Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
8UN.
t
f.
i,”
‘W
1880.
N° 2453.
'I
BUITENLAND.
Zondag 16 Mei.
k.
v i-
oorweg.
880.
Ions.
DE WETGEVENDE MACHT.
KEXXTSGEVTXG.
Huitenlaiulsch Overzicht.
I!
V
‘H
n 2e KI.)
RECHT uw
1NINGEN.
JENS.
Je tl 1
F.’
ras
9.35, 10.35.
S, 3.—, 3.59,
18, 4.5, 4 28,
,3.
2.41, 3.43,
2.41, 3.43,
1.41, 3 43,
uitblijven, ierwjjl nu
4.55,7.31.
GOUDSCHE COURANT.
0.30. 10.40,
8.80, 9.30.
haar
met een
behalve
en piswerk-
laMage,
met de Snel-
VII.
12.50, 3.—,
5.25, 7.25,
2 28, 3.35,
11.15, 12.9,
9.53.
11.15,
5, 9.—.
0.10, 10.30,
8.15, 9.30.
8.23.
6 56, 8.38.
!0, 7.7.
1.18, 12.12,
9.57.
II. 10.9.
10 9.
6.—, 10.9.
4, 2.2.,34,
10.9, 11.1.
2.21, 3 4,
9.
en HAGE
ARNHEM.
mGOUDA
ede, Rhenen,
Zaandam en
ngen, Dossel-
isaris, Singel
1 en 45.
r,
■eten worden,
weder halfslachtige wetten te
aan de tegenstanders
en ten gevolge
.arvan herziening op herziening te wachten.
Men wilde den kinderarbeid regelen, een af
gevaardigde deed daaromtrent een voorstel, het
werd onderzocht en verminkt aangenomen, en
wat is het gevolg der halfslachtigheid? Dat
het thans niemand voldoet en óf intrekking óf
aanvulling noodzakelijk wordt.
Maar genoeg; moge spoedig met die half
slachtigheid in de wetgeving gebroken worden;
zijn er regelen omtrent een onderwerp noodig,
men geve die kort en afdoende, zonder schikken
of plooien om daardoor een paar stemmen te
winnen, geen regeling toch is beter dan een
gebrekkige onvoldoende regeling; de natie zal
daarbij welvaren en aan regeering en vertegen
woordiging zal veel moeite en tijd bespaard
worden. L.
nader debat.
Bij de wet tot oprichting van rjjks-postspaar-
banken is alleen de oprichting verplichtend ge
steld in gemeenten, die daaraan over het geheel
minder behoefte hebben, «en halve maatregel
dusbij de wet tot bescherming van nattige
dieren voor den landbouw laat men de vast
stelling van de lijst over aan de regeering, en
de minister verklaart dat die lijst zoo klein
mogeljjk zal zjjntwee dagen discussieert men
over een verdrag met Luxemburg, en neemt men
het aan, in de hoop dat de-minister gehoor zal
geven aan den weusch der vertegenwoordiging,
dat onze diplomatie zhh niet met de zaken der
Luxemburgers zal inlaten. Houdt de minister
zich aan de afspraak roet de bevriende regeering,
dan hebben wjj weder allerlei iuterpellatiën te
wachten; geeft bij gehoor aan het verzoek der
vertegenwoordiging, dan is misschien alle moeite
te vergeefsch geweest en weigert Luxemburg de
ratificatie.
Halfheid in onze wetgeving, schikken en
plooien om zooveel stemmen als mogeljjk is,
soms ten koste van beginselen, te winnen, is
een kanker, die aan ons staatsleven knaagt.
Legde men zich toe om goede Wetten te maken,
die de geheele zaak op afdoende wijze regelden,
dan zonden de zittingen misschien korter duren,
het Staatsblad zou kleiner, maar onze wetgeving
beter zjjn.
Ieder Nederlander >s verplicht de wetten te
kennen, onbekendheid niet de wet is bij den
rechter geen verschooning, maar daarom moet
het getal wetten zoo weinig mogeljjk zijn en
duideljjkheid der bepalingen is een eerste ver-
eischte. Hoe velerlei uitlegging heeft men niet
bjjv. van de patentwet; op hoevelerlei wjjze is
het »in overlegt dat in sommige wetten voor
komt niet verklaard!
Zijn eens de wetten duideljjk, dan kan men ze
ook toepassen, want ook dit laat veel te wenschen
over, omdat men niet met den inhoud der ge-
wjjzigde en herziene wetten bekend is, en boven
dien het aantal wetten nog vermeerderd is met
tal vap gemeentelijke verordeningen. Had men
minder wetten, de uitvoering zou zeker minder
te wenschen overlaten. Vooral in den laatstcn
tijd verdient dit ernstige overweginger wordt
toch aangedrongen op wettelijke regeling van
tal van zaken, die alsnog de aandacht van den
wetgever niet hebben bezig gehoudenmen wil
door wetten het misbruik van sterke dranken
keeren, de prostitutie tegengaan, de desertie op
de visschersvloot beletten, misschien wel het
tabaks-verbruik aan regelen binden en wat niet
meer.
Doet de regeering een poging in die richting,
Zal de tweede kamer in den loop van den
zomer nogmaals bjjeen komen om eenige wetten
te beeordeelen, of zal men eenvoudig die be-
oordeehug tot bet nieuwe zittingjaar uitstellen?
Deze vraag hield de kamer n<
laatste oogenblikken van haar bjjeenzjjn bezig.
B(j deze Courant behoort een Bijvoegsel.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS vnn Gouda,
brengen ter openbare kennis, dat, ter voldoening
aan art. 69 der Wet van den 4 Juli 18$0 {Staats
blad no. 87), afschriften van de Processen-verbaal,
betreffende de .benoeming van drie leden voor de
Provinciale Staten bedoeld bij de artikelen 52 en
67 dier wet, zijn aangeplakt, en zulks in de Pater-
steeg alsmede dat gelijke afschriften op de Secretarie
der Gemeente zijn nedergelegd, alwaar daarvan in
zage kan worden genomen op irderen werkdag,
des morgens tien tot des namiddags een ure.
Gouda, den 14n Mei 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VAN BERGEN IJZENDOORN.
De 8<cretaris,
BROUWER.
log gedurende de
r bjjeenzjjn bezig,
zonder dat evenwel daarop een afdoeud ant
woord is gegeven. Is het niet dringend nood-
zakeljjk, dan zon men zeker liever ongestoord de
zomerrust genieten er is toch in dit zittingjaar
reeds genoeg gewerkt, tal van wetten van meer
of rmnder belang hebben het Staatsblad gevuld,
bet Nederlandscne volk kan over de hoeveelheid
tevredeu zjjn; ook over de hoedanigheid?
Juar op janr worden een menigte wetten
uitgevaardigd en toch, hoevele zaken wachten
sedert jaren op regeling?
Dat ons belastingstelsel verbetering behoeft,
wie betwijfelt het? Dat onze strafwetgeving
verouderd is, wie zal het ontkennen Dat de
niinisterieele verantwoordeljjkheid voor het
grootste deel nog een doode letter is, wie zou
het niet' anders wenschen en toch, regeering
noch vertegenwoordiging schjjnen tijd te kunnen
vinden om deze en zoovele andere gewichtige
onderwerpen te regelen. Van waar die geringe
resultaten bjj zooveel werkzaamheid? De re-
geeringen deden wat zjj vermochten, de ver
tegenwoordiging stond haar trouw ter zjjde,
aan lust tot werken heeft het niet ontbroken,
de oorzaak van de geringe resultaten moet dus
ergens anders gezocht worden. Men heeft wel
eeus beweerd, dat de vertegenwoordigers te veel
spreken, dat vooral de begrootings-discuisiëu
te veel tjjd kosten, en er zjjn zeker afgevaardigden
die wel eens misbruik maken van liet geduld
hunner anibtgenoojen en niet karig zjjn op den
nationalen tjjd, maar dat alleen kun de oorzaak
niet zjjn. Zou die niet voor een groot deel te
zoeken zjjn in den geest van schikken en
plooi°n, die bij de samenstelling van wetten
voorzit, om zooveel mogelijk allen genoegen te
geien, waardoor het noodig is, dat dezelfde
onderwerpen bjj herhaling behandeld moeten
worden als het onvolledige der wetgeving uit
de feiten gebleken is?
Zien wjj slechts op één tak van den staats
dienst: het onderwjjs, zeker hoogst belangrjjk,
maar toch niet van meer belang dan zoovele
andere. In 1857 kwam met groote moeite een
wet tot regeling van het lager onderwijs tot
stand, die jaarlijks ruime stof tot discussie gaf,
omdat de bepalingen hier en daar wel iets in
duidelijkheid te wenschen overlietenzoodut
herziening noodig was. De herziening had in
1878 plaats, doch was weder zóó dat aanvulling
en wjjziging niet kunnen uitbljjven, terwjjl nu
reeds weder eeir wetje aanhangig is om de
invoering der wet mogeljjk te maken. In 1863 uo
werd het middelbaar onderwjjs bij de wet ge- eenigszins smakelijk te maken,
regeld en van alle zijden wordt reeds op een daarvan herziening op herzienii
wijziging van verschillende bepalingen dier wet
aangedrongen, hoewel nog niet eens aan alle
bepalingen uitvoering is gegeven. Met de wet
tot regeling van het hooger onderwjjs was het
bjjna nog erger, daarvan moesten reeds bepa
lingen herzien worden, voor zij tot uitvoering
gekomen was. Dat wjjzigen en herzien kost
veel tjjd, meer tjjd dan een geheel nieuwe regeling,
en boe dikwjjls toch is herziening van vroegere
wetten bjj de vertegenwoordiging aan de orde!
Hoe dikwjjls is niet gediscussieerd over de Rot-
terdamsche en Amsterdamsche waterwegen, over
de suiker-regeling, over Atjeh en wat niet meer,
zonder dat die discussion ons iets verder ge
bracht hebben Ook in de laatste bjjeenkomst
der vertegenwoordiging was schikken en plooien
weder aan de orde; verscheidene der aangenomen
wets-voorstellen geven ruime gelegenheid tot
De heer Goschen, die als Engelsch ambassadeur naar
Konstanlinopel zal vertrekken, moet voor een groot deet
de uitvoerder worden van de plannen van deh heer
Gladstone met het Oosten. Men zegt dat hij in
structies heeft gekregen om aan te dringen op eene
behoorlijke uitvoering van den afstand van grond
gebied aan Montenegro, op de regeling der grens-
quae&iie met Griekenland, op de provinciale autonomie
van Macedonië en op het tót stand brengen van
hervormingen in Armenië. Engeland is dus niet ge
zind zijne voogdij over de Turksche landen te laten
varen. De Daily News meent zelfs te weten dat
de heer Goschen belast is met het maken van staats
instellingen voor de Turksche provinciën, die nog
niet zijn vrijgemaakt. Dit zou als een voorteeken
kunnen gelden dat de heer Gladstone zijne beloften
aan de verschillende volken in het Balkanland biet
heeft vergeten en dat eene geleidelijke losmaking
van deze volken uit het «Turksche juk" tot zijne
plannen blijft behooren. Arme Portel Zij heeft
tijd gehad en tracht haar bestaan te rekkeh
ziektlijk diplomatisch geknoei dat van alle»,
van levenskracht getuigt. Evenmin als zij
den afstand van grond aan Griekenland flink onder
de oogen durft zien, heeft zij rond en eerlijk durven
handelen, toen het gold Montenegro in het bezit
te stellen van een brok lands, voor dat staatje van
de Berlijnsche congrestafel was gevallen. Zij is zoo
overtuigd van haar innerlijke zwakte, dat zij zich
niet heeft kunnen schikken in het verlies van gé-
bied na het congres en met haar kleiner geworden
land de toekomst niet flink onder de oogen heeft
durven zien. Dan zou zij haar recht van bestaan
eerder bewezen hebben dan door het dralen en draaien
harer diplomatie, die menig deurtje voor een vol
genden oorlog open houdt.
De Duitsche Rykskanselitr is nog niet tevreden
men verzekert te Berlijn, dat hij de verwijzing van
het Elbe-traoiaat naar de commissie niet aangenaam
vond, en deze indruk slechts gedeeltelik is uitge-
wischt door de nationale rede van Bennigsen. Wij
begrijpen echter niet, dat de Rijksktiuselier er tegen
kan hebben, tenzij de beide verworpen artikelen 4
en 37 in het tractaat gebleven waren, wat in i'e
gegeven omstandigheden echter niet denkbaar was
juist die artikelen komen ten gevolge van de verzen
ding naar de commissie later op nieuw aan de orde.
St. Pauli, de voorstad van Hamburg, zal nu niet
in het tolverbond worden opgenomen. De opneming
van Altona zal met aanmerkelijke kosten gepaard
gaaner moeten onteigeningen plaats^ hebben en
over een aanmerkelijke lengte' een palissaden wrg
worden gemaakt; men spreekt van 8 a 15 million»
Mark, alleen voor de onteigening.
De Keizer bezoekt in Juni de tentoonstelling te
Dusseldorf en gaat van daar naar Eins én GaSleiu.
Bismarck gaat half Juni naar Kissingen. De
werkzaamheden van de Pruisische Landdag, die 2J
dan heeft men i
wachten om de zaak