Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
1879.
ÏÏcgrootlngsdiscussiên.
Woensdag 24 December.
Wegens het Kerstfeest zal het vol
gend Nummer Donderdagmorgen wor
den uitgegeven.
Advertentien worden ten spoedigste
ingewacht.
GOUDSCHE COURANT
zul do hand geslagen worden
riinr van den toestand in No
tot verkeerde en ongewenschte gevolgen.
I kenbaar gemaaktda heer Brouwers wil
1 c=
I Duitsche grenzen; de heer Djjckmeester
.1 i._„ a
Noorder Lekdijk en drong op staatshulp aan.
Bij de behandeling der artikelen kwam de
Rotterdamsche waterweg ter sprake. Door den
heer Blussé werd voorgesteld om de daarvoor
uitgetrokken post met ongeveer 3 millioen te ver
minderen, het volledige rapport der staatscom
missie af te wachten, en overeenkomstig dat
rapport later met kennis van zaken het noodige
toe te staan. Door den heer Teding van Berk
hout wordt dit ondersteund, door den heer
Mees op grond der voorloopige rapporten be
streden. Ook de heer Patijn is voor het toe
staan der aangevraagde som, om het hooge
belang van het werk. De heeren Froger en
Insinger kunnen zich met het amendement
vereenigen, de laatste vooral op grond dat hij
het meer als motie van orde beschouwt om
de zaak nader te beslissen als alle stukken ter
kennis van de leden gebracht zijn; op grond
der cijfers door den heer Patijn medegedeeld,
achtte hij eenig uitstel volstrekt niet zoo ge
vaarlijk voor Rotterdam. Uitvoerig besprak de
heer Fransen van de Putte de lijdensgeschie
denis van dat kanaalhij betoogde de nood
zakelijkheid der aangevraagde gelden, en achtte
uitstel der beslissing niet slechts nutteloos, maar
ook hoogst verderfelijk. Na het reces zal men
toch evenmin met zaakkennis kunnen beslissen
als nu. Ook de minister verdedigde met over
tuiging de gevraagde gelden; zonder die gelden
toch kan doorgewerkt worden en de verrui
ming der mond is noodzakelijk. Wilde de heer
Skkesz de helft minder korten, de heeren van
Wassenaer en Vening Meinesz bleken over
tuigd te zijn van de noodzakelijkheid om de
geheele aangevraagde som toe te staan, om
later grootere uitgaven te voorkomen. De heer
Miiandolle, als voorzitter der enquete-commissie
over den toestand der scheepvaart in het debat
geroepen, verklaart veel belang te stellen in de
tot stand koming van dien waterweg, doch
juist daarom is hij voor het amendement of
liever voor de motie, onf omtrent deze zaak
na grondig onderzoek en kennis van alle stuk
ken een definitief besluit te nemen. Nadat de
heer Blussé nog gerepliceerd had en de heeren
Wjjbenga, van de Putte en de minister van
waterstaat de motie ernstig bestreden hadden,
vooral op grond dat alle deskundigen en ingenieurs
voor het voorgestelde waren, werd zij met 39 tegen
30 stemmen aangenomen, zoodat wij in het voor
jaar een herhaling van dit debat te wachten
hebben. Met 41 tegen 29 stemmen verwierp
de katiier daarop een amendement van den heer
de Vos van Steenwijk om een meerdere som
uit te trekken voor het bouwen van brug-
wachterswoningen aan de Drentsche hoofdvaart.
Door den heer Heijdenrijck werd de wensche-
lijkheid betoogd van staatsexploitatie van alle
spoorwegen om de tarieven te kunnen beheer-
schen, volgens den minister is daaraan in de
eerste 20 jaren niet te denken. Bij de spoor-
wegbegrooting werden verschillende wenschen
T een
I spoorwegverbinding tusschen Sittard en de
I Duitsche grenzen; de heer Dijckmeester zou
gaarne den aanleg van den spoorweg Nijmegen
Dordrecht bespoedigd zien; de heer Sickesz
klaagt over de te hooge sommen bij onteigening
I betaaldde heer van Eek wil een spoedige
beslissing omtrent de naasting van den Holl.
i spoorwegmaatschappij, die van Juni 1880 tot
i 31 Mei 1881 is uitgesteld; door den heer van
i Keikwjjk werd op meerderen spoed aangedron
gen bij den aanleg der vastgestelde wegen,
terwijl de heer Idserda den minister bedankte
I voor zjjn ijver en den spoed, waarmede hij de
spoorwegwet van 1875 uitvoert. Na gerust
stellende verzekeringen van den minister op
Het debat over de begroeting van waterstaat,
handel en; njjverheid werd geopend door den
heer Sickesz, die bij dezen tak van dienst in de
tegenwoordige omstandigheden op zuinigheid,
aandringende, toch verbetering voor de zooge
naamde kleine riviertjes vraagt, een kanaal door
de Geldersche vallei en een vluchthaven tus
schen Arnhem en Vreeswijk noodig acht, omdat
alleen door meerderen bloei van handel en
njjverheid de natie den druk der belastingen
zal kunnen verdragen. Door den heer Schim-
melpenninck van der Oije werden eenige vragen
tot den minister gericht omtrent den waterstand
iu den IJsel en de waterverdeeling. De heer
Vening Meinesz, mede op zuinigheid aandrin
gende, waarschuwt tegen het verleenen van de
aangevraagde concessie voor een kanaal om
Amsterdam met Duitschland te verbinden. De
heer Godefroi volgt het voetspoor van den heer
Borgesius, en vraagt steun voor de inlaudsehe
nijverheid, ten minste geen bevoorreohting van
den vreemdeling. Hij wjjst op verschillende
zaken, die hier evengoed, ja beter dan in het
buitenland kunnen gemaakt worden, terwjjlhet D_r,.M
toezicht en de controle bij die werken -handel; niet' met den tlS'F'Wan der Hoeven
nenlandsche fabrieken gemakkelijker en goed- - -
kooper zal zjjn, dan in den vreemde. Een zaak
van dadeljjk belang werd door den heer van alleen op de lessen der staathuishoudkunde
Osenbruggen ter sprake gebracht en wel de ook op die der ervaring te letten. Wat de
noodzakelijkheid om door het openhouden der
rivieren de gevaren bij ijsgang te verminderen.
Verder besprak hij den ijk der maten, en de
namen der maten en gewichten.
Een ander urgent belang werd door den heer
Rutgers besproken, de toestand van den Noor
der Lekdjjk, waarvan de doorbraak grooter
rampen zou veroorzaken dan waardoor Murcia
en Hongarije geteisterd zijnspreker drong bij
de regeering aan, om zich niet lauger te ver
schuilen achter de twisten der verschillende
besturen, maar zelf de zaak ter hand te nemen.
Door den heer van Dedem werd aangedrongen
op meerdere belangstelling bij de regeering in
landbouwzaken, en op de verbetering der kleine
rivieren. De heer Verhejjen besprak den onhoud-
baren toestand in Noord-Brabant, waarna de'
heer Hejjdeurjjck zjjn blijdschap te kennen gaf
over de protectionistische beginselen door de
heeren Godefroi en Borgesius gehuldigd. Hier-
in werd hij gevolgd door een anderen pro
tectionist, den heer Insinger. Geen wonder
dat de free-trader pur sang, de heer de
Bruijn Kops, het woord nam om tegen die eco
nomische ketterijen te velde te trekken. Hij
wees op den tegenwoordigeu toestand derindus-
trie. in vergeljjking van i
rechting vau de inlandsche industrie, was zjjn
conclusie, wij moeten voortgaan, wat ook an
deren doen mogen, om onze tarieven te verla
gen, alles verwijderen wat belemmert en zoo
komen tot een porto franco, zeker geen nieuwig
heid, als men zich herinnert, dat reeds meer
dan 100 jaren geleden hetzelfde werd voorge
steld.
De heer Borgesius door den minister van
binnenlandsche zaken naar zjjn collega van
waterstaat verwezen, verduidelijkte in de zitting
van Donderdag zjjn bedoelingen omtrent de
bescherming der inlai.dsche' nijverheid. Hjj wil rechting der industrie leidt volgens den minister
geen bescherming ten nadeele van de verbrui- tot verkeerde en ongewenschte gevolgen. Al
ters, maar gelijkstelling. Hij wil niet dat voor leen de heer Rutgers diende van repliek, nog
onze njjverheid de mogelijkheid om te concur- eens betoogde hij het hooge belang van den
reeren tegen te groote buitenlandsche fabrieken
wordt weggenomendaartoe wenscht hij split
sing der perceelen, die daarvoor vatbaar zijn,
bjjv. van de 48 spoorwegbruggen, die in Januari
moeten aanbesteed worden, verlenging der ter-
mjjnen van aflevering en regeling der boeten.
Protectionistische denkbeelden werpt hjj verre
van zich. Ten slotte vroeg spreker of geen
maatregelen konden genomen worden om brug-
en sluiswachters geen patent als tappers uit te
reiken.
De volgende spreker, de heer van der Hoe
ven, was niet gerustgesteld door de verklaring
van de vorigen spreker. Hij verdedigde met
vuur het vrjjhandelsstelsel en wees op de groote
voordeelen die het ons gegeven heeft, terwijl
de bescherming onze industrie en handel steeds
heeft benadeeld.
Door den heer Roëll wordt besproken de
noodzakelijkheid van een aigemeene wet op den
waterstaat, en van een verbooging van de trak
tementen der waterstaatsbetunbten het nut van
de scheiding van rijks- en provincialen water
stag»; de regeling der Verhouding tusschen
waterschapsbesturen en de gemeenten en de
regeling van alles wat betrekking heeft op de
publieke wegen.
Als afgevaardigde van ’i Hertogenbosch be
sprak de heer de Bruijn den ongelukkigen toe
stand in Noord-Brabant, en trad verder als
tegenstander op der beginselen van den vrijen
JL 1—1 i? J—t ii.'tI»miin »i i -- a jn i
was hij het eens, maar met den heer Heiden-
rijck; De heer Patijn acht het noodig niet
i maar
ook op die der ervaring te letten. Wat de heer
van der Hoeven gezegd had, bestreed minder
het gesprokene door de heeren Borgesius en
Godefroi, dan wel wat achter het gesprokene
kon verborgen leggen. Verder drong hij aan
op een wet tot regeling der fabriekmerken, een
zaak van het hoogste belang voor onze indus
trie tegenover het buiteulaud.
Meer gedecideerd trad de heer van Kerkwijk
als verdediger der vrije handelsbeginselen op
hjj deed uitkomen dat alleen in het belang der
ijzerfabrieken gepleit was, maar dat wanneer
men wilde beschermen alle takken van bedrjjf
daarop evenveel recht hebben. Dat dit moeie-
lijk zou gaan is gemakkelijk te begrijpen. In-
tusschen gaf hij gaarne toe dat niet alleen met
de lessen der wetenschap, maar ook met de er
varing moet gerekend, worden. Nader licht de
heer Godefroi de bedoeling van hem en zijn
medestander toe en verklaart zich in strijd met
|en heer Heidenrjjck afkeerig van alle repre-
suille-maatregelen, die de njjverheid eer zullen
benadeelen dan bevoordeelen.
Uitvoerig beantwoordde de minister van wa
terstaat de sprekers. Zuinigheid zou hij be
trachten, de splitsing der posten op de begrooting
zooveel mogeljjk bevorderen, omtrent de oprich-
vroeger; geen bevoor- ting van waterschappen door het rijk kan hij
geell bepaalde toezegging doen, meer gerust
stellend iVas zijn verzekering omtrent de ver
betering van den ouden IJsel en andere water-
schapswerken. De waterweg van Amsterdam
naar den Rjjn is in onderzoek, van een bepaald
plan kan nog geen sprake zijn; in het voorjaar
i aan de verbete-
ring van den toestand in Noord-Brabant; op
i e n vluchthaven beneden Arnhem zal gelet
1 wordendoen belanghebbenden bij den Noor
der Lekdjjk eerst het hunne, dan zal de staut
zich niet onbetuigd laten; kunstmatige bevoor-
A!-
i
I