Nq 2400. 1880. BUITENLAND. F4 O Woensdag 14 Januari. Buitculandscli Overzicht. Nogmaals gewaarschuwd! lï i De inzending van advertentiën kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave. 1 Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. worden berekend naar plaatsruimte. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN 4 noodig is, is verloren gaan GOUDSCHE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt ZONDAG, WOENSDAG en VRIJDAG. In de Stad geschiedt de uitgave in den avond van DINSDAG, DONDERDAG en ZATER DAG. De prys per drie maanden is f 1.75, franco per post 2. l ADVERTENTIËN worden geplaatst van 1—5 regels a 50 Centeniedere regel meer 10 Centen. GROOTE LETTERS woorden, niet alleen voor Duitgohland, gansch Europa. Want het is nagenoeg waarschuwing mag niet in den wind worden - -.. a ii„I dagoladen gelaten om algemeen politieke beschou- i vingen te gevenwaartoe ook het intreden van een nieuw jaar gerctde aanleiding geeft. Vooral I de kansen op oorlog of vrede in 1880 werden in de laatste dagen druk besproken en nieuwe uitwij dingen kunnen thans wederom vastgeknoopt worden aan de wool den, waarmede keizer Wilhelm den Berlijnschen gemeenteraad op nieuwjaarsdag ge- antwooid heeft op zijn gelukwensch. Er was aan gaande de uitdrukkingen van den keizer ernige twijfel gerezen, en daaraan is het waarschijnlijk te dankendat zij gisteren in den Reickaanzeiger zijn openbaar gemaaktwaar ze luiden als volgt z/Üw gelukwensch is mij eene welkome gelegenheid om u myne zekere hoop uit te drukkendat het met den bijstand van den Almachtige aan mijnen invloed zal gelukken om aan het Duitsche rijk de zegeningen tan den vrede te doen genieten. Het Duitsche volk zal dus de gelegenheid hebben om door eerlijken arbeid en spaarzaamluid zijn deel te erlangen van de voordeden der zich herstellende welvaart.” Gulden maar voor Heden wordt de derde en laatste zitting van de Fransche Kamers geopend het mandaat loopt tot 14 Oct. 1881, met dien verstande echter, dat de Kamer vroeger kan worden ontbonden, wanneer de Regeering een beroep op bet volk wenschelijk oordeelt. Heden zal er waarschijnlijk nog niets voorvallen dan ecuige formaliteitenhet denkbeeld van een Boodschap van den President schijnt reeds lang op gegeven en men zal het moeten stellen met een toespraak van den president-minister, welke echter eerst kan worden verwacht, wanneer de Kamer haar bureel heeft samengesteld. Bij de groote schaarschte van politiek nieuws in deze laatste dagen der winterrust van de verschil lende kameia is eene ruime gelegenheid aan de dagbladen gelaten om bijv, kon openblijven en daardoor zon in tijden van nood reeds veel gewonnen zijn. Liet men geregeld iederen dag bij vorst, vaartuigen voor ijsbreken ingericht, langs de hoofd rivieren, om ten minste een geul open te houden, dan zou bij groeten afvoer van water van boven een geregelden afloop mogelijk zijn en althans de vorming van de zoo gevaarlijke ijsdammen voorkomen worden. Nogmaals gewaarschuwd!” moge die waar schuwing thans weder niet verloren gaan; het ijsgevaar moet niet bestreden worden als het aanwezig isvóór dien tijd moeten reeds maat regelen genomen worden om het te voorkomen; de middelen zijn er, als men ze slechts wil ge bruiken; moest men vroeger berusten, thans is men daarmede niet meer verantwoord. Moge in den loop van den zomer alles gedaan worden, wat noodig is om ons den winter met gerustheid te gemoet te doen gaan. Waar hulp het meest noodig is, is nu gebleken; die les moge niet L. De laatste dagen waren voor vele ingezete nen dagen van bezorgdheid en angst. Een dikke ijslaag bedekte de rivieren, een groote >nassa water was van boven te wachten; wat zouden de gevolgen zyn? Met de meeste be langstelling werden de waterberichten nage gaan, om te zien wat men te vreezen of te hopen had. Gelukkig is het gevaar thans geweken; het ys is verdwenen en het water reeds aanmer kelijk gevallen; wel heeft men dykbreuken te betreuren, wel staat een gedeelte van Noord- Brabant onder water, wei is een gedeelte der Bommelerwaard overstroomd, de liefdadigheid is echtet in staat de daar geslagen wonden te heelen. Men vreesde grootere rampenin Am sterdam werden reeds de goederen in de kelders geborgen, tegen overstrooming verzekerd, en dat gevaar is gelukkig weder afgewend. Lof komt de regeering toe voor den jjver, door haar dezer dagen betoond; alom was men gereed onzen geduchten vjjaud te bestryden; niet slechts de ministers van waterstaat en biu- nenlandsche zaken, ook de ministers van oorlog en marine deden wat in hun vermogen was, om het gevaar te helpen keeren. Hoogere en lagere besturen, de ingezetenen, allen hebben zich beijverd om rampen te voorkomen, en met voldoening kan men op de afgeloopen dagen terugzienieder heeft zijn plicht gedaan, het gevaar is afgewend, en de liefdadigheid zal helpen waar hulp noodig is. De Koning gaat voor, de natie zal niet achterblijven, en binnen wei nige weken kunnen wy hopen, dat alles weder tot zyn normalen toestand is teruggekeerd. Nogmaals gewaarschuwd! Zal ook deze waar schuwing vruchteloos zjjn zal ook nu wieder, nu het gevaar geweken is, in een onhoudbaren toestand berust worden Jaren achtereen heeft Noord-Brabant van overstro >mingen te Ijjden; zelfs midden in den zomer loopt men daar somtijds gevaar, dat de oogst door het water wordt vernieldzulk een toestand kan en mag nietbljjven. De Noorder Lekdjjk wordt door alle deskundigen onvoldoende geuchtbjj de eerste berichten omtrent den gevaarlijken toestand van water en ijs waren aller gedach ten gericht op den toestand van dat deel onzer waterkeeringen; het ergste Werd gev.eesd, wan neer de dooi met storm mocht vergezeld gaan. Het is gelukkig afgeloopen; moet nog langer een groot deel des lands aan die gevaren blootgesteld blijven? Men moge nu zeggen, dat ons land een waterland is, en dat wij ons de mideelen daaraan verbonden moeten getroosten, dat het altjjd zoo geweest is, en wel altyd zoo zal blijven; daarmede is de regeering in dezen tijd niet meer verantwoord. De wetenschap is met reuzenschreden vooruitgegaan, van haar lessen moet gebruik gemaakt worden om het ver keerde te herstellen en een betere toekomst te verzekeren. Aan bekwaamheid en ijver ont breekt het bij onzen waterstaat niet, mannen van Enropeesche vermaardheid telt hij in zijn gelederen; zoude het dien mannen niet mogelijk zijn de zoo noodige verbeteringen aan te brengen, indien men slechts ernstig wil? Zou het met eenigen goeden wil niet mogelijk zijn, de ge varen te voorkomen? Voor alles echter moet meer eenheid ge bracht worden in de waterstaatszaken. Goede, noodzakeljjke maatregelen moeten niet kunnen afstuiten op de eigenzinnigheid of de eigenbaat van het een of ander collegia. De bestrijding van onzen vjjand moet aan een centrale macht worden opgedragen, en niet langer worden overgelaten aan verschillende dijkbesturen, die dikwijls tegenstrijdige belangen hebben, en ge woonlijk geen hooger stelregel hebben dan het oud-Hollandsche>wien>het water deert, die het water keert” zonder oog of oor te hebben voor de algemeene belangen. Regelt die centrale macht den waterafvoer, zorgt deze voor wegruiming van de hinder palen, die dien afvoer belemmeren, heeft deze de macht om de dijkbesturen voorschriften te geven en op de uitvoering toe te zien, stelt bet rijk eindelijk de gelden beschikbaar, tot de uitvoering der -maatregelen noodig, dan zou reeds veel gewonnen zijn, en men zou veel gevaar kunnen voorkomen. Is het kanaal door Noord-Brabant, volgens het advies der deskundigen noodig, dan moet het gegraven worden; is verhooging en ver zwaring van den Noorder-Lekdyk noodzakelijk, dan moet daarmede niet gedraaid wordenwil het dijkbestuur daartoe niet overgaande regeering neme de zaak ter hand eu late aan de rechtbanken de beslissing over, wie zal moeten betalen. Processen zyn langdurig; op de laatste rech terlijke uitspraak kan en mag niet gewacht worden. Men is weder gewaarschuwd, die geslagen. Alleen een wettelijke regeling der waterstaats-belangen kan aan den ougelukkigen I toestand een einde maken als centralisatie daarbij op den voorgrond treedt. Hoofdz.aak moet zyn het voorkomen van gevaar, dit is tot nog toe te veel uit het oog ver loren. Wel heeft men nu getracht bij den invallenden dooi het ijs op te breken door stoombooten en ijsmijnen; zelfs zyn oorlog schepen daartoe gebezigd maar die pogingen hebben over het geheel niet aan de verwachting beantwoord, omdat de daarvoor gebezigde vaar tuigen voor het doel minder geschikt waren. In het buitenland beeft men vaartuigen daartoe uitsluitend ingericht, waarom ook hier die proef niet genomen? Waarom de monden der rivieren niet opengehouden De weg van Rotterdam naar zee is door de stoombooten opengehouden, is dat ook niet mogelijk op andere benedenrivieren. Het ijsvermaak moge daardoor belehimerd worden, het mindere moe; I voor het meerdere wijken; de Nieuwe-Merwede

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1880 | | pagina 1