De Effectenbeurs. Goudsche Kiesvereeniging. Buitenlandsch Overzicht. Hy werd genoemd een fatsoenlijk en geacht man, spr. meent dat er zeer vele fatsoenlijke en geachte mannen in de gemeente zyn, doch dat stempelt iemand nog niet tot een geschikt lid Tan den Raad. De heer Temminck wyst daarop op het feit, dat Mr. ran Mierop als kantonrechter met rele perso nen in aanraking komt en z. i. een geschikt raads lid zou zijn. De heer H. W. F. Bonte spreekt daarop ten gunste Tan de oaodidatuur Tan den heer H. Jager die een oud Gouwenaar is en op de hoogte mag wor den geacht van de belangen dezer gemeente. Hij is voorts eeu geacht man, lid van de kamer vau koophandel en zou, Tolgens spr,, zeker een geschikt figuur maken in den raad. Als bestuurslid der kiesvereeniging //Burgerplicht" heeft hij Toorts getoond de beginselen der liberale partij voor te staan en een bewijs gegeven een gedeelte van zijn tijd te wil len besteden aap de algemeene belangen. Den heer C. W. Tan de Velde wordt daarop het woord gegeven tot aanbeveling van den heer H. W. G. Koning, doch deze, tegenwoordig zijnde, vraagt eerst even het woord te mogen hebben en geeft te kennen, onder dankzegging aan den heer van de Velde voor zijn beleefdheid hem voor te stellen, bepaald niet in aanmerking te willen komen. Spr. is vroeger nog tweemaal oandidaat dezer vereeni- ging geweest, de eerste maal was hy uit de stad en las zijne candidatuur eerst uit de courant en wilde toen op het laatste oogenblik niet bedanken, terwyl by ook de tweede keer uiet op de vergadering waardoor haar oandidaten op onwaardige wyze worden aanbevolen of eveatueele. tegen-candidaten op minder edele wijze worden bestreden Nadat de Voorzitter nog de leden der vereeniging dringend had uitgenoodigd op flinke en waardige wyze de candidatuur der heeren Prince en Jager te bevorderen wordt de vergadering gesloten. Gisterenavond had eene vergadering plaats van bovengenoemde Kiesvereeniging tot het stellen van twee candidaten voor den gemeenteraad ter voorzie ning in de vacaturen, ontstaan door het overlijden van den heer G. A. Muller en het bedanken van den heer G. Prince. Nadat de voorzitter, de heer H. J. Wennekes, de vergadering geopend had en de notulen der vorige vergadering waren gelezen, werd allereerst overgegaan tot de benoeming van een bestuurslid in de plaats Pvan den heer J. IJpelaar Jz. Daartoe werd gekozen de heer P. W. Kamphuijzen, die echter zich de be noeming niet liet welgevallen, waarop een tweede stemming plaats had, die tot resultaat had dat een herstemming moest geschieden tusschen de hh. C. van Ëyken J. van Sonsbeek. Nadat laatstgenoemde had verzacht niet in aanmerking te komen werd tot bestuurslid gekozen de heer C. van Eijk, wien, niet ter vergadering tegenwoordig, van de benoeming zal worden kennisgegeven. - - - Daarop werden de aanwezigen in de gelegenheid dezer vereeniging tegenwoordig wa9, doch thans ver- I gesteld personen te noemen die men op de caudi- zoekt hy uitdrukkelyk^ buiten aanmerking te blijven. daten-lijst verlangde te zien gebracht. Daarop werden De Voorzitter gelooft de tolk der vergadering te zyn door zijn leedwezen te betuigen over dat besluit van deö heer Koning, en vraagt dezen, of hij daar op niet terug wil komen wat de heer Koning ont kennend beantwoordt, waarop de heer van de Velde zegt, dat het geen //beleefdheid" was van zijne zijde, toen hij den heer Koning als candidaat noemde. Hij is van oordeel, dat een man als de heer Koniug in den Rand behoort en bet valt spr. niet weinig tegen, dat deze er voor bedankt om in aanmerking te komen. Dat hy vroeger échec heeft geleden is daarvoor geen voldoende reden en uit liefde voor de stad moest hy zich eene candidatuur laten wel gevallen. De heer Koniug heeft in zooveel colleges getoond tijd over te hebben voor de algemeene zaak en met hart en ziel daarbij te zijn, dat spr. zich verwondert dat hy ook niet in den Raad de alge meene belangen wil bevorderen. Spr. had geweuscht dat de Voorzitter met meer aandrang den heer Ko ning had verzocht op zijn besluit terug te komen. Waar moet het heen, als zulke mannen bedanken in den Raad te zitten P vraagt spr. Daarvoor is geen reden, tenzij zy daar een onaangename bejege ning mochten ondervinden, in welk geval zij daaruit weer kuuuen wegloopen, doch de heer Koning heeft z. i. geen voldoende reden te bedanken. De Voorzitter zegt dat hij met nog meer aandrang den heer Koning zou hebben verzocht zich eene can didatuur te laten ^welgevallen, zoo hij niet reeds vroeger van hem vernomen had, dat hij die nimmer meer zou aanvaarden. De heer A. Kok spreekt vervolgens nog een woord ten gunste van Mr. van Mierop; hij is ten volle overtuigd, dat die heer een goed raadslid zal zijn, niet alleen dat hy algemeen gezien is iu deze stad, maar hij mag worden geacht alle die capaciteiten te bezitten, die in een raadslid worden vereischt, terwijl hij lang genoeg iu Gouda woont om op de hoogte te zijn van de belangen onzer gemeente. De heer H. G. Hoefhamer meent daarentegen de candidatuur van Mr. van Mierop te moeten bestrijden. Hy erkent gaarne, dat die heer een geacht en fat- soeulyk man is, maar naar spr's. meening is hij niet de richting toegedaan, die deze vereeniging voorstaat. Spr. dringt er op aan dat deze vereeniging een candidaat stelle, die hare beginselen deelt en niet iemand, die tegenovergestelde gevoelens is toe gedaan. Daarop wort} tot stemming overgegaan. Uitgebracht worden 13 stemmen, waarvan op zich vereenigen de hh. C. C. H. Prince 13, H. Jager 7, Mr. J. H. van Mierop 3 en H. W. G. Koning 2 stemmen. Tot oandidaten der vereeniging zijn dus gekozen de heeren C. C. H. Prince en H Jager. De heer Roest van Limburg vraagt vervolgens nog het woord en zegt het volgendeBij de vorige verkiezing voor den Gemeenteraad zijn er tal van stooibiljetten rondgezonden, die een hoogst onaangc- namen indruk teweeg hebben gebracht. Naar aan leiding van eeu dier biljetten is door iemand in de Goudsche Ct. de wensch geuit, dat de vereeniging „Gemeentebelang" zou protesteeren tegen een der gelijke aanbeveling van haren candidaat. Het bestuur meende tydens eene verkiezing tot een dergelijk protest niet te moeten overgaan ook omdat //Gemeente belang" voldoende bekend is niet met dergelyke onedele wapenen te strijden. Het is van oordeel, dat al bestaat er strijd bij de stembus, men toch de personen der tegenpartij zeer goed kan achten en verafschuwt alle onedele middelen om een oandidaat achtereenvolgens geplaatst de hh.: H. Jager voorge steld door P. J. van der Want Az., Mr. J. H van Mierop door P. W. Kamphuijzen, W. G. van Geelen door H. van Willigen, C. IJsselsteijn door M. van Dantzig en C. C. H. Prince door A. Brinkman. Vervolgens werd overgegaan tot de aanbeveling der candidaten. De heer P. J. van der Want Azn. meent weinig te behoeven te zeggen ten gunste vau de candidatuur van den heer H. Jager; immers in vele betrekkingen heeft deze getoond een bekwaam en geschikt per soon te zijn, zoodat hy een goed raadslid zal zyn. Spr. is van oordeel dat deze candidaat van alle zijden sympathie zal ondervinden en in hem zal deze vereeniging eene gelukkige keus doen. De heer G. Overeijnder Jr. vereenigt zich gaarne met die candidatuur, daar hij zich op de hoogte heeft gesteld, in verband met het beginsel vau de Goud- ache Kiesvereenigingom oandidaten te stellen die vóór een waterleiding zijn, iu hoeverre de heer Jager iu dat opzicht denkt en deze heeft spr. be paald verklaard vóór de ^waterleiding te zijn. De heer P. W. Kampnuijzen beveelt den heer van Mierop aan. Spr. meent door weinig te zeggen juist veel te zeggen. Want zegt spr. wij keuueu allen den heer van Mierop als een goedhartig man, die zeker een plaats in den Raad teu volle waard is. Spr. beveelt zijn candidaat aan in de protectie van deze vergadering. De heer van Willigen spreekt een woord teu gunste vau de candidatuur van den heer W. G. van Geeleu, dien bij zeer geschikt acht voor raadslid en daarop beveelt de heer M. van Dantzig den heer C. IJssel steijn aan en wijst er in de eerste plaats op, dat bij de vorige verkiezing voor den raad men ter elfder ure met den heer IJselsteijn is voor den dag gekomen, toen er bijna geen kans was hem te doen ver kiezen en toch heeft hy bij die gelegenheid een vrij groot aantal stemmen op zich vereenigd. Hij is voorts algemeen bekend, zegt spr., om zijn werkzaamheid in zijn eigen zaak eu hij zal zeker ook de stadsbe langen met ijver behartigen. Voorts is hij ook voor stander van de waterleiding Ziedaar redenen ge noeg den heer IJsselsteijn te stemmen voor lid van den-raad. DeSheer A, Brinkman zegt eerst voornemens te ziju geweest |?een candidaten te noemen, wel had hij gaarne den heer G. Prince op de candidateu- lijst gebracht, maar omdat deze uitdrukkelijk had verklaard niet in aanmerking te wftlW komen, noemde hij hem niet. Omdat er nu echter zoo weinig candidaten werden genoemd wilde spr. den zoon van den heer G. Prince voorstellen nl. den heer C. C. H. Prince. Hoe deze heer over de wa terleiding denkt, dat weet spr. niet. Hij vindt het ook vrij vreemd om vooraf te gaan iuformeeren hoe of personen, die men op het oog heeft, over dit of dat punt denken. In „bet achterland" moge zulks gebruikelijk wezen en daar mogen de candi daten al beloven: ik zal dit doen en ik zal dat doen, hier iu Holland is dat geen gewoonte en Spr. is er dan ook niet voor om de candidaten aan dergelijken band te leggen. De heer C. C. H. Prince is, zegt spr. een knap, kundig, -naensöh en een geboren Gou wenaar, die ten volle aanspraak heeft op een plaats in den raad. X J De Voorzitter merkt \^p, naar aanleiding van hetgeen de vorige spreker in het midden bracht, dat men zeer goed aanstaande candidaten kan polsen hoe hun gevoelen is over gewichtige aan- T- UUtOCII UUC IIUII Kv.vGlCII lo UTC. KV" lullllKC cl Cl U O"'"""""* ,e '«zekeren. Daarom zegt spr. j ,lien* zonder dat nog *ke nu reed. Tan te .oren te protesteren tegen allen j van\8en Operatief mandaat. Het geldt slechts de steun, de candidaten van „Gemeentebelang» verleendjn die en hfer aanbevelens- waardig zyn en het ligt geenszins in de bedoeling hun een bevel te geven, dat moet worden opge- volgd, noch een verplichting op te leggen, die moet worden nagekomen. De personen blijven natuurlijk geheel vry hoe zy als raadslid willen handelen. De heer Brinkman zegt te vinden dat het er toch veel van heeft als men een persoon vraagt: „zyt gij voor de waterleiding, dan kiezen wij u, anders niet!* waarop de Voorzitter zegt dat hy persoonlijk er voor zou zyn dat oandidaten zelf openbaarden hoe zij dachten over gewichtige vragen vau den dag. De heer M. van Dantzig zegt voornemens te zyn geweest over geen candidaten dan den zijne te spreken, doch na hetgeen de heer Brinkman zeide kan hij niet zwijgen daar in die woorden een insinuatie ligt opgesloten tegen hetgeen spr. in het midden bracht. Spr. vindt het vooreerst weinig vleiend voor den heer C. C. H. Prince om aanbevolen te worden, „omdat er zoo weiuig personen genoemd waren" zooals de heer Brinkman het uitdrukte. Waren er dus meerdere candidaten genoemd, dan bad de heer Brinkman zijn oandidaat achterwege gelaten, waarbij opmerking verdient dat genoemde heer juist de laatste was, die iemand noemde. Spr. meent ook in hetgeen de heer Brinkman aanvoerde een iusinuatie te moeten zien, want spr. beval den heer IJsselsteijn aan als voorstander eener waterleiding, daar het spr's vaste overtuiging is dat Gouda zon der waterleiding te gronde gaat. En nn kan niemand het spr. euvel duiden dat hij als particulier persoon tot iemand gaat, op wien het oog viel vooi raads lid, en vraagt: wat is uw gevoelen in deze? Spr. zou zelfs nog verder durven gaan en dit zou menigeen wellicht vermetel kannen noemen en vra gen „Op n vestigt men het oog als raadslid, er heeft een wethouder bedankt, deel my entre nous eens mede hoe zoudt u over de vervulling dier betrek king denken, wie zoudt gij willen dat het werd Dan zou de aangesprokene zeker het voile recht hebben, zegt spr., te antwoorden: „Mau, van te voren laat ik my daarover uiet uit" maar de vraag zou spr. toch vrijstaan. Hoe, alleen in „het ach terland" zou men de candidaten vooraf polsen En hoe geschiedt hrt dan bij de ministeries, hoe by andere colleges en juist tegenwoordig begiunen de can didaten meer en meer op meetings in navolging van het buiteuland te zeggen hoe zy over aanhan gige quaesiies denken. Hy, die eerlijk zyn stem wil uitbrengen, zegt spr., moet zich overtuigen hoe de persoon denkt, wie hij is, wien hy zyn stem geeft. Zoolang spr. het stemrecht heeft, zoolang spr. geroepen is leden te kiezen voor den Raad, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer, zal spr. zyn roeping behartigen door vooraf zich te overtuigen hoede candidaten deuken over de belang rijke zaken die aan de orde zyn. DAt is de plicht van ieder kiezer en niemand raag hem zulks euvel dniden. Spr. herhaalt: de woorden vau den heer Brinkman zijn vooreerst weinig vleieud voor zyn candidaat en bevatten een insinuatie jegens spr die niet te pas komt. Daarop wordt overgedaan tot de stemming. Daarby vereenigen op zich de hh. H. Jager 8, C. IJssel steijn 8, Mr. J. H. van Mierop 3, W. G. van Geelen en C. C. H. Prince ieder 1 stem, terwijl I blanco briefje wordt uitgebracht. Tot candidaten der Goudsche Kiesvereeniging zyn dus gekozen de hh. H. Jager en C. IJsselsteijn. De voorzitter drukt de hoop uit dat de leden hunne beste krachten zullen inspannen ten einde de gestelde candidaten de overwinning te verzekeren. Daarop wordt bet woord gevraagd door den heer E. L. E. van Dantzig, die zegt dat de heeren, die een vroegere vergadering dezer vereeniging hebben bijgewoond, waarin een debat zou worden gehouden over de zaak der „waterleiding", zieb zeker zullen herinneren hoe epn dergelijk debat toen door spr. werd ontraden, op grond dat z. i. de tyd nog niet was gekomen om vrees te koesteren, dat de Concessio naris niet aan zijne verplichtingen zou voldoen. Thans kan spr. het volgende mededeelen de heer van Geelen, bekend om zijn ijver in zake de water leiding, en spr. hebben zich vereenigd ter. einde te onderzoeken in hoeverre de geruchten waarheid spra ken, die zeiden dat de zaak daarom niet sLagde, omdat de heeren, welke in den gemeenteraad tegen de waterleiding waren geweest en wellicht ook huune vrienden buiten den Raad, de zaak stelselmatig tegen werkten eu bij hel inwinnen van information de zaak niet aanbevolen. De heer van Geelen eu spr. meen den niet te mogeu afgaan op geruchten en wendden zich daarom direct tot den Concessionaris en verzoch ten hem om inlichtingen, waarop het volgende schrijven is ingekomen: Leeuwarden, 23 Maart 1882. WelEd. Heeren Naar aanleiding van een bri'ef nou den heer Wester geadresseerd, heb ik oe eer UEd. in antwoord op den Uwen het volgende te beriohten. In de eerste plaats moet ik U dank zeggen voor de sympathie de zaak betoond, juist daar dit ons tot nog toe zoo zeldzaam is voorgekomen. De oor zaak waarom Gouda's waterleiding uiet reeds lang tot stand is gekomen, i9 toch daaraan te danken dat wij herhaalde malen op het punt staande te reussee- ren ae zaak in maatschappij te brengen, altijd afge- i stuit zijn op de slechte informatien betreffende de levensvatbaarheid der zaak, door verschillende inge- letenen van Gouda verstrekt, waardoor onze pogingen steeds vrachteloos bleven. Alhoewel menigeen na ïoovele herbaalde nuttelooze pogingen het hoofd in den schoot zou hebben gelegd, wij niet er. thans zijn wij zoover gevorderd met de zaak, dat waarschijnlijk binnen zeer korten tyd de zaak door eeu der grootste firma's op dat gebied uit den vreemde, zijn beslag zal erlangen. Mocht ook deze poging blijken ijdel geweest te zijn (heigeen wij niet kuuuen gelooven) dau be velen wij ons ten zeerste aan in owe gewaardeerde medewerking, opdat dan nog op initiatief eu door behelp Gouda's ingezetenen zelf, de zaak tot stónd komt; Aan tijd ontbreekt het immers niet, artikel 8 van de Concessie-voorwaarden geeft toch 18 maanden tijd, na verkregen Concessie der hooge regeering, die op 23 Juli 1881 afgekomen is. Daarenboven geeft artikel 24 der Concessie-voor waarden nog 6 maanden bovendien alvorens de Concessie vervalt, wuardoor wij das tot 23 Juli 1883 tjjd hebben, ik geloof meer dan voldoende om dit zaakje in orde te brengen. Mocht deze brief U i.uttig kannen zyn, verleeuen wy U zeer gaarne bet recht daarvan gebrnik te makeu en ver zoeken U tevens ons op de hoogte te willen houden van den gang der zaken in Gouda. Mij minzaam in Uw zeer gewaardeerde hnlp aan bevelende blijven wy Hoogachtend, UEd. Dw. Dienaren, Dr. I. E. Oudschans Dentz. H. W. Wester. Met dezen brief in handen aldus vervolgt de heer van Dantzig durf ik zeggen, dat de zaak tot heden is afgestuit op de slechte infor matien, door de tegenstanders der waterleiding gegeveu en nu is het allereerst zaak, dat wy ons de voor Gouda zoo gewichtige zaak der waterlei ding zelf aautrekken. Het komt spr. voor, dat tls de Goudsche Kiesvereeniging nu het hare doet om de zaak te doen slagen, zij aanspraak mag maken op de erkentelijkheid der Goudsche ingezetenen Wat staat haar thans te doen Spr. meent dat de eenige weg, dien zij nu heeft in te sluan deze iste doen circuleeren twee adressen, nl. één, waarop de meer- gegoede ingezetenen zullen kannen teekenen voor aan deden in de zaak en één, waarop de eigenaars van huizen zich kunnen verbinden tot het nemen van een zeker aantel kranen van de waterleiding. Wat aangaat het eerstbedoelde adres meent spr. dat een zeker aantal personen, die zich bereid verklaren aan deden te nemen, een goed wapen zal zijn in de handen van concessionarissen, die dan met die lyst kunnen verklaren „Zie hier het bewijs hoezeer men in Gouda eene waterleiding op prys stelt, daar met het oog op de weinige kapitalisten, die Gouda bezit, nog voor zóóveel wordt deelgenomen Met die lijst in handen kunnen wij de slechte informatien te niet doen en leveren wij het bewijs dat men de zaak op prijs stelt, want waar is het, zegt spr. dat evenzeer als Gouda staat of valt met de verplaatsing van het garnizoen, met de verlegging van den water weg, ook de al of niet tot standkoming der water leiding een levensquaestie voor onze gemeente is. Wat betreft het tweede adres wyst spr. er op dat reeds vroeger op een lijst, die de heer van Geelen de welwillendheid bad te doen circuleeren, voor on geveer 800 kranen geteekend is, welk getal volgens spr. nog voor groote vermeerdering vatbaar is, dnar de hier geheerscht hebbende pokken-epidemie op nieuw velen deiovertuiging schonk, dM een water leiding hier zeer. geweuscht is. Twee dergelyke adressen te doen circuleeren ligt, meent spr. geheel op den weg der Goudsche Kies vereeniging. De vergadering betuigt door luid applaus hare instemming met het gesprokeue, waarop de Voor zitter een woord van dAnk spreekt tot de hh. van Dan rig en var. Geelen voor hetgeen zy in het belang der waterleiding deden, terwijl hij de toezegging doet binnen kort opuieuw eene vergadering der vereeniging bijeen te zullen roepen, waarop concept-adressen ter behandeling zullen worden aangeboden. De heer S. W. van Buuren Nzn. vraagt daarop het woord en zegt dat, wat hy daar van den heer van Dantzig hoorde, hem zeer heeft getroffen. Een poging ais die door dien heer gedaan, is de dank van Gouda waardig het is een poging zooals er een bij «pr. zelf geplaut was, zooals ook hij het voornemen htul te doen. Spr. zegt dat Shakespeare de opmer king heeft gemaakt, dat goede zaken menigmaal terug- gehouden worden door verkeerd geplaatste beschei denheid van hen, die een zaak goed inzien. Spr. meent dat „verkeerd geplaatste bescheidenheid" vaak met lauwheid kan gelijkgesteld worden en herinnert er voorts aan hoe hy door middel van zijn kleine pers er ook toe heeft medegewerkt om de Goudsche ingeze- 1 tenen te winnen vooi de zaak. Het voorstel zooeven gedaan heeft spr.'s volle sympathie, het is in alle opzichten wel doordacht en als er iets is, dat baten zal in deze, dan is het 't plan zooeven door den heer vau Dantzig ontwikkeld. Ook spr, is er ten volle van overtuigd, dat de zaak door Goudsche ingezetenen wordt tegengewerkt, daar waar sprake is van het byeenbrengeu van kapitaal. Spr. zelf heeft getracht er een kapitalist toe te bewe gen zich aan het hoofd van de finantieele beweging te stellen. De man heeft het gedaan, doch alles stuitte af op de informatien, die natuurlijk van bui ten af hier werden ingewonnen, op de plaats, waar de waterleiding zon werken. De inlichtingen, die men ontving, waren altijd afschrikkend, nooit aanbe velend. Wel bleek het dat sommigen, bij wien informa tien werden ingewonnen, voorstanders eener water leiding waren, maar dan eene waterleiding van gemeentewege en de overigen bleken tegenstanders, die als hunne meening te kennen gaven dat de zaak niet zou reodeeren, daar het water uit de grachten zoo slecht niet was, zoodat zelfs sommigen het water uit de tonnen kunuende krijgen, dat uit de grach ten verkozen Bij zulke inlichtingen hielden de kapi talisten het geld iu hun zak en sommigen, waar van spr. weet dat zij gezind waren deel te nemen, trokken zich terug en op die wijze was het onmo gelijk dat de zaak tot stand kwam. Spr. acht dt twee bedoelde adressen een uitstekend middel om die slechte informatien tegen te spreken. Spr. drukt ten slotte de hoop uit, dat als de Goudsche Kies- vereeniging weldra weder bijeenkomt tot bespreking dezer zaak, ingevolge de toezegging van den Voor zitter, door een zeer groote opkomst moge blijken van den wensch der Goudsche burgerij om te loo- chenstraffen de meening, dat de gemeente Gouda geene waterleiding behoeft! De vergadering betuigt ook met deze woorden hare instemming en daarop wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. De Porte houdt zich sterk in de Egyptische quaestie. Niettegenstaande de Engelsche en de Fransche gezaut Donderdag wederom by den minister van buiten- landscbe zaxeu op de conferentie hebben aangedrongen, blijft de regeeriug weigeren, zich beroepende op de argumenten iu hare circulaire opgenomen. Zy blyft beweren, dat de zending van Derwiscb zulk eene on gewone behandeling eener zaak, die enkel de Porte aangaat, volkomen onuoodig maakt. De Turksche gezauteu te Parijs en te Londen hebben den last ontvaugen oin dit standpunt bij de regeeringeu aldaar nader toe te liohlen. De Fransche regeering moet voornemens zijn, bij aanhoudende weigering der letjen om aan de confe rentie deel te nemen, Weeneu als plaats van bijeen komst voor te stellen. De uoiuister-presideut de Freycinei heeft bij de verscbilleude kabinetten doen betoogen, dat de zending der Turksabe commissarissen de onmiddellijke bijeenkomst der conferentie niet onuoo dig maakt. Hij vindt wel is waar nergens tegenspraak, maar toch overal lauwheid en aarzeling. Het behoeft nauwelijks gezegd te worden, dat de nieuwe phase, welke de diplomatieke handeling teu opzichte van het Egyp tische vraagstuk is ingetreden, in sommige Parijsche kriugen ontevredenheid verwekt, voornamelijk bij de G.imbettisten, die dan ook eeue nieuwe interpellatie over de Egyptische aangelegenheden in de Kamer zouden doen. Later ontvingen wij twee belangrijke tydiugeu over de Egyptische zaken. In de eerste plaats hebben Duitschland, Italië, Oostenrijk en Rusland HonilaRtioopeI gelyktydig aangedrongen op het byee^roepen vau de conferetriie. Het antwoord van de Porte was ontwijkend, maar het gezamenlyk optreden der Mogendheden heeft een diepen indruk gemaakt, zoodat men 't voor waarschijnlijk gaat houden, dat de Saltan zal toegeven. Het tweede bericht betreft eeu oproertje te Alexandrië, gericht tegen de ^Europeanen; de rust is gemakkelijk her steld, maar herhaling is inogelyk, want de oor sprong lag in bet Muzelmansche fanatisme. Der- wisch is terstond naar de plaats des onheils vertrokken, hy nam strenge maatregelen, te meer noodig omdat er in geval van herhaling Westerscbe troepen worden ontscheept. Ook uit andere be riohten blykt, dat de fanatieken zich tegeu de ver wijdering van Arabi verzetten. De Fransche kamer, die in den regel de Woens dagen en Vrydagen gebruikt voor commissie-ver gaderingen, behandelde Donderdag een zaak, welke nauw in verbaud staat met haren goeden naam. Een aantal kamerleden zijn commissarissen öf direc teuren van vennootschappen, die natuurlijk van zeer ■iteenloopend allooi zyn en waaronder velen nu en dan iu botsing vau belangen met den staat komen. Nu heeft de heer Raspail reeds eenigen tijd geleden een wetsontwerp ingediend, waarby het lidmaatschap der kamer onvereenigbaar werd verklaard met eene zoodanige betrekking. Donderdag drong d«j voor steller aan op de urgence van dit ontwerp. De kamerleden, zeide hy, zyn benoemd om de i zaken des lauds te verzorgen, maar geenszins om hunne positie te misbruikeu voor het dryven van geldelijke ondernemingen, die dikwerf zeer onzuiver zyn. De vroegere kamer had reeds een ontwerp aan de orde gesteld om aan deze misbruiken paal eu perk te stellen; maar de sluiting der zitting ver hinderde de behandeling. Ofsohoon het algemeen stemrecht deze geldmakers voor een groot deel heeft aan de deur gezet, is toch het misbrnik oog uiet uitgeroeid, en nog kort te voren is een zeer aan- stootelijk geval voorgekomen. Het is nu tijd om te zorgen, dat de kamer enkel uit eerlijke burgers zal bestaan. De kamer nam met bijna algemeene stemmen aan om dit voorstel op de agenda te zetten; slechts zes leden durfden tegen de urgence te stemmen. Dit maakt omtrent het lot van het ontwerp nog weinig uit, maar de verontwaardiging over de tripotage van een aantal Fransche volksvertegenwoordigers is zoo groot, dat men het niet zal verwerpen. Din vervallen er voor vele kamerleden heel wat aardige en gemakkelijk verdiende voordeeltjes. De Kamer heeft Zaterdag bij de voortgezette be- raadslagiug over de voorstellen betreffende de her- vorming der rechterlyke organisatie, met 300 tegen 204 stemmen de opheffing der onafzetbaarheid vau de leden der rechterlijke macht goedgekeurd. De minister van justitie verlangde, dat de grootzegel bewaarder de rechters zou benoemen, en verklaarde zich voorstander van het stelsel van mededingende candidaten. Lepere begeerde daarop stemming over het beginsel van verkiezing of benoeming der rech ters. Ten slotte werd een amendement tot verkie zing der rechters met 284 tegen 212 stemmen aan genomen. Deze uitslag werd door de Kamer met teekeneu van bijval begroet. Bedachtzame lieden zullen over deze besluiten de schouders ophalen. Het Britsche Lagerhuis heeft de beraadslaging over het zoogenaamde „intimidatie-artikel" van de Iersche dwang wet teu einde gebracht. Een amende ment van den heer Russell, waarbij die intimidatie, op zoodanige wijze omschreven wordt, dat bijv. het boycotten op zichzelf, zonder geweld of bedrijging toegepast, niet kon tegengegaan worden, werd met 266 tegen 46 stemmen verworpen. De Minister Harcourt verklaarde, dat hij te geschikter tijd eene bepaling in de wet zou voorstellen, om te verhinderen dat van d0L artikel tegenover de Iersche bevolking misbruik werd gemaakt. Aan R. O. wordt uit Petersburg geseind, dat by keizerlijk besluit graaf Ignatieff vau zijn post als minister vah bioueulandsche zaken ontheven en graaf Tolstoi tot zijn opvolger beuoemd is. Uit Petersburg wordt aan de Wiener Zeitung ge meld, dat het uitvoerige plan der kroningsfeesten te Moskou dezer dagen den Czaar aangeboden en door dezen goedgekeurd is. De plechtigheid blijft op 7 Sept. bepaald en zal, wat ook gebeuren moge, niet langer dan acht dagen na dezen datum verschoven kunnen worden. Onder het publiek wordt ten stelligste geloofd, dat de Keizer bij die gelegenheid een raa- nifest zal uitvaardigen, waarin eene soort van par- lement aan het laud verieend wordt. Wat hiervan is, valt nog moeilijk te zeggen, maar zooveel is zeker, dat men in elk geval geene constitutie op Europeesche leest mag verwachten. ING E Z O N DEN. Alle begunstigers op de Turfmarkt worden namens i het ongelukkig gezin aldaar door de commissie, die j zich belast heeft met het inzamelen der gelden har- I telijk dank betuigd voor de gedurende een jaar ver leende vrijwillige bijdragen om het lot dier zoo zwaar beproefde lieden, te helpen lenigen. De ongelnkkigen worden bij voortduring in de gunst huneer buren aaubevolen. XXIII. Amsterdam 12 Juni 1882. Hoewel de week zeer ongeanimeerd opende, kan toch over 't algemeen op een rastere stemming wor den gewezen. Het bleef trouwens zeer stil, behalve in Russische fondsen, die meerendeeis achteruitgin gen; Zaterdag konden zij zich iets herstellen. In Amerikannscjte Sporen kwam eenige verandering; Donderdag 'waren zy veel williger, en herleefde de' handel in dezen hoek, Vrijdag wns de toestand nog bevredigend, dooh Zaterdag was alles weêr flauwer. Toen het geld dunr was, weet men daaraan de flauwheid der beurs; thans is het eerste veel goed- kooper geworden, maar de lusteloosheid is niet ge weken. Binnenlandsche waarden. Staatefondsen sluiten voor integralen voor drieën 1*',, voor vieren V. l»fler. Premieleeningen. Amst. loten a Gemeenteer. Vs hooger, Paleisloten minder. Spooncegleeninr/en. fn Centraalwaarden was een vry sterke We fictie, nl. voor aand. 2, voor uitg. sch. 1 4. voor gest. obi. 8/(; ook Boxtelwaarden waren niet willig en verminderden voor aand. en obl. circa Tramwayleenint/en. Er is verbetering te oonsta- teeren voor Omnibusraij. van 3, voor Gooische tram van 2>/s en voor N. en Z. Hol!, van 4 pCt., Rott. tram 1 s/8 lager. Industrieels Kaarden. In deze soorten is te- rnggang te vermelden. Zy waren in den laatsten tyd ook nogal gerezen. Aand. Afr. Hv. 2Amst. Bk. Kanaalmy. Havenat. Va. Java Bk.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1882 | | pagina 2