Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
w,
G
Nq 2576.
1881.
BUITENLAND-
elers,
Zondag 27 Februari.
MA,
BEKENDMAKING.
OCIlli I
ende
Buitenlandse! Overzicht.
I
e Gouda,
ichting voor
Rotterdam,
SR,
£1-
OCHE
th. te Zeut.
erd rijvend,
tn/1.90 te
)ot, verder
e depots,
ketting
voorzien.
ZMZITZIEZKZ.
Het JEAN BECKER-Quartet.
GOUDSCHE COURANT.
SDAÜWJr.
t. extra, op
ideu zonder
die gemak-
- per week
sr No. 539
SIDER Ja.,
eenige leidster is het belang van het vaderlandhet
heil en de roem der natie, hare zelfstandigheid te.
genover het buitenland, hare inwendige rust en wel
vaart. Of dit doel door de conservatieve, de liberale
of dictatoriale richting bereikt kan worden, komt
eerst in de tweede plaats ia aanmerking. Ik sla
nu den eenen dan den anderen weg in, naarmate
die het best tot het doel leidt.'
De Italiaansche Kamer der Afgevaardigden heeft
met 266 tegen 27 stemmen, het wetsontwerp tot
opheffing van den gedwongen koen der bankbiljetten
goedgekeurd.
BH deze Courant behoort een Bijvoegsel
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda,
doen te weten, dat het Kohier voor de plutselijke
directe belasting dezer Gemeente, voor het dienstjaar
1881, door hen voorloopig vastgesteld, gedurende
veertien dagen, van des voormiddags ten tien tot des
namiddags ten een, en van drie tot vijf ure, ter
Secretarie der Gemeente, voor een ieder ter leziug
is nedergelegd, binnen welken tijd elk aangeslagene,
tegen zijneu aanslag, by den Raad bezwaren kan
inbrengen, bij verzoekschrift op ongezegeld papier
geschreven.
Dat van gezegd Kohier, zoolang de voorraad
strekt, afdrukken ter Secretarie roor een ieder ver
krijgbaar zyu gesteld, tegen betaling van 0,40 per
exemplaar. i
Gouda, den 26 Februari 1881.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
van BERGEN IJZENDOORN.
De Secretaris,
BROUWER.
In den Fransoben Senaat hield de Broglie eergis
teren de interpellatie over den verkoop van wapenen
aan Griekenland. Ferry; de preeident-Miuiater, niet
Barthelémy St. Hilaire, beantwoordde de interpellatie
en herhaalde alken wat hij reeds in de Kamer had
gezegd; met 166 tegen 112 stemmen ging men over
tot de orde van den dagde interpellatie heeft dus
niet veel gebaat, intunchen is het besluit ingetrokken
van *72, waarbij de verkoop van wapenen en mu
nitie geoorloofd werd verklaard.
De rede, die de heer Gambetta dezer dagen ge
houden heeft en, naar luid der hoorders, eene der
schitterendste was, welke hij ooit hield, verdient
nadere vermelding, omdat zij bestemd en er op be
rekend schijnt, by de volgende verkiezingen dienst
te doen.
Langen tyd heeft men op mijn hoofd, roo zouden
wjj zjjn gedachtengang in korte woorden willen weer
geven, fabelen op legenden, onwaarheden op
kinderachtige en dwaze beschuldigingen gestapeld.
Nu brengt men die rol, die ik spelen zou, over
op het gebied der buiteulaudsohe politiek, en nu
moet ik mynen ambtgenooten en Frankrijk de waar
heid zeggen. Ik verzeker dat nimmer, op geen enkel
tijdstip, ik vau verre of van naby ben tusschenbeide
gekomen om bevelen, of ook maar raad te geven,
of om invloed uit te oefenen op de meening der
Begeering. Ik daag iederen Minister, iederen diplo
maat, iederen ambtenaar uit om te beweren dat ik
hem eenige instructie heb gegeven, dat er neut
de wettige Begeering der Republiek een „pouvoir
occulte" bestaat. Ik zeg dat met warmte, wyl ik
reeds lang gevoelig beu wegens dien laster, maar
ik zeg het niet om eene persoonlijke verdediging
voor te dragen. Alleen de Begeering leidt de buiten-
laudsehe politiek, en ik vertrouw de politiek der
Begeering, al heb ik mijn eigen opinie, welke ik
thans niet behoef te zeggen, want ik kan wachten.
In al mijne woorden, in hetgeen vrienden of be
kenden schreven of zeiden, zocht men de politiek
van Gambetta, en men zeide„Zie, de heer Gambetta
voert ons uaar een oorlog I» Dat is eene verkiezings-
mauoeuvre, die ik als zoodanig aan de kaak stel.
In mijne redevoering te Cherbourg heeft men acht
dagen lang niets gezienonder den invloed van
buiteulaudsohe oordeelvellingen, heeft men later daar
over in Frankrijk eene algemeene opinie willen ves
tigen, en een aantal lieden die nooit een letter van
die rede hadden gelezen, verklaarden haar op goed
geloof voor oorlogzuchtig. Ik was daar met bet hoofd
van deu staat, en voor niets ter wereld z.ou ik de
vreedzame bedoelingen zijner woorden onder een ver
keerd licht geplaatst hebben. Ik heb daar alleen
gesproken van den plicht om te beschermen hetgeen
er nog over is van het verminkte Vaderland. Ook
van de ontworpen en weer opgegeven zending van
generaal Thomassen (naar Griekenland) kreeg ik de
schuld, boe ben ik daarvan iets te-weten gekomen?
De generaal zeide mij zelf: „Het schijnt dat ik
naar Griekenland bad moeten gaan, en dat ik nu
weer moet thuis blijven." Eveneens was het met
de demonstratie ter zee. Had ik vloten ter mijner
beschikking, bet zou niet naar Dulcigno zijn, dat
ik ze renden zou. Ik werp dus alle Verantwoorde
lijkheid voor Regeeringsdaden van my af. Ik heb
mijne opinie over het buitenlandscb beleid, en ik
heb het recht die te hebban. Doch ik heb die
meening heden voor het eerst op de tribune geuit.
En deze reserve zal ik mij zelven opleggen tot het
myn land zal welgevallen om mij duidelijk \nettemenf)
tot andere plichten te roepen.
De tegen mij ingébrachte beschuldigingen zijn eene
exploitatie van ‘de hartstochten des lands tegen de
politiek der republikeinsche partij. Men zeide aan
het volk„Daar ia een maa die u tot avonturen
zal voeren, een man die met miskenning van uwe
belangen en van uwen wil den oorlog wil." Doch
ik beu gerust. Het land zal weten te kiezen en
te oordeelen. Het is de groote woorden moede.
Eens heeft mpn het, onder voorgeven dat de stembus
over vrede of oorlog besliste, een votum ontrukt,
en men wil dat spel weder beginnen. Maar het
volk zal die berekening doen falen en weten te
onderscheiden tusscheu hen die het bedriegen en op
een dwaalweg willen leiden, en hen die het lief
hebben tot in deu dood.
Dat was in grove omtrekken de gedachtengang
dezer merkwaardige rede, welke groeten invloed zal
uitoefenen op de verkiezingen van dit jaar. „Ik
ben niet wat men van my segt, su ik zal in eeuC
verantwoordelijke positie optreden, zoodra men my
die aanbiedt." Op deze verzekeringen moet de lang
verwachtte „working majority" met een ministerie-
Gambetta optreden in deu herfst van dit jaar, als
alles naar weusch gaat. i
Geen nieuws uit de Transvaal.
De heer Gladstone is een ongeval ovqpkomen,
dat op zijn leeflyd ernstige gevolgen bad kunnen hebben.
Toeu hy Woensdagavond voor zyne woning uit
zyu rjjtuig stapte gleed hy op het trottoir waardoor
hy eene vry diepe wonde aan het hoofd bekwam. Hy
moet het bed houden, en het rytuigverkeer is ver
boden in Dowuingstreet, waar zyne woning gelegen is.
Vrees voor ernstige gevolgen bestaat intusaehen niet.
De markies van Hartington deelde Donderdag in
het Lagerhuis mede dat de heer Gladstone, uaar hy
meende te mogen verwachten, aanstaanden Maandag
de zitting van het Huis weder zou kunnen by wonen.
Aangaande de ministerieele crisis in Pruisen is,
volgens de National Zeitnng, nog niets beslist. De
minister van binnenlandse!» zaken, su Eulenburg,
blijft zyn verzoek om ontslag handhaven en zal bet
waarschynlyk niet terugnemen. Hy had een onder
houd met den Keizer.
In den Duitaoben Byksdag is de behandeling der
begroeting begonnen. Bismarcks oude vijand Richter,
die steeds de kunst verstaat den Rykskanselier boos
te maken, heeft hem ook thans weder door een
aanmerking op zyu persoonlijk gezag aan ’t spreken
gebracht.
De beer Richter achtte het verkeerd, dat allee
van hel goedvinden ran deu Rykskanselier af hangt.
Het steuuzoeken van het persoonlijk gezag, nu hier,
dan daar, brengt verwarring bij de partijen te weeg.
Prins Bismarck antwoordde in hoofdzaak het vol
gende: „Aan my, die 66 jareu oud ben, waarvan
ik er 20 in den dienst vau den Staat heb doorge
bracht, is niet veel meer te verbeteren. Men moet
my nemen zooals ik ben, of my terzijde stellen. Geen
land kau met zooveel rust en kalmte de toekomst te
gemoet gaan als Duitschland. Volgens de grondwet
‘is alleen de Rykskauselier de verantwoordelijke mi
nister: maar hij is niet alleen verantwoordelijk aan
den Rijksdagvóór alles aan den Keizer. Een wei
felend en beschroomd Rykskanselier, die naar iederen
i weuk van den Byksdag luistert en geeu eigen
meening heeft, zou overtollig zijn; voor Alk eeu
i rol zou ik niet deugen. Het verwijt vau £en her-
i haald veranderen van meening wijs ik af. Mijn
Zelden zeker zal het voorkomen, dat alle kinderen
van een uitnemend kunstenaar met buitongewonen aan
leg voor diezelfde kunst begaafd zijn en zich daarin
gelukkig ontwikkeld hebben, en remmend is het te
-zien hoe die kunstenaar gelegenheid heeft gevonden,
die talenten met zooveel liefde en zorg te kweeken en
aan te moedigen. Hoe dikwijls toch, hebben wij in
de geschiedenis der toonkunst gezien, dat een vader
hoopte in zyn zoon of dochter, de roem van zijn
naam te zien voortleven en maar zelden was in die
kinderen, dezelfde mate van talent aanwezig. Wij
herinneren hier hoc Mozart’s tweede zoon (een dege
lijk musicus) altyd te worstelen heeft gehad met den
beroemden naam zyns vaders.
Jean Becker, de by ons reeds zoo goed bekende
aanvoerder van het Florentiner Quartet, introduceerde
Donderdagavond zyne drie kinderen by one, en op
vermengd was het genot, dat zij ons deden smaken.
Wjj kunnen ons du alleen bepalen met in korte
woorden, te trachten eenigszina den indruk vaa het
gehoorde weêr te geven, daar eeu verslag of critiek
misplaatst zoude zijn.
Dezelfde eigenschappen, die ons in het Florentiner
Quartet hebben getroffen, waren ook hier aanwezig,
nl. onberispelijke eenheid, schoone muziekale opvat
ting en volslagen gemis aan effectbejag (in den on-
edelen zin van het woord).
Het concert werd geopend met het quartet in
Esdur van Schumann, het eenige piauo-quartet wat
die componist geschreven heeft, doch hoe schoon en
ryk van inbond, en boe voortreffelijk vertolkt. De
enkele maten Adagio, waarmede het werk aanvangt,
dwingen u dadelijk tot luisteren, en bereiden zoo
schoon het hoofdmotief voor van bet Allegro, dat
zonder die inleiding ons een weinig vreemd zonde
klinken en het geheel minder bevattelijk maken.
Prachtig uitgevoenl werd het Scherzo, dat met het
hoofdfiguur voor piano en violoncel aanvangt en
later door de andere iustrumenten wordt overgenomeu.
Doch ik zou zoo voort kunnen gaanen allen, die
aauwezig waren, hebben geboord hoe voortreffelijk de
geheele uitvoering van dit quartet wu.
Nu nog eenwoord over de solisten. Mej. Jeanne Bec
ker is eene uitstekende pianiste. Haar spel is van zeer
edel gehalte en vooral de meesterschap en zelfbeheer-
sching waarmede ry alles voordroeg, verdient groote be
wondering. De nog zeer jeugdige cellist Hugo Becker
droeg zyne soli met zeer, veel smuk en virtuositeit
voor eu ook hem wacht eene groote toekomst. De
altist Hans Becker beheerscht zyn instrument vol
komen. Het eenvoudige Andante dat hy voordroeg
ware misschien beter geplaatst vóór de schitterende
piano-voordracb(enook kwam ons de compositie
niet zeer belangrijk voor, doch de uitstekende wijze
waarop hy bet Andante voordroeg verdient alle lof.
En hoe sleepte de vader dezer drie artisten zjin
gehoor mede I Voor het eerst hoorden wij hem als
solist. Zijn brillaat eu nobel spel maakte een diepen
indruk. Het concert werd op schitterende wyze be
sloten met het bekende stryk-trio op8 vau Beet
hoven, en als toegift kregen wij het Menuetto van
Boccherini. Een weldadige indruk maakt bet, de
onderlinge verhouding van den heer Becker met
zijne kinderen te zien, waardoor men niet al
leen den kunstenaar bewondert, maar ook den mensch
liefkrygt. Een groot denkbeeld van hunne artis
tieke begaafdheid heeft het mij gegeven dat voor
de ensemble nummers (quartetteu en trio’s) het co.