Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
1880.
Nq 2547
Woensdag 22 December.
I
Begrootings-dlscussiên.
i
J
inveg.
0/81.
i 2e KI.)
ECHT naar
INOEN.
»1, 28 j. tu G.
Lekkerkerktr.
merttol,) 2Ö j.
2.50, 8.—,
id
I.—10.30.
8.59, 4.20,
4.5, 4.28,
12.9,285
8.25, 4.55,
55,7.81-
imas.
li
II
Melland
Jaeob. ouder»
t, oude» H.
6.45, 9.7.
1.28, 6.35,
1 HAGEI
RNHEM.
.40, 11.50,
85, 9.—.
y fl
iet en M. G.
iu der Velde,
tan Aulo-
Oijkitru.
L Aaltje,
Sroeneeeld, S
4
,8.1,9.33.
1.25,4.55,
Zaterdag heeft de Kamer veel .afgedaan.
Behalve de wetsontwerpen tot onteigening ten
en tot bekrach-
belastingen in 10 pro-
i reeds vroeger beslist),
-, 8.25.
1.30,11.45,
.9.—
9.5.
1.56.
0, 7.7.
2.11, 2.38,
0.
I, 9.39.
.39.
6.—, 9.89.
2.21,4.26,
G0UDSCHE COURANT.
ven vuu het
ceuiraul-
>rn en W. van
A. Kupilt-yn.
min of meer belache-
sche Bank, wier cir-
draagt, zich zon ver
ering der muntbiljetten
w 9
maximum geen munt-
mi
den i w
zjjn, dan de heer Gratama
iweutea vau
M Verboog,
inker.
[ebreur.
nsclhoe.
ecbtgeu. vau
behoeve van het Meppelerdiep
tiging van provinciale belastii
vfacien (Groningen was
bét overig deel van de begrooting voor marine,
en de begroetingen voor de nationale schuld
en de financiën.
Alle werden aangenomen.
By «marine» bepaalde de discussie zich tot
esa discours tusschen den heer de Casembroot
en den minister.
Een amendement werd nog door den genoem-
d>n afgevaardigde voorgesteld tot verhooging
van de raming voor het Instituut te Willemsoord
net ƒ3500.—, ten einde de scheepsklerken, op
bet wachtschip te I^ieuwediep geëmbarqueerd,
van een deel van ’t onderwgs der adelborsten
te doen gebruik maken.
De minister achtte dit onnoodig. Vooreerst
zjjn de jongelieden, die als scheepsklerk willen
worden aangesteld, 17 h 18 jaar, en moeten
zy een examen afleggen, waarvoor voldoende
mate van kennis wordt gevorderd, om daarop
voort te bouwen. Ten tweede is een officier
der administratie speciaal met hunne opleiding
belast Ten derde is er geen ruimte en ten
vierde is de combinatie, volgens den minister,
niet weuschelyk.
Doch de heer de Casembroot was niet over
tuigd, en niet alleen bezigde hjj klemmende
argumenten, h|j ging verder en stelde van de
aanneming Van dit amendement zyne stem over
de begroeting afhankelijk.
Het werd met 40 tegen 20 stemmen ver
worpen, doch de begrooting, na bespreking
van nog een paar details, met 59 tegen 4
stemmen aangenomen.
By Hoofdstuk Vila (Nationale schuld) wer
den uitsluiteuh algemeene beraadslagingen ge
voerd.
Ter sprake werden gebrachtde nieuwe
muntbiljetten, muntbiljetten van /5.en van
50.—, het circuleerend bedrag aan muut-
belietten, schatkist-promessen, conversie.
De nieuwe muntbiljetten werden door den
heer Gratama «voortreffe.jjk» genoemd; eene
qualificaüe, die de minister met dank aanvaardde.
Schatkist-promssMn werden door den heer
Bredius aanbevolen, als een geschikt middel
om door vlottende schuld in de staatsbehoeften
te voorzien.
De minister verklaarde rich bereid te over
wegen of zy voor bet vervolg dienst kunnen
doen.voor 't oogenblik zjjn zy niet noodig.
Over de conversie werd mede door den heer
Bredius een vraag gedaan. Hjj acht 'twen-
schelyk tot conversie en unificatie van schuld
over te gaan.
Hierover wenschte de minister zich thans niet
te verklaren; hjj is echter bereid de wenken
van den spreker te overwegen.
De beide andere onderwerpen lokten meer
debat uit Niet minder dan drie oud-ministers
van financiën, de hoeren Blussé, Schimmelpen
ninck en Gleichman, mengden zich in deze
discussie en opponeerden tegen den minister.
De heer Gratama opende ook hier den strjjd.
Hjj dringt er op .aan, dat het kapitaal der
muntbiljetten van 10, op 15 millioen wordt
gebracht en dat biljetten van ƒ5.— en/50.—
worden uitgegeven van anderen vorm dan die
van 10.«Twee ton» zou de staat er meê
verdienen, die thans door de Nederlandsche
Bank worden in den zak gestokenwant hoe
minder circuleerend muntpapier, des te meer
bankpapier.
De minister was zeer karig in zjjn antwoord;
hjj bepaalde zich in hoofdzaak tot een herhaling
van zjjn verklaring, dat de tjjd om af te rekenen,
nog niet was gekomen.
Byna aan het einde der begrooting, behaalde
de heer Oorver Hooft nog een triomf Er waa
500.— uitgetrokken voor reis- en verblijfkos
ten van een bouwkundige. Die post is dubbel
geboekt, merkte de Almelosche afgevaardigde op.
Zjj komt ook op Waterstaat” voor. Hy vroeg
stemming en de Kamer verwierp de post met
37 tegen 24 stemmen.
Na dit kleine echec kon de minister zich
in de aanneming zyner begrooting met 54 tegen
8 stemmen verheugen. Tegen stemden 7 roomsch-
katholieke leden en de heer van Houten.
Het eerste gedeelte der zitting van gisteren
werd gepresideerd door den vice-voorzitter, den
heer Mirandolle. De heer Dullert was de laatste
eer gaan bewyzen aan zjjn ouden vriend en
strijdgenoot, den heer Heemskerk Bzdie met
hem tot de steeds verminderende rpi. der «oude
garde» behoorde.
In de kamer was «oorlog» aan de orde en
werd de minister van verschillende zjjden hevig
beoorloogd.
Niet de pertoon des ministers evenwel. Het
was merkwaardig boe byna alle sprekers, die
zich tegen deze begrooting verklaarden, en de
meeste deden het, voor den minister een woord
van waardeering over hadden. Was het by
binnenlandsche zaken de pertoon, die het moest
ontgelden, hier was het de zaal, die zich in
mindere sympathie mocht verheugende zaait,
niet de verdediging des lands natuurljjk, (al
waren er, geljjk de heer Wybenga, die ronduit
daaraan niet gelooven), maar de kostbare ah
niet-afdoende inrichting dier verdediging. Riep
Keizer Augustus in wanhoop na de nederlaag
zyner troepen uit: Varus, geef m jj myne legioenen
terug; het Nederlandsche volk roept zjjn mi
nisters van oorlog toe: geef mij de millioenen
terug, die zonder nut zjjn verspild. Zoo liet
de heer Lieftinck zich uit; op andere wijze,
doch in hoofdzaak met dien afgevaardigde eens,
deden het de heeren Wybenga, Lenting, Viruly,
Patjjn en Bergsma. Zij allen verklaarden tegeta
deze begrooting hun stem te zullen uitbrengen,
omdat zjj daann wederom missen die vastheid
van overtuiging, welke zich een weg afbakent
met het vaste voornemen, dien tot het einde te
bewandelen. Meer en meer wint de overtuiging
veld, dat eene goede organisatie van onze ver
dediging zonder grondwetsherziening niet mo-
geijjk 18, en ook deze minister heeft als de
meeste zyner voorgangers (niet alle, men denke
aan de Roo) liever een «slingerpaadje» gekozen,
dan rich een rechten weg afgebakend.
Dit alles is reeds meermalen gezegd, en ook
gisteren werd bet wéér herhaalde malen goed
gezegd. Zou het einde!jjk baten? Vooreerst
zeker nog niet
Van daar dan ook de aandrang van ver
schillende zjjden op den minister uitgeoefend
om nog zjjne begrooting te wjjzigen en daaruit
weg te nemen, alles wat vooruitloopt op <le
vaststelling van zjjn plan van defensie en later
dat plan in zjjn geheel aan de kamer over te leg
gen, opdat zij het in zyn geheel kan beoordeelen.
Van de militaire leden der kamer verklaarde
de heer Seret zich tegen, de heeren van der
Schrieck en de Casembroot zich voor de be
grooting.
Gisterenavond was behalve de minister nog
een andere specialiteit aan het woord, de héér
Kool.
Volgens dezen spreker moet de vraag zyn,
wat beter zal werken: aanneming of verWerpihg
dezer begrooting. Wenscbt men niet met do
De minister vond 1
lyk, dat de Nederli
culatie 200 millioen
zetten tegen deverme
met 5 miUioentjes. Heteenige, wat zjj wenscht,
is dat haar boven zeker maximum geen munt
papier ter verzilvering kan worden aangeboden.
Voor den staat achtte de minister de ver
meerdering onnoojig, 'en het uitgeven van
biljetten van ƒ5.zeer gevaarljjk. Aan die
van f 50.is geen behoefte, daar er bank
biljetten van 25.40.en 60.zyn.
Ook moet niet worden Vergeten, dat de kosten,
om tegen namaak beveiligd te zjjn, zeer aan
zienlijk zouden wezen.
De heer Gleichman (ond-secretaris der Neder
landsche Bank) verschilde in opvatting met
den minister, Hy waa het met den heer Gra
tama eens, dat gerust yoor 5 millioen meer aan
muntpapier kon in omloop gebracht worden en
hjj zou de voorkeur geven aan biljetten van
50.—, doch in vorm en Beur van die van IQ.
verschillende, want in dé overeenkomst tusschen
de oude van beide bedragen lag de reden, dat
toen de ƒ50.— niet gewild waren. Als argu
ment voegde hjj er nog bjj, dat de muntbiljetten
van ƒ10.— door de gouden tiengnlden-stukken
worden verdrongen; de papiercirculatie ver
mindert en dat is niet wenscneljjk.
De heer Blussè liet zich in denzelfden geest
uit. Hjj bestreed daarenboven de meening van
den minister, dat biljetten van ƒ50.zooveel
aan «maakloon» zouden kosten.
De heer Schimmelpenninck trad nog in nadere
becjjferingen. Het krediet van den staat zou
door de vermeerdering geen schade Ijjdenhet
waarborg-kapitaal zou slechts 1*/, millioen be
dragen en het voordeel voor den staat nog
50000 hooger zou zyn, dan de heer Gratama
berekende.
Eindeljjk nog een specialiteit De heer de
Bruyn Kops, die mede instemde met den aan
drang bjj den minister, om ten deze aan den
algemeenen wensch te voldoen.
Steun vond de minister bjj den heer Corver
Hooft, die op de «groote moeilykheden» wees,
die in «sommige omstandigheden» uit groote
papiercirculatie «kunnen» voortvloeien.
Snediger was de minister, in zyn vraag aan de
drie oud-ministers, waarom zy de vermeerdering
niet hebben voorgesteld. Muntbiljetten van
50.bljjft de minister af keuren; wil men
nieuwe, dan zou hjj ze van 30.— en 70.
wenschen.
Alleen de »oud- minister” Schimmelpenninck
beantwoordde de ministerieele vraag. »In zyn
tyd” was de toestand der schatkist anders”
toen had men geen rente- of effecten-belasting
noodig.
Het hoofdstuk werd met algemeene stmmen
aangenomen.
Financiën" was aan de orde. Discussie werd
alleen bjj de 7e Afdeeling (Eerediensten)
gevoerd, opmerkingen werden nier eh daar ge
maakt, amendementen op sommige artikelen
voorgesteld; de meeste werden verworpen.
By de zoo even genoemde 7e Afd. besprak de
heer üonner de vraag of de tyd niet gekomen
is, om ten aanzien van het hervormd Kerkge
nootschap tot eene andere financieele regeling,
ja tot eene afrekening te kpmen. Tegenover
den minister, die meent dat de tyd daartoe nog
niet gekomen is, ontwikkelt hij de stelling, dat
het thans juist de tjjd daarvoori is. Hjj treedt
in historische beschouwingen van de verschillende
verhoudingen, die tusschen Kerken Staat in deze
eeuw hebben bestaan. Zoolang er niet a/^ere-
kend is, mist men het recht om van scheiding
van Kerk en Staat te spreken.