Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. EN. MUS, ER IJ b 1TKIL s voort met le Sigaren 10 kistjes Poxtwisnel au J5T. -4. ehedwars- VAN HOOG BELANG. S.” 1877. N? 2008. Woensdag 11 Juli. it Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. f» i E N bij L. I van f26 fflesaohan, reraonden. TLI e. k. ü)- de vu ƒ80. -40. M. zèbjrvstt. GOUDSCHE COURANT. dat aan Ged. St. officieel is. Ged. Staten hebben ter zjjde kennis genomen van dat adres, MMBURG Secretarie. ►OBSCHOT, a. >or de VEIL AD gekozen, j): O en f SO. zomen breed- plaatst in de in Zondag l Aankondigen i is dit nam eloos te be- rage( Bureau Heimanswetering en den Ryn bovenvermelde Gouwesluis te bereiken. Van daar volgen de schepen verder gezamen lijk de Gouwe en den Hollandschen IJseJ, ter- wjjl zij bij IJsselmonde op de Maas komen. Dat deze vaart tot de meest belangrijke be hoort van het binnenlandsch verkeer springt reeds aanstonds in het oog, wanneer men zich den handelsomvang voorstelt, die in beide de gemelde koopsteden is waar te nemenmaar men zoude de waarde daarvan te gering schatten, indien men die slechts met het belang dier steden in verband bracht, en daartoe beperkte. Ook het verkeer vu alle aan de Zuid-Hol- landsche rivieren en stroomen gelegen plaatsen met Amsterdam, N.oord-Hollud benoorden het 'IJ, en met de noordelijke en oostelijke provin ciën vu ons vaderlud over de Zuiderzee, en van Noord-Hollud met de zuidelijke provinciën is daarbij van naby betrokken. Ofschoon men dus kortheidshalve van dezen waterweg als van dien tusschen Amsterdam en Rotterdam pleegt gewag te maken, zy men er echter op bedacht het belug daarvan niet te beschouwen als uitsluitend gemelde steden be treffend, maar behoort dat vaarwater te worden aangemerkt als een hoofdader van het nationaal verkeer, terwijl zelfs een internationaal karakter daaraan niet kan worden ontzegd, zoodat een behoorljjke en aan alle eischen voldoende toestand daarvan zonder twijfel als een zaak van alge meen belang, zoowel vu ons gewest als vu het Rijk, moet worden gerekend. Die toestand is echter op dit oogenblik ver van bevredigend. Voor die vaart wordt, gelyk uit bovenstaande beschrijving volgt,gebruikge maakt, wat eerstgenoemden weg tsetreft, uitslui tend van de boezemwateren van Rijnland on Amstelland, en wat den anderen aangaat, vu die van Rijnland alléén: wateren, wier belendende kaden meereudeels evenmin bestand zyn tegen de drukke scheepvaart welke het hudelsbelug vordert, ah zij zelve in staat zijn aan die scheep vaart veldoenden doortocht te verlcenen, waar hier velerlei ondiepten de scheepvaart belem meren; elders scherpe bochten en engten het verkeer gevaarlijk of moeielyk maken, terwyl ook de doorvaartwijdten der bruggen en sluizen te gering zijn. Het behoeft du ook geen be vreemding te wekken, dat de klachten van de onmiddellyk daarbij belanghebbenden zich al luider en luider deden hooren, vooral toen,ten gevolge van het uit onze zeehavens op vaste tijden afvaren der stoombooten voor de Trus- Atlutische en Oost-Indische vaart, het verkeer met lichters en andere binnenludsche vaartui gen, met stukgoederen geladen, daarover sterk was vermeerderd. Geen wonder dus dat de Schippersvereeniging Schuttevaer aanleiding vond om ten dezen hu- delend op te treden, en zich tot de Hooge Re geering wendde met het verzoek dat toch maat regelen zouden worden genomen om den voor melden waterweg, en wel langs de Aar, de Drecht, en den Amstel te verbeteren. Een daarop gevolgd onderzoek der regeering leidde tot de uitkomst dat in 1874 een plan tot verbetering vu den waterweg werd ontworpen, waarvan de kosten op ƒ1,600,000 werden ge raamd, en welke kosten voor een aanzienlijk gedeelte door de beide provinciën zouden moeten worden gedragen. De Gedep. Staten der provinciën meenden, nadere inlichtingen van den Ministerie moeten verzoeken, meer in het bijzonder omtrent de vraag: wie zich eventueel met de uitvoering van de daar te stellen werken zoude belasten, en door wie het beheer over den verbeterden waterweg zou worden gevoerd. Deze inlichtiu- punt ter sprake te brengen verzekering gegeven dat beidi Staten de zaak van zoo groot belai dat zij niet alleen de aandacht L_. met nadruk daarop vestigden, maar tevens de verzekering gaven van hun kut gaarne elke poging te willen ondersteunen, die leiden kan tot een goed einde, en niet ongenegen te zyn voorstellen te doen, dat dit werk ook vu wege de provinciën wordt ondersteund. Ook dat schryven bleef onbeantwoord. Dat was in December 1875, Eindelyk hebben Ged. Staten in Mei 1876 n. a. vu eeue klacht over de waterkeeringen lugs de Gouwe op nieuw aanleiding gevonden bij de Regeering deze ge wichtige zaak ter sprake te brengen en met de meeste kracht er op aan te dringen dat de ver betering vu den waterweg vu Amsterdam naar Rotterdam ter hud zou worden genomen. Ook op dat laatste schrijven wachten Gedep. Staten nog steeds antwoord. Nadat de heer Blussé had aangetoond dat het Dept, vu Binnenl. Z. nietdoordrongenschijnt van den spoed, die in deze mag worden ge vorderd, werd de volgende door hem voorge stelde motie met algem. stemmen aangenomen »De Staten der Provincie Zuidhollandoor- deelende dat het belang van dit gewest in hooge mate betrokken is bij eene afdoende verbetering vu het vaarwater tusschen de groote Zuid- hollandsche rivieren en stroomen en het Noord- holludsche IJ of het kuaal waardoor dat open IJ vervangen wordt, en tevens oordeelende dat een spoedige vaststelling van het plu dier verbetering tot richtsnoer moet strekken voor i en Rotterdam—Houten 1 .1—, XJTST--. -iT"*' .1 '.-aJFX.l - JT—„i l betreft: «Wat is door hh. Gedeputeerden ter bevordering dier verbetering verricht?» Daar omtrent ku medegedeeld worden, dat in Juli 1874 onder den vorigen Minister vu Binnenl. Zaken aan de Gedep. Staten van de provinciën Noord- en Zuid-Holland plannen en teekeningeu ter verbetering van den waterweg tusschen Am sterdam en Rotterdam zyn gezondendat beide colleges van Ged. Staten bij gemeenschappelijk rapport hunne meening hebben te kennen ge geven- ten aanzien van die plannen en teeke- ningen, maar dat Ged. Staten gemeend hebben, alvorens in verdere beschouwingen over dit punt te treden, au den Minister de vraag te moeten richten, wie belast zou worden met het maken der werken en wie met het beheer zal worden belast en welke gemeentebesturen zouden moe ten worden gehoord Die vragen zyn niet beantwoord. Later in December 1875 hebben Ged. Staten van beide provinciën aanleiding gevonden op nieuw dit en den Minister de le Colleges van Ged. belang achtten dat zij niet alleen de aandacht der Regeering I. Eene zaak, van hoog belang voor deze ge meente zal dezer dagen in de Provinciale Staten zoowel vu Zuid- als Noord-Holland worden be- hudeld. Het betreft de verbetering van het vaarwater tusschen de groote Zuid-Hollandsche rivieren en stroomen en het Noord-Hollandsch IJ of het Noojdzeekanaalwelk vaarwater, zooals bekend is, langs en door onze gemeente loopt. Reeds in de zomerzitting van '76 der Staten van Zuid-Hollud was door Mr. P. L. F. Blussé de aandacht daarop gevestigd naar auleiding van een adres aan den Minister van binnenlandsche zaken gericht door Burgemeester en Wethou ders vu Amster- en Rotterdam en andere be langhebbenden. Voor de indiening van dit adres was reeds lugdurig over dat vaarwater geklaagd. Reeds in 1869 hebben klachten over de gebreken dier vaart aanleiding gegeven tot het opmaken vaneen plu door den hoofd-inge- nieur in Zuid-Hollud tot wegneming der bochten in de Gouwe, doch de zaak is slapend gebleven. In 1871 heeft de vereeniging Schuttevaer haar op nieuw wakker geschud. In den aanvang van 1874 zyn door de noofd-ingenieurs in de beide betrokken provinciën au den Minister plunen ingediend, van veel meer omvang dan het vroe gere, doch waardoor desniettemin slechts ten deele in de behoefte zou worden voorzien. Ook die werden in het Ministerie van Binnen- laudscbe zaken te slapen gelegd. In November '74 heeft zich eene commissie vu belangstellenden bij die vaart gevormd, die, te Rotterdam vergaderd, aan de heeren Stieltjes en van der Hoeven heeft opgedragen de noodige verbeteringen na te gaan en te doen opnemen. Deze hebben van hunne bevinding mededee- ling gedaan au Burgemeester en Wethouders van Amster- en Rotterdam. En de laatsten hebben daarop, met meêdeeling van die stukken, zich by adres tot den Minister van Binnenludsche zaken gewend ten einde afdoende verbetering te verkrygen. Dat adres deed den heer Blussé de volgende vragen tot Gedep. Staten richten: 1. Wat is au Heeren Gedeputeerden bekend van een adres van de hh. C. J. A. den Tex, J. vu Vollenhoven en anderen au Z. Exc. den Minister van Binnenludsche Zaken betreffende de verbetering vu het vaarwater tusschen onze Zuid-Holludsche rivieren en stroomen en het IJ? 2. Wat is door HH. Gedeputeerden ter be vordering dier verbetering verricht? In eene volgende zitting werd daarop ge- ulwoord Op de eerste vraag daarvu niets bekend wel vu ter zjjde kennis genomen van dat adres, maar zy zyn niet officieel gehoord over de voor stellen en vragen in dat adres gedau. Wellicht is de aanleiding daarvan hierin gelegen dat in 1874 een project tot verbetering gemaakt is door de ingenieurs vu den waterstaat, geheel afwijkende vu de voorstellen die door de ver- eenigde commissiën uit de gemeentebesturen zyn gedaan. Wellicht is het daaraan toe te schryven, dat de Regeering, alvorens de colleges vu Ged. Staten te hooren, eerst daaromtrent de Inge nieurs vu den waterstaat heeft willen hooren. Dit althans is zeker, dat als utwoord op de eerste vraag vu den geachten afgevaardigde, Ged. Staten moeten mededeelen dat zy officieel daarvu niet in kennis zyn gesteld. Wat de tweede vraag van den heer Blussé irvangen wordt, en tevens oordeelende dat spoedige vaststelling van het plu dier den aanleg der lynen Leiden—Woerden Zeggen Gedeputeerde Staten dank voor de gegeven inlichtingen; Stellen op hoogen prys wat door Gedepu teerde Staten in het belug vu gezegde ver betering is verricht; Bevelen de verdere behartiging van dit be lug met vertrouwen au Gedeputeerde Staten au en gaan over tot de orde vu den dag." In de zomervergadering van dit jaar gaven Gedep. Staten verslag vu hunne bemoeiingen te dezer zake. Wij ontleenen daaraan het vol gende: De vaart vu Amsterdam naar Rotterdam geschiedt tot au de Gouwe langs twee wegen nl. öf langs het Groot Amstel Kuaal, gevormd door den Amstel, de Drecht en de Aar tot de Gouwesluis onder Alphen; öf door de Overtoomsche sluis, lugs den Schinkel en de Ringvaart van den Haarlem- mermeerpolder tot au de Oude Wetering, om van daar over het Braassemermeer, door de

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1877 | | pagina 1