend, om Engeland ook over zijn laatste bezwaar
te doen heenstappen. Indien iemand, dan ia lord Salis
bury de man, om in deze te doen, wat weuschelyk ia
en uit Konstautinopel wordt dan ook als de algemeens
overtuiging gemeld, dat het Engelsche ministerie geen
beter gevolmachtigde had kunnen kiezen.
De Duitsohe Rijksdag heeft eergisteren het wets
ontwerp betreffende de differentiëele rechten verwezen
Daar de commissie; van Regeeringszijde werd opgemerkt
dat het hier niet te doen was om terug te keeren
tot het beschermend stelsel, maar om een wapen te
hebben tegen die Regeeringeu, die premiën van in
voerrecht hieven van sommige artikelen; bepaalde
men eens vooral, dat er geen differentiëele rechten zou
den zijn, dan was men weerloos bij het sluiten van
elk handelstractaat.
Het Hongaarsohe Lagerhuis besloot gisteren tot
den aankoop vau deu Oosterspoorweg.
Uit Philadelphia wordt bericht, dat men nog al
goeden moed heeft op eene vreedzame beslechting van
net geschil betreffende de keuze van den president.
Men denkt, dat eene commissie zal worden benoemd
uit het congres, ten einde een plan te ontwerpen voor
het tellen der stemmen. De geheele zaak zou dan wor
den behandeld door het congres, terwijl het Hoogste
Gerechtshof als arbiter uitspraak zou doen.
Te hopen is, dat iu de 2 maanden, die nog voor
de officieels telling der stemmen verloopen, de gemoe
deren wat bedaren mogen en dat overtuigend moge