Schuttersraad te Gouda. ADVERTENTIËN. COURANTEN - LEESINRICHTING, Latijnsche School POLITIE. Burgerlijke Stand. A. BOUT. te GOUDA. nisse der leden gebracht. De heer van Mierop toch had gemeend de oandidatuur niet te mogen aan vaarden, daar zijne huiselijke omstandigheden van dien aard waren, dat meerdere drukten hem ongelegen zouden komen. Daarop werd de gelegenheid openge steld tot het noemen van candidaten. Genoemd werden de hh.Dr. F. H. G. van lterson door P. N. Maas jr., en F. van Enen door W. G. van Geelen. De heer P. J. van der Want Az. zeide bij een vroegere gelegenheid wel eens te hebben bijgewoond dat het Bestuur candidaten noemde, hij zou het wenschelijk achten dat dit ook thans plaats had, hetgeen de Voorzitter doet opmerken dat het Bestuur bij enkele personen geweest was, die, naar zijne meening, voor de betrekking van raadslid geschikt waren om huu gevoelen te vernemen or er een event ueele candida- tudr, doeh hunne pogingen waren met geen gunsti- gen uitslag bekroond, liet bestuur achtte trouwens bet. meest wenschelijk dat van de zijde der leden candidaten genoemd werden. Toen verder door geen der leden eenigc naam gevoegd werd bij de reeds geuoettide, ook na herhaaldelijk daartoe door den voorzitter te ziju uitgenoodigd, noemde de heer de Keijzer den heer IP. Pont Drost, inet de bijvoegiug, dat hij dit deed om den loop, dien de zaak genomen had. De eandidatenlijst werd daarop gesloten en het woord gegeven aan den liter F. N. Maas jr. tot het verdedigen van de candidatuur van deu heer van lterson. De beer Maas zeide daarop ongeveer het volgende M. de Voorzitter, ik bevind mij in eeuc niet be nijdenswaardige positie, op de vorige vergadering toch zijn door mg als candidaten geuoeind de heeren Post Drost eu vau der Meulen, terwij! ik de caudidatuur van Dr. van lterson heb verdedigd, toen die werd aangevallen. Thans ben ik verplicht uit die drie personen een keuze te doen, daar slechts één can- didaat moet worden gesteld. Na rijp beraad heb ik mgne keuze bepaald tot Dr. vau lterson en wel om de volgende redeueu. Wat de heer Post Drost aangaat, ik neem niets terug vau het goede, dat ik in de vorige vergade ring van hem heb gemeend te moeten zeggen, maar de vergadering scheen zoo af keerig te ziju van zijue -candidatuur, dat zij zonder eeuige bestrijding gevallen is, terwgl hg teu slotte bij de stemming slechts 3 st. verkreeg - een bewijs dat hij ook thans alzoo weiuig kans van slagen zou hebben. Wat de heer vau der Meulen aangaat, deze zou, te rekenen naar het aantal op hem uitgebrachte stemmen, de meeste kans van slagen moeten hebben, doch van deze is het twij felachtig of hij de candidatuur zou aauvaarden. De hoofdreden echter dat ik deu heer van lterson uit het drietal koos, is dat een gevoel vau recht mij daartoe dringt. Het komt mg nl. voor, dat in do vorige vergadering over de candidatuur van den heer vau lterson wel wat vluchtig is heengeloopeu, tenge volge waarvau verscheidene onzer oen verkeerden in druk van hem kregen. Ik heb toen vernomen van een der leden dezer vergadering, dat de heer van lterson lijnrecht tegenover deu heer Luijleu stond, wat betreft eene waterleiding, zelfs is men zoo ver gegaan, vau te zeggen dat hij het water alhier goed vond. Het kwam mij reeds dadelijk vreemd voor, dat de heer van lterson een zoodauig gevoelen kou ziju toegedaan, waarom ik dan ook eens beu gaan snuffelen in de Verslagen van den Gemeenteraad en toen is mij gebleken, vooreerst dat de heer van lter son uog geen lid van den raad was, toen de voor- loopige concessie verleend werd en voorts dat uit betgeen hg heeft gesproken eu de wijze, waarop hij heeft gestemd bg de behandeling der voorwaarden, bg cene eenigszins andere opinie is toegedaan dan op de vorige vergadering dezer vereenigiug werd mede gedeeld. J Op de raadsvergadering van 28 Mei 1878 werd allereerst in stemming gebracht een voorstel of het uitgemaakt zou worden of het water kosteloos of tegen betaling aan de minvermogenden zou worden gegeven. Dit werd verworpenslechts 4 stemmen waren er voor. Ouder hen die tegen stemden be hoorde de heer van lterson, zoo goed als de hh. Luijten, Kranenburg, Muller, Straver ec Oud ijk. Hier blijkt dus niets van een zekere oppositie van den h^er van lterson. In diezelfde zitting deed de heer Samsora een voorstel om het water uit de standpijpen te verkoopen tegen 1 cent de 30 liter. De heer van lterson, eerst voor dat voorstel, wgzigde den prijs op raad van Dr. Lugten en stelde toen voor: verkoop tegen 1 cent de 15 liter. Met welk gevolg Dat het werd verworpen met groote meerderheid, slechts twee heeren stem den voor, de heer van lterson was in de minder heid met den heer Droogleever, den man die hier vóór een tweetal jaren met algemeene stemmen is candidaat gesteld. Het genoemde voorstel van den heer Samsora werd insgelijks verworpen, de heer van lterson stemde vóór met de hh. Straver, Sara- •om, van Straateu en Droogleever. Het voorstel vau den heer Kranenburg om het getal standpijpen onbepaald te laten, in de wijken der minvermogen den werd toen aangenomen, vóór stfmden o.a. de hh. Kranenburg, Muller, Straver, Samsom en van lterson. Eu zoo gaat het voort, nergens kan ik in de disoussiën eeuige stelseluuftige oppositie viuden var den heer van lterson, in zake de waterleiding In den tijd trouwens, dat de heer van lterson in den raad zitting had, is nooit de vraag behandeld of er al dau niet eene waterleiding zou komen, dat was reeds vroeger beslist, maar alleen op welke voorwaarden de concessie zou worden verleend. In de vorige vergadering werd ook beweerd dat de heer vau lterson zou gezegt^ hebben dat het water in deze gemeente goed is. 'De heeren zullen zich zelf van het tegendeel kunnen overtuigen, als ik heil de woordeu van deu heer vau lterson voorlees, volgens het verslag in bedoelde zitting gesproken. Hij zeideHoogst wenschelgk wordt het door mij geacht, dat wij jde uoodige waarborgen hebben, dat het water zoo goed is als eenigszins mogelijk is, waarom door mij dan ook een proef jnoodig wordt gekeurd, opdat wg kunnen onderzoeken of het aan billijk gestelde eisclieu voldoet. Wjjit zal anders het water uit de yvaterleidiug zijul^P »Njets andere dau het gewoue IJselwater, dat alfeen een weinig in kleur verbeterd is eu waarvan tie stank een weiiiig is afgenomen, liet wordt zejfs door mij hoogst waarschijnlijk geacht, dat het w^ter veel slechter zal worden dan het IJsel water wans is. Er bestaat toch op het oogeublik vrees fdat er een nieuwe waterweg die vrees is pu wel wegge nomen, merkt de heer Maas hierbij maar men moet alle geschriften beoordeeleu naar I dent datum zal komen en wordt er reeds nu door vele schuttingen zeer veel veeuwater in den IJsel geworpen, jdat zal bg 't tot stand komen van den nieuwen weg nie|i,rcrmi Aderen maar veeleer vermeerderen. Dan zal er t»ch verbazeud veel veenwater in den IJsel komeu, dat <|en toestand van het IJsel water zeer zal doen veririigdereu. Is het nu in de zomermauudeu jal dikwijls heel slecht, het slaat te bezien dat het voortaan door de alle- machtige hoeveelheid vceuwalejj die er in den IJsel zal komen, nog veel slecli tergal worden. Met dieu aanstaanden toestafed van het water uit den IJsel voor oogen vraag ïk: Is het uiet noodig dat wg een waarborg stellen» dat het water goed is Is het niet noodig, dat wg zorgen dat wij althans de gelegenheid hebben in geval dat het* water zoo slecht is, dat te constateereu cn te ver beteren Naar mgue mee#i»g ongetwijfeld, eu als die zoo nuttige bepaling niet in de voorwaarden werd opge nomen, zou de geheele waterleiding in. i. niets zijn dan een wasse neus." Hieruit kau men zien, dat de heer van Itersou dus het water niet zoo goed vindt, bij zegt dat door de waterleiding de kleur verbetereu zal eu de stank afuemen. Hij erkent dus dat de kleur niet goed is eu dat het stinkt, eigenschappen die geen ge neesheer het water zullen- doen goed vinden. In de vergadering, waarop een voorstel tot wijzi ging der voorwaarden werd behandeld, sprak de heer van lterson het volgende, nadat de lieer Muller eerst het woord had gevoerd: «Volkomen beu ik htt eens met wat de heer Mul ler daar in het midden bracht, doch wil mijnerzijds daarbij nog enkele opmerkingen voegen. Vooreerst moet ik met ernst protesteeren tegen eene uitdrukking in de laatste missive der heeren die de concessie aanvroegen, opgenomen in het laatste Verslag. Dc geschiedenis der waterleiding te dezer stede is begonnen met eene verdachtmaking van den gezondheidstoestand van Gouda en al wederom in de door mij bedoelde missive vinden wij sporen van diezelfde verdachtmaking. Daarin toch lees ik deze woorden «Nu de voorwaarden van dien aard zijn, dat zij (d. i. concessionarissen) die zóó onmogelijk kunnen aannemen is het dubbel te betreuren dat nu door gebrek aau die ondersteuning, na vele moeiten en kosten hunnerzijds een zoo nuttige onderneming niet tot stand zal komeu en vele andere steden deze stad, alwaar eene waterleiding meer dan elders noodig is zullen voorgaan, zelfs met belangrijke opofferingen van de betrokkeu gemeenten, in het bezit eener wa terleiding." Alzoo wordt gezegd dat in deze stad meer nog dan elders eene waterleiding noodig is en Gouda wordt hier al wederom voorgesteld als een gemeente die door het water ongezonder is dan an dere plaatsen. Dit nu is een verkeerde voorstelling. In verscheidene andere plaatsen toch is het water zoo slecht dat het onmogelijk is te drinken, ter wijl het hier, ja min wenschelijk is het te gebrui ken, maar volstrekt niet geheel ondrinkbaar mag ge noemd worden. Wederom alzoo wordt hier de gezondheidstoestand van onze gemeente verdacht gemaakt eu op ons, le den van den raad, rust de verplichting om zorg te dragen dat Gouda niet langer dien slechten naam draagt, welke zij zeker niet in die mate verdient. De gezondheidstoestand alhier is niet zoo slecht, epi- demiën hebben hier bijna niet plaats, de cholera- epidemie blgve hier buiten rekening, die dan ook niet aan den toestand van het water is toe te schrijven, maar veeleer daaraan dat toen^de rioleering ge- stremd was. Ook vroeger was Gouda een der gezondste plaat-'t sen onzer provincie, ja behoorde het tot de meest 'i gezonde steden van ons land en ook thans is de. toestand niet zoo 'slecht als men het wel eens wil' doen voorkomen. Wat nu art. IQ betreft ben ik het volkomen met' den heer Muller eens. Ik geloof dat wg wel degelijk, verplicht ziju voor de ingezetenen waarborgen te stellen dat zij uit de waterleiding goed water verkrggen em j daartoe is derhalv^ de bepaling van dit artikel ond1' misbaar. "j# Maken wij de voorwaarden, waarop wij de pon-J cessie verleenen te gemakkelijk, de resultaten deeï Waterleiding zullen weinig te beteekenen hebben.) Huis aan huis als 't ware, gebruikt men bier étede zandfilters, welnu stellen wij niet genoegzami waarborgen dat het watèr uit !de waterleiding aai Jbillgltfj) eischen beantwoordt* k liet water zal uief beter/lijn, dan dat uit de filters» dat thans gebihiik| waterweg is hi de ttad als brdt, waarin de Te worpen, jkoodal itilwater zeifcr z er epne ooèwaar dat jffl« stelt), d het M gelflvertL wordfljjen alzoo zou1 het j reaul outyHeekeuéhd ziju. y Meff het ooj? otf den jni^uwi zeer faaraohguijjldy dat hier i ware '«jeu groote lom ge^érmi uitwerpselen1 der sahepenl word: inderdltód de locBtiud San het verergeren. iP i f i Voorzeker acht oMik Bet qhtti: leidibgri komt, maar alleen out de uoédige waarborgen worde:, jvater, hetwelk doofüiile waterlei: goed water ia. V Het gemeentebestuur langen tijd geleden eett onde|zoeli|Sloen plaini hefrè (ijl beu van bet IJselwater, bij welige |glelegeuhtufflbleekl e dat dit alecht was, Zelfs iu sommige tijden'zeer slecht eu vóór allek wordt het tijd dat afstand worde gedaan van 'het denkbeeld dat bet IJselwater goed ia. Geven wij oonceaaie voor een Waterleiding, dun heeft de burgerij recht,te vorderen dat wij waar borgen stellen dat het water goed is, doen wij dat uiet, dan bedriegen »jj tot op zekere hoogte de burgerij. Wij verklaren door de verleeniug der concessie: bet water dat er wordt versohaft ia goedwelnu dut wij daarvoor dan ook zorg drager. I« Ziedaar wat de heer van lterson aeide, hetgeen inij een ander gevoelen gaf omtreut zijn houding in zake dc waterleiding dan men op de vorige vergade ring uit de woorden van een der leden moest op maken. I)och al ware dat uiet zoo, reeds in de vorige vergadering wees ik er op, dat veisohil van gevoelen tussohen twee deskundigen iu een vergadering niet schaadt, daar d:u: de overige niet-deskuudigc ledeu ceu onbevooroordeelde conclusie kunnen trekken uit het gehoorde. Iu geeu enkel opzicht is dus van den heer van lterson iets te vree zen in den raad voor dc water leiding. Het doorbladeren van de raadsverslagen bewees mij voldoende, dat de heer van lterson vele eigenschap pen iu zioh vereenigt, die hem een goed raadslid doen ziju. Hij moge uls iedereen wel eens dwalen, hij is ontegenzeglijk een man, die, als hij een oordeel uitspreekt, uiet anderen napraat, maar het resultaat van eigen gedaohteu geeft; somtijds wordt door hem wel eens meer op het wcnschelijke dan op de uitvoerbaarheid van de zaken gelet, maar dat kan geen kwaad, daar er verscheidene andere prac- tische mannen in den raad zitting hebben, die hij voorkeur op de uitvoerbaarheid aoht slaan. De heer van Itersou is een man, die niet zegtmijn vader en grootvader handelden zoo en derhalve ook ik doe dat, volstrekt niet, hij is een man van dezen tijd. Voorts mnakt bij het B. en W. iu hun bestuur niet lastig, zegt nimmer grove onaangenaamheden aan zijne medeleden, en weet te spreken waar hij het noodig acht, al hetgeen redenen sgn, waarom hij ongetwijfeld op nieuw een verkiezing tot raadelid waardig is. Op de vorige vergadering was er nog eeuige aanleiding om bem geen candidaat te stellen, toen stond de heer Koek tegenover hem, die ook vroeger onze candidaat was, maar die aanleiding ia vervallen, de heer Koek is nu reeds onze enndidaat geworden en de heer van lterson behoeft dus nu uiet langer tegenover den heer Kook te staan, maar verdient naast hem een plaats op onze eandidatenlijst. De heer hl. van Dantzig vraagt daarop bet woord eu zegt zich verplicht te achten den heer Maas te antwoorden, omdat bet door dien heer gesprokene hoofdzakelijk eene weêrleggiug schijnt te moeten zijn van hetgeen hg in de vorige vergadering heeft ge sproken. Het komt spr. onbegrijpelijk voor hoe iemand, na t'huis te hebben nagelezen wat de heer van lterson in den raad heeft gesproken over de zaak der water leiding, de onvoorzichtigheid kan begaan dat hier als eene aanbeveling van dien heet te komen voorlezen. Wat spr. tooh zooeveu hoorde voorlezen, deed hem grooteiyks verbaasd staan over de vele tegenstrijdig heden, die uit één mond qfa door één persoon bijna tegelijkertijd werden geuit. Hier heet het, dat het water stinkt, daar dat het hog zoo sleoht niet is, en zoo meer. En of bij er nu al véór was, om het water nit de standpijpen voor 1 cent de 30 liter, of voor 1 oent de 15 liter te verkoopen dat is een bgzaak en of hij bepaling van het aantal standpijpen aan B. en W. wil overlaten; dat doet minder, ter zake, tnaar de hoofdzaak is zijn gevoelen betreffende de kenring van bet water, niet alleen als raadslid, maar ook toen hij in de gezondheidscommissie zat. Spr. aoht de heer vafc lterson hoog als dokter, als zoo danig inoge hij zeer geleerd| zijn, maar hoe dikwijls ziet men niet dat de meest geleerde professoren dikwijls in jhet maatschappelijk leven geheel ongeschikt zijn. Als- raadslid verdient,] de heer van lterson geen aan betaling; als candidaét voor den raad moet spr. hem bestrijden. Uit hetgeen de heer Maas voorlas, be speurde spr.^iiet veel anders dan tegenstrijdigheden. Heb ik gcdi'aald, - vraagt spr., overtuig mij dan, j doek zoolantflals dat niet geschiedt blijft spr. ziju gevoelen bandhavep, dat de Goudse he Kiesvereniging Went Keer jvéi I terion geen candidaat moet stellen, ''hoOeei men fem dan bok als dokter moge respccteereu! 0e leer Ifflas beantwoordt deu vórigen spreker eu kegt, jat, lm de, heer van Duntzig zioh verbaasde fver hétg^eff spr..' voorlas, spr. zioh van zijn kant i oven vbrWpiidert dat de ibeer van Dantzig tegen- SlrijdighedWj meende op merken iu de wqorden li'ai 4eh heer van Berson. Slechts één punt is door deMfber'jvaf DijMtzig genokmd, nl. dat dc heer van Iteirson eersti-piiW: het watèr is sleclö en later: het water is dojéooticstnt niet.j iMaar is dat een tegen- »tTijdigheid? Isprj' gelooft, het niet. -.Als de heer van Dantzig,goed heeft'gihóord, daifftal hij moeten erkennen daljtde hèer van*lterson zeide dat het water in Gouda zoo slecht niet Was, als op Mimmige andere plaatsen, maar daarmede beweerde hg nog niet, dat het volmaakt goed was. De bedoelde tegenstrijdig heid verdient dus dien naam uiet. De heer 'van Dantzig vraagt daarop wederom het woord en zegt slechts daarom één punt te hebben genoemd, omdat hij de vergadcriug niet wilde vermoeten met alle punten op te noemen, waarin de heer van lterson zichzelf tegensprak. Spr.'koos uit de vele tegenstrijdigheden één puut, dat het meest in het oog sprong nl. dat de heer van Itersou eerst zeide't water stinkt en kort daarophet water is nog zoo sleoht niet. 'Zijn die twee uitspraken met elkander overeen te brengen Volgens spr. niet. De heer van lterson zeide voorts dat hier de epidemicn niet erg waren, maar wg weten allen nog uit het afgeloopen jaar hoe dc mazelen hier gewoed hebben, wij weten eveneens hoe dé cholera hier talrgke offers eischte en als wij het sterfte cijfer nagaan eu vergelijken met dat uit andere plaatsen dan moet het verwondeiing baren door een genetsheer te hooren beweren, dat htt hier niet zoo ongizond is. De heer vau lterson is uit principe tegen de waterleiding, nu het v )orstel tot verleeniug der ooncessifC eenmaal is Eangenomen, moest bij zich of aau de verdere discussie onttrekken of spreken gtljjk bij deed. De heer vau Itersou was tegeu de wa terleiding, is er tegen eu zal er steeds tegen ziju. Hij wil steeds prorven doen nemen met het water, volgens het gesprokene, wat echter na al het gebeurde, onnoodig is. Het water uit de waterlei ding zal wel niet volmaakt zijn, maar waar is dat te viuden? Ook welwater, ook regenwater bevatten schadelijke zelfstandigheden. Het water uit de wa terleiding zal toch iu geen geval slechter zijn dan dat uit de tonnen, wat wij nu gebruiken eu boven dien lal eene waterleiding zeer veel gemak oplevereu voor de ingezetenen. De gezondheidscommissie, wie groote geldsommen werden verleend om proeven te nemen, adviseerde dat het water uit de leiding niet steeds goed zou zijn, doch de heer Lugten overtuigde, zon der kostbare proeven, alleen door de wetenschap, de meerderheid van den raad, dat het water wel goed zou zijn, waaroin dan ook de concessie verleend werd. De heer van lterson was tegen de waterlei ding, het is, volgens spr. den heer van lterson ook niet zoo bijzonder kwalijk te nemen dat hij dat was, hij heeft het zoo druk als geneesheer, en hij is nog niet zoo geroutineerd in andere zaken dan de genees kunde, die in den rand behandeld worden, maar dan moet de heer van lterson het spr. ook niet kwalijk nemen, dat waar in den raad een man zit ting heeft als de heer Lugten, die bijzonder vóór de waterleiding is, dat hij daarnaast dan niet iemand plaatst, die er tegen is, want dan zou men aan den een niets hebben, daar zijn stem door den ander als 't ware vernietigd werd. Met het oog op de wa terleiding zou men niet verstandig doen, meent spr., den heer van lterson te herkiejsen. De heer Maas zegt daarop dat, wilde de heer van Dantzig de vergadering niet vermoeien, hoewel hij toch tamelgk lang gesproken heeft, spr. dat evenmin wil en nog korter zal zijn. Spr. wijst er daarom alleen nog maar op, dat de heer vau lterson waar hij zeide dat het water hier zoo slecht niet was, bedoelde in vergelijking met sommige andere plaatsen. Hij noemde het niet absoluut goed, maar slechts vergelijkenderwijze. Dit moet niet uit het oog worden verloren. Daarop verdedigt de heer W. G. van Geelen de candidatuur van den heer P. van Essen, door hem ook in de vorige vergadering gesteld, spr. bepaalt zich naar eene verwijzing van hetgeen hij toen gezegd heeft. Toen daarop de Voorzitter hem vroeg of hij niet iets naders weet aan te voeren omtrent de denkwijze van den heer van Essen op sommige belangrijke punten zeide de heer van Geelen dat niet te kannen, daar' hij den heer van Essen er niet pver gesproken had. Daarop nam de Voorzitter het woord tot bespreking der door bem genoemde candidatuur van den heer Post Drost. Spr. zeide straks, dien heer te stellen door den loop, dien de zaak genomen had. Spr. gelooft toch dat het op den weg ligt der Goudsche kies- vereeniging om ,de raadsleden, als zgt aan de beurt vaifc attreding zijn, te bespreken, hnniie handelingeu als raadslid te beoordeelen, hunue tekortkomingen in 'rhet licht te stellen en als er betere personen te tipèen zyn fyen door deze te vervangen. 8pr. her haalt: als erpersonen te vinden zijn, waarvan men wtjet dat zij feeter t zijn dan de aftredende, want om proeven te nemen met personen, waarvan men dat niej weet, is zeker niet de taak eener kiesver- eenjging. Spr. dweept niet met den heer Post Dr^st als raadslid, en als^ hier namen genoemd wafeu geworden, waarvan spr. overtuigd was dat zij ünuitiger zouden geweest zijn in den raad, dan zou hij daaraan zijn volle adhaesie hebben ver leend, maar un dat uiet het geval is, wil bij den heer Post Drost herkiezen, vaft hem weet spr. al thans dit, dat bij vóór eene waterleiding is, dat hij is voorstander van goed onderwijs en dat hij onafhankelijk moet genoemd worden, wat zijn positie betreft. Spr. vraagt, wat staat ons anders te doen dan hem, van wien wij dit weten, in de bestaande omstandigheden te herkiezen? De heer M. van Dantzig vraagt den heer van Geelen of het hem ook bekend is of de heer van Essen eene eventneele candidatuur zou aanvaarden, waarop de heer van Geelen antwoordt dat hij dit uiet weet. De heer van Dantzig is dan van oordeel dat het, nu wij als het waas aan den vooravond der verkiezingen staan, zeer onvoorzichtig zou zijn, na de treurige ondervinding, die wij opdeden dat gekozen caudidaten bedankten, iemand candidaat te stel len, die wellicht uiet iu aanmerking wil komen. Dit weten wg althans van den heer Post Drost, dat hij eene caudidatuur zal aannemen, door hem als can didaat te stellen komen wij althans niet roet te weinig personen op het appèl en daarom moet vol gens spr., de heer Post Drost thans door de Goudsche Kiesvereeniging worden candidaat gesteld. Daarop wordt tot de stemming overgegaan. Uitgebracht werden 16 stemmen. Daarvan vereenigden op zich de hh W. Post Drost 9, P. van Essen 4 en dr. F. H. G. van Itersou 3 stemmen. De heer W. POST DROST was alzoo tot candidaat verkozen. De vergadering wordt daarop door den voorzitter gesloten. Aan het bureau van politie ie als gevonden gede poneerd Een pak vroun eu- en kinder kleederen dat uit de Turfsingelgracht is opgevisebt, alsmede een pnrapluio die gepasseerden Donderdag aan een uit stalling op de Markt is blgren staan. Bij beslissing van Gedeputeerde Staten dezer pro vincie van 30 sfuni/5 Juli jl. rechtsprekende in hooger beroep, is het vonnis van deu Raad, gewezen contra W. A. B., sergeant-majoor, vernietigd en deu be klaagde van alle rechtsvervolging ontslagen, omdat slechts één getuige, de aanklager, (een luiteunnt) heelt verklaard dat de beklaagde ongepaste uitdrukkingen tegen zijn meerdere zou hebben gebezigd en mitsdien dit feit rechtens niet is bewezen en dat vau bet ver dere gedrag van den beklaagde niet andere is be wezen, dan dat hij aan deu hem door den luitenant gegeven last, niet onmiddelijk heeft voldaan, maar eerst, na redenen te hebbeu gegeven, welke zijns in ziens, het nohterblijven vau hem beklaagde, recht vaardigen kondenwelk feit niet geacht kan worden gedrag tegen de ondergeschiktheid daar te stellen. Bij vonnis van den Raad dd. 8 Juli is veroordeeld M. G. schutter 1°. wegens pliohtvi rzuim 2°. wegens onbruikbaar maken der hem van gemeentewege ver- strekte uniform, in twee boeten, een van ƒ1.en ten van /-,50 j tot vergoeding der schode aan de nniform toegebracht en in de kosten. CO R BESPON DEN TI E."" A. en Z. verzoeken beleefdelijk de beetaren der hier be staande kiesvereenigingen om na indien dit nog magelgk is cn althans in 't vervolg de namen der candidaten in cUphabetisehe orde te rangschikken en aan te bevelen, niet alleen ter bespoediging van bet bekend zijn van den aitslag der verkiezing, waar tevens ter vergemakkelijking van den lastigen arbeid van het atembureaa. GEBOREN: 8 Juli. Hubertus Martians Jobann, ooders B. A. Verzijl en J. M. F Brommer. 10. Johannes Petras Jacobas, ouders J. W. Kipp en A. J. van de Ven. OVERLEDEN: 8 Juli. A. E. Wieutjea. 1 ra. 10 B. N. J. Cosijn, 21 j.— II. J. W. J. Bossong, 49 j. ONDERTROUWD; 11 Juli. J. P Aret, 22 j. en D. van der Bree, 22j. H. J. van Baaien, 22 j. en J. Verkaaik 26 j. A. Vermeulen, 22 j. en A. van Reede 20 j. L. Heerkens 24 j. en i. Bouter, te Moordrecht 18 j. Bevallen van een Zoon A. J. KIPP— tan Dg Ven. Gouda10 Juli 1879. Bevallen van een Zoon M. J. WELTER—Lans. Gouda, 11 Joli 1879. j Heden overleed mijne jongste Dochter BERNARD1NE NICOLINE JOHANNA in den ouderdom van mini 21 jaar. C. COSIJN. Gouda, 10 Jnli 1879. Eenige Kennisgeving. r De ondergeteekende betnigt lijnen har- teljken dank aan zjjn Patroon, den WelEd. Heer C. LAFEBER voor het prachtige Cadeau, hem vereerd bij gelegenheid zjjner 25-Jarige Dienstvervulling. GERARDÜS IJPELAAR. Gouda, 12 Juli 1879. De ondergeteekende heeft de eer zjjne ge achte Begunstigers te berichten, dat hjj zijn heeft overgedaan aan Alexander BOIJT. Onder dankbetuiging voor de tot nn toe ge- notene gunst, beveelt hij zjjn Opvolger beleef- deljjk aan. P. VAN DER LINDEN. Ingevolge bovenstaande advertentie, beveel ik mijne COURANTEN - LEESINRICHTING beleefd aan, ook voor het ter lezing geven, bjj genoegzame deelneming van „het Nieuws van den Dag," hopende diezelfde gunst als mjjnen Voorganger te mogen genieten, eene accurate bediening belovende. Woonplaats: GOUWE, C. 79. Gouda, Juli 1879. Ondergeteekende maakt bekend, dat het EXAMEN van TOELATING zal gehouden worden op DINSDAG 15 JULI e. k., in bet Lokaal der school, des middags ten 12 ure. Dr. D. TERPSTRA, Rector.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1879 | | pagina 2