Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. Nq 2595. 1881. Woensdag 13 April. Parlementaire Werkzaamheden. AFKONDIGING. tand. oorweg. wo/n. in 2e KI.) •RÉCHT naar sniNgén. M r ii- 10.8». 8, 3.8», 4.8», 18,4.5, 4.88, 14, 1, 8.88,4.66 perceel verliet, aldaar kosteloos totaUl 64. V., totaal 6. jet, totaal 86. totaal 2» 16 ran art. 27 der I no, 4) syn Burgemeester VAN ■4. tas Meyue. - M. S. bftau itintiek BA 26, 8.8». 9.3». 1, 6—, ».8». 4, 8.81, 4.26, GOUDSCHE COURANT 10.40, 11.60, 7.36, 12.9, 2.86 7. 6.—. 10.30, 11.45, JO, I, 9.6. 6.56. .20, 7.7. 12.11, 2.38, 1.80. .1 11 5 1 1 Brut. i, 1 4.55,7.81- te Gouda. en 's HAGE ARNHEM. O. m drr PM »k I. Bun. A. H. ras in i -tl. W. •S. 28 j. saM. vu BommI.U J. Beert na toog«verit,86j. 12.80, 0, 6.45, 9.7. 3.28, B 35, door den Minister geschiedde, die toonde dat volstrekt geen dwang’ Het amendement om 1 te bepalen werd met 55 tegen 11 stemmen ver worpen. Na de bespreking van een amendement van den heer vaii der Kaai], dat evenwel niet eens in Stemming kwam, werd het wetje met 44 tegen 23 stemmen aangenomen. De verschillende SS. 8.1» 9.83. 8.26,4.55. koming van PATENT sullen moeten aangeren op het Raadhuis deser gemeente, ten bureeie ran HH. Zet ters, medebrengende hunnen meetbrief en hun patent ran het vorige jaar, en sulks ran deu In tot den 15 Mei 1881. (De Zon- en Feestdagen uitgeronderd). 5o. Dat de kramers, alhier niet gedomicilieerde ondernemers rsn rermakelijkbeden en debitauten ran loterijbriefjes die beroepen niet mogen uitoefenen, alvorens het rerschuldigde patentrecht te hebben rol- daanzy sullen sich tot het doen hunner aangifte alsmede ten bureeie ran HH. Zetters moeten ver- roegen, wordende de kermis- en marktbesoekeude patentplicbtigen herinnerd, dat de Marktmeester hen niet rermag toe te laten, hetzij met of souder lood sen, tenten, kramen of stallen, wanneer rij niet ran patent-acten voorzien sijn. 6o. Dat bij het indienen ran bezwaarschriften, ingevol/e art. 1 der Wet van den 4n April 1870 (Staatiblad no. 60) moet worden overgelegd een dupli caat van het aanslagbiljet, tegen betaling van 5 cents bij den Ontvanger der Directe Belastingen verkrijg baar gesteld. Gouda, den 6 April 1881. Burgemeester en Wethouders roornoemd, Van BERGEN IJZENDOORN. De Secretaris, BROUWER. geven van het iet oeritraal- plaats heeft. 3o. r worden gesloten den Sin Mei aanstaande wordende wijders de belanghebbenden verweven naar de bepa lingen van art. 18 en 37 der Wet van den 21n Mei 1819 (Staatiblad no. 34) handelende soo ran de verplichting van hen, welke by de algemeene beschrij ving zijn overgeslagen, als van de boeten tegen het versuim van en gebreke in de aangifte selve te ver beuren. 4o. Dat de eigenaars, vaste huurden of andere vaste gebruiken van binnen-vaartuigen sich ter be- Ten aansien van den eenten grondslag kunnen, behalve de jsarlyksche onzuivere huurwaarde, ook maand- of weekhuren worden uogegeven. Andere aangiften worden aangemerkt als niet gedaan.» „Voor zoover de belastingpBobtige de aangege ven maand- of weekhuren niet self tot jaarhuren heeft herleid, wordt de eente door vermenigvul diging met tin eu de laatste door vermenigvuldi ging met drie n dertig -tot jaarbnnr herleid en alsoo herleid, als de aangegaven jaarlijksche on zuivere huurwaarde aangemerkt." 2o. Op de verplichting, om bij hunne bezwaar schriften, ingevolge art. 1 der wet van deu 4n April 1870 (Staatiblad no. 60) over te leggen een duplicaat van hun aanslagbiljet, tegen betaling van 5 cents bij den Ontvanger der Directe Belasting verkrygbaar gesteld. Gouda, den 6n April 1881. - en Wethouders voornoemd, BËRGEN WZENDOORN. De Secretaris, BROUWER. AFKONDIGING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda; Gezien het besluit van den Heer Commissaris des Konings in de Provincie Zuid-Holland, van den 23n Maart 1881, A, uo. 340/2 Sa, afd. (Prov. blad no. 27) betreffende de beschrijving voor het Patentregt over 1881, (dat is van den, In Mei 1881 tot den 30n April 1882); brengen ter algemeene kennis: lo. Dat op den In Mei aanstaande een aanvang sal worden gemaakt met de beschrijving der patni- pligligen (Tabel 14, no. 37 tot 40), zijnde de slij ters, tappers, koffiehuis-, kroeghouders enz., en met het rondbrengen asn de huizen van de declaratoire», die na verloop van drie dwgse van wage den Ont vanger der Directe Belaelitgn, weder sullen worden afgehaald, waarbij gemelde pateatpligtigen worden herinnerd aan de bepalingen vau art. 2 der WET van den 24n April 1843 (Staatiblad no. 16), dat sy hnn beroep niet mogen uitoefenen, dan nadat zy de helft van hunnen aanslag over het dienstjaar 1881 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgsande jaar ten volle zal zijn aangezui verd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de patent- acteu aan hen sullen kunnen worden afgegeven. Dat soo spoedig mogelijk hunne aanslagbiljetten zullen wor den bezorgd, de patent-acten in gereedheid gebragt eu het tijdstip bekend gemaakt, waarop die znllen wordeu uitgereikt. 2o. Dat met de beschrijving van de gewone patent- plichtigen over den jare 1881 begonnen zal worden den 7n Mei aanstaande eu de verklaringen aan de huizen der Ingezetenen znllen worden rondgebracht; dat de weder inzameling dier verklaringen cal plaats hebben acht dagen na de uitgifte op welke verklaring die kooplieden of winkeliers, welke bus kruid willen verkoopen of vuurwerken maken, zulks znllen moeten vermelden, ten einde dit op hun patent uitgedrukt worde, hen hierbij herinnerende aan art. 21 der WET van den 29n Januari 1816 (Staatiblad no. 7), luidende „Kooplieden of Winkeliers, in ste den, plaatsen of ten platten lande, welke buskruid willen verkoopen of vuurwerken maken, zullen deze nering niet vermogen te doen, noch dit beroep uit oefenen, zonder dat zulks op bun patent worde uit gedrukt, op de boete SOO enz.» Ook zullen diegenen, welke hunne goederen of waren tevens op de wyze de kramers, verkoopen, gehouden zijn op hunne verklaringen daarrau melding te maken, eu zich deawegens aan te geven, onverschillig of dit alleen in de gemeente hunner woning, dan elders zaak niet Kaag en De diacussie over de motie van den heer van der Linden om ook Zaterdag zitting te houden is geheel onnoodig gevoerd. Reeds Donderdag is de Tweede Kamer huiswaarts gegaan, naaf- doening van twee wetsontwerpen, dat op de zeevisscheryen en bet auteursrecht in staat van wijzen, doen de Voorzitter vreesde daarmede in één dag niet gereed te komenen dus uitstel tot na liet reces. Beide ontwerpen regelen za ken, die reeds sedert lang op regeling wachten, het is dus te hopen dat net uitstel geen afstel zal worden! Het eerste ontwerp Donderdag behandeld was tot verbetering eener wet, die met vrij wat moeite, schikken en plooien tot stand gebracht, aan tal van gebreken blgkt te lijden. Het betrof een wgziging in de regeling der schoolgelden aan de universiteiten, die op f 200.gesteld wer den, hoeveel of hoe weinig collegies door de stu denten ook worden waargenomen, terwjjl boete bepaald werd tegen hen, die deze bepaling zullen trachten te ontduiken, tegen de 97 pCt. dus van den heer van der Hoeven, die tusschén twee haakjes, dezer dagen èn door den burgemeester van Leiden en door den president van de com missie tot heffing der plaatselgke belasting aldaar niet onaardig beantwoord is. In naam der vrijheid kwam de heer Bichon het eerst tegen het ontwerp op, hij wilde jonge lieden, die slechts enkele collegiën bezoeken, niet dwingen tot betaling van het geheele bedrag. De heer De Mejjier de licht- en schaduwzijden van het ontwerp overwegende, achtte de laatste grooter dan de eerste, waarom hij voorstelde de som van 200 op f 120 te brengen om zooveel mogelijk ook den minder gegoede in de gelegen heid te stellen zjjn kinderen van het universi- teits-onderwjjs te doen gebruik maken, zulk een gering bedrag voor de schatkist mag in deze t van invloed zijn. De heeren van der Hejjdenrgck bestreden het ontwerp, Dat de registers^ der patentplicbtigen znllen je Roëll en van Wassenaer van Catwjjck daarentegen verdedigden het, wat ook uitvoerig i nog eens aan- werd opgelegd. het schoolgeld op 120 BURGEMEESTER en WETHOUDERS ran Gouda; Gezien het besluit ran den Heer Commissaris des Konings in de Prorincie Zuid-Rolland, van den 23n Maart 1881, A. No. “’/j, 3e Afd- (ProT- Blad No. 28) betreffende de besehryving voor de Personeele Belasting, dienstjaar 18#1/aa ^oen weten lo. Dat de Ontvanger der Directe Belastingen, asn de woning der ingezetenen, op Vrijdag den 7n Mei aanstaande vu volgende dagen, ter invulling zal doen bezorgen, een Beschry vingsbiljet, inhoudende eene korte schets van de grondslagen der voornoemde belasting, hetwelk acht dagen na de uitreiking, door of vanwege dien Ontvanger zal worden afge haald, terwyl zy, welke by de besehryving geen biljet zullen hebben ontvangen, gehouden zijn om de vereischte, behoorlijk ingevulde verklaringen vóór of uiterlyk op den 31n Mei dezes jaar» in te dienen ten kantore van den Ontvanger, alwaar de biljetten ter invulling steeds verkrijgbaar znllen syn. 2o. Dat tot tegenachatters syn aangeateld de Heeren P. M. ROOSENDAAL, P. A. BURGHOUT, H. J. NEDERHORST en G. van GENT. Wordende de belanghebbenden voorts in het bij zonder zandachtig gemaakt lo. Op de wyzigingen welke by de wet van 9 April 1869 (Staatiblad uo. 59) in de wet van 29 Maart 1833 (Staatiblad no. 4) zyn gebracht, ais: a. aan art. 17 der wet 1833 is toegevoegd de volgende bepaling „Wegens Vrouwelyke dienstboden die op den In Mei de» jaars, waarover d» Wearing loopt, ouder dan 18 en jonger dan 21 jaren zyn, bedraagt de belasting 6,00 tonder toepassing vau bet opklim mend tarief.' i. art. 19 lelt, g en k dier wet, aangevnld by art. 10 der wet van 1843, wordt gelezen als volgt „Dienst- en werkboden in gebouwen, instellingen, gestichten of inrichtingen, vermeld onder lett. c en d vau art. 5 j 2, voor zooveel sy geeu belastbare diensten verrichten, rechtstreeks teu behoeve van hen, dia aldaar in eeuige betrekking of als ledec werkzaam zyn. De eenige vrouwelyke bediende, overigens naar de eerste, derde of vierde klasse belastbaar, in dienst van den belastingplichtige welke geene andere bedienden houdt en vier of meer, eigen of aangehuwde kinderen, kindekinderen, of pupillen by zich beeft inwouen, die op den In Mei des jaars, waarover de belasting loopt, jonger dan 21 jaren zyn.» c. De twee eente paragraphed van wet vau 29 Maart 1833 (Staatiblad gewijzigd als volgt f 1. Die na den 16n Mei een perceel in gebruik neemt, is voor dit perceel de Wasting naar de vier eente grondalagen voor den tijd des dienst- jaan, die dan nog over ie, verschuldigd. 2. Aan den belastingplichtige, die in den loop des dienstjaars een perceel verlaat, zonder daarin - eenige roerende goederen of iemand in zyn dienst achter te laten, wordt ontheffing verleend van syn aanslag naar de vier eente grondslagen voor den tyd des dienstjaars, die dan nog over is, iudien daarvan door hem binnen den tyd van eene maand, volgende op dien waarin hy het perceel verliet, tegen bewys, sohriftelyke aangifte is gedaan ten kantore des Ontvangen, op een verkrijgbaar biljet. „De ontheffing wordt verleend over het driemaan- deÜjksche tydvak, waarin het perceel werd verlaten, indien de belastingplichtige daarna, doch in den loop van datzelfde tydvak een ander perceel, waar voor hy belastingplichtig is, in gebruik neemt." „Bij orerlyden van deu belastingplichtige treden zyne erfgenamen in dezelfde rechten en verplichtingen.» „Do aangifte, volgens het eerste en derde lid in gediend, worden als gewone bezwaarschriften aan gemerkt en behandeld." d. Aan 1 van art. 28 der bovengenoemde wet van 1833, zyn de navolgende beplaingen toegevoegd:

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1881 | | pagina 1