EMiiawias
m&mmm
soos*,
Buitenlandsch Overzicht.
ADVERTENTIÈN.
tn Steenkolen en Aardappelen,
POLITIE.
Burgerlijke Stand.
Vogelenzang' No. 160.
bekenden op de welsprekendste wijie aller belang
stelling in dezen voor hem zoo gedenkwaardigen
dag betoond.
Omtrent het strafproces voor de rechtbaok te
Arnhem geroerd tegen W.. L. W., eerste stoker-
machinist bij de Rijnspoorweg-maatschappij, die be
schuldigd wordt eren vóór Venendaal den stoker
A. A. t)e Zeeuw van de machine gestooten te heb
ben, meldt de Arnh. Ct.
De beklaagde beweert dat hij de Z. geen stoot
heeft gegeren, dat rij hoegenaamd geen onaange
naamheden gehad hebben, dat hij De Z. niet san
de machine heeft zien rallen, doch eerst bjj het
binnenloopen ran het station Venendaal heeft be
speurd dat de stoker rerdwenen was. Hij heeft
hem toen nog geroepen, maar was zoo ontsteld ran
dat verdwijnen, dat bij in Venendaal er geen ken
nis ran gaf. Toen de trein in Maarsbergen kwam,
had de telegraaf de tijding reeds overgebracht dat
er een stoker aan den weg was gevonden.
De Z. verklaart echter eenigzins anders: volgens
dezen had de trein, die te 8.32 uur uit Ede moet
vertrekken, aldaar oponthoud gehad. Om dat tijd
verlies weer in te halen, reed men zeer hard. Bij
den afstandspaal ran Venendaal gekomen, moest men
dus flink remmen. De Z. deed dit wat al te hard.
W. is wat driftig vau aard en gaf de Z. een duw,
ouder bijvoeging dat hij niet zoo hard moest rem
men. De Z. stond op het randje, buitelde er af en
bleef bewusteloos liggen. Hij werd naar Utrecht
getransporteerd, werd wel gaandeweg beter, doch is
nog niet geheel hersteld van de hersenschudding,
die hij heeft gekregen. Het laat bjj hem geen
twijfel over of W. gaf hem een stoot; hij is echter
eren overtuigd, dat W. volstrekt niet het plan had
hem van de locomotief te stooten.
Bij zjjn verhoor voor den commissaris van politie
te Utrecht gaf W. toe, dat hij onaangenaamheden
met de Z. had gehad; echter niet over het remmen,
maar over het vuur. Thans kon hij zioh dat echter
onmogelijk meer heriuneren.
Volgens de Allg. Milit. Zeitang heeft een Duitsch
ingenieur, genaamd Rodeck, eene uitvinding gedaan,
die een grooten invloed kan hebben op den belegerings
oorlog. Hij heeft eene soort luchttorpedo's vervaar
digd, die boven belegerde vestingen groote hoeveel
heden ontplofbare stoffen moeten dragen, teu einde
zware explosies te doen ontstaan. Een gevulde ballon
moet op kanouschotafstand van de vesting opgelateu
worden, en de opiating zoodanig geregeld, dat hjj
de goed» luchtstrooming bereikt, welker richting eerst
bepaald wordt door het doen opstijgen van een kleinen
proefballon. Wordt de toestel opgelaten tegenover
het midden der resting, in een luchtstroom die over
deze heengaat, dan zal hij zich in een oogenblik er
boren bevinden. Op dat oogenblik wordt van het
uitgangspunt hetzjj door eeu electrischen kabel, hetzij
door middel van een koord de ontvanger geopend.
Zoodra de torpedo valt, opent een mechanisme de
veiligheidsklep, zoodat de langzamerhand ontladen bal
lon buiten de vesting op aarde kan nederdalen.
Proeven zullen het nat en de practische waarde
dezer' uitvinding moeten uitmaken: in elk geral echter
kunnen zij bijdragen tot oplossing van het vraagstuk
om de luchtscheepvaart dienstbaar te maken aan het
algemeen belang.
Uit Kopenhagen wordt gemeld, dat met het Groen-
landsehe koopvaardijschip Lucinde het bericht ontvan
gen ia, dat luitenant Greely, de bekende aanvoerder
der Ameriknansche poolexpeditie, door zijne beman
ning moet vermoord zijn. Het verhaal luidt als volgt;
Met de expeditie van Nordenskjöld naar West
groenland, ging de welbekende groenlander Hans Hen
drik mede, die aan verschillende arctische tochten
heeft deelgenomen. Op een van deze troutgde hij
met een Eskimoosch meisje uit de streek van Kaap
Tork, welke aan den ingang van Smithssound gelegen
ie. Tjjdens zijn bezoek aldaar in 'dit jaar vernam
hjj van de Eskimo's, dat in den loop van dit'voorjaar
de tijdrekening der Eskimo's is niet gemakkelijk
te volgen toen de zou weer aan den hemel was
gekomen, twee Groenlanden met hondensleden van
de Lady Franklinbaai waren aangekomen. Deze
Groenlauders, die tot de expeditie van Greely be
hoorden en weer naar deze terugkeerden, vertelden,
dat Greely door zjjn volk vermoord was, maar het
bericht moet natuurlyk niet onvoorwaardelijk ver
trouwd worden. Inmiddels moet gezegd worden, dat
Hans Hendrik als een zeer betrouwbaar man bekend
staat, die nauwkeurig teruggeeft, wat bij waarneemt
en die, vooral omdat hg met een Eskimosche ge
trouwd is, volkomen hunne taal verstaat. Hij deelde
het bovenstaande mede aau den kolonie-bestuurder
te Upernivik en de zegsman van het bericht was bij
dit gesprek tegenwoordig.
In overweging genomen hebbende, dat het noodig
is, door nieuwe middelen voorloopig in de behoeften
van 's Rijks schatkist te voorzien, heeft de Regee
ring het* volgend wetsontwerp aan de Staten Gene
raal ingediend.
«In art. 2 der wet van 6 April 1877 Stbl
no. 71) vervallen de woorden -.granen en peulvruchten
en betgeen verder tot die rubriek behoort", „rijst-
meel" en «hout, met uitzondering vau houtwerk,
duigen, geschaafd en geschikt om tot vaat- en kuip-
werk gebruikt te worden, daaronder niet begrepen".
«Van genoemde goederen worden mitsdien weder
invoerrechten geheven volgens art. 1 der wet van
15 Aug. 1862 (S/61 no. 170).
«Het invoerrecht op thee wordt verhoogd tot 40
per 100 kilogram.
«De accijns per hectoliter gedistilleerd, ad 50
pCt. sterkte, bjj de wet van 6 April 1877 (Sthl no.
70) bepaald op zeven-en-vijftig gulden, wordt ver
hoogd tot zestig gulden.
«Over het dienstjaar 1884/85 worden ten behoeve
van het Rijk geheven twintig buitengewone opcenten
op de hoofdsom der personeele belasting. De op
brengst daarvan is niet begrepen in die, genoemd
in art. 240 der wet van 29 Juni 1851 (Stbl no.
85), zooals het gewijzigd is bij art. 1 der wet van
7 Juli 1865 (Stbl. no. 79).
Op de hoofdsom van de rechten en boeten van
successie en van overgang bij overlyden, verschuldigd
wegens vererving of verkrijging door overlijden in
1884 voorgevallen, of wegens schenkingen aan instel
lingen van de doode hand, in dat jaar gedaan, wor
den twaalf buitengewone opcenten geheven.
«Deze wet treedt in werking op l Januari 1884
en blijft van kracht tot 1 Januari 1885, behoudens
de heffing der buitengewone opcenten."
Het recht van graan 1.50 per last en
dat van brood, beschuit en meel 40 ot. per 100
kilogr. brachten in 1875 en '76 gemiddeld
f 450.000 'sjaars op, waarvan 140.000 wegens
het laatstgenoemde, dus zegt de Minister in zijn
toelichting. Zjj werden in 1877 voornamelijk afge
schaft omdat de schatkist die bate niet meer noodig,
had, nadat zij in het tarief van 1862 door den Minister
Betz waren gehandhaafd óp grond dat de Regeering
zoo schreef hg toen „zich niet verantwoord
«aehtte, een bate prjjs te geven, welke door een
«uiterst onbeteekenend recht op de granen verkregen
„kan worden, zowder hetzg het algemeen belang,
«hetzg den graanhandel te schaden of te belemmeren."
„De ondervinding gedurende het tijdvak 1862
1877zegt nu de Minister Grobbee heeft de
juistheid dezer laat|ete uitspraak bevestigd, en bg de
bestaande behoefte aan versterking van 's Rijks mid
delen ligt het voor de hand, voorloopig weder zjjn
toevlucht tot de granen te nemen.
„Bij herstel der rechten van 1862 mag veilig op
een opbrengst van 550.000 gerekend worden,
waarbij op te merken valt dat de toeneming van den
invoer sedert 1877 voor een aanmerkelyk deel moet
gesteld worden op rekening van het meerder verbruik
der branderijen. En wanneer men let op de tegen
woordige graanprijzen, dan mag ook thans worden
aangenomen hetgeen vdór de tariefsherziening van
1862 zoo herhaaldelijk betoogd is, dat nl. een recht
van 1.60 per 30 hectoliter te gering is om op den
prijs van het brood een nadeeligen invloed van
eenige beteekenis uit te oefenen."
Ook de rechten op hout zgn in 1877 afgesobaft,
omdat volgens de zienswijze der toenmalige Regee
ring de opbrengst daarvan kon worden gemist, terwijl
de scheepsbouw en verschillende andere beroepen en
bedrijven daardoor gebaat zouden worden. „Intus-
scheu schijnt die afschaffing op het verbruik van
ongezaagd hout (steeds nog het belangrijkste onder
deel) geen merkbaren invloed gehad te hebben, ter
wijl alleen de invoer van gezaagd hout eenigszins is
toegenomen. En ter voorziening in de oogenbtikke-
lijke behoefte der schatkist schijnt er geen overwegend
bezwaar tegen te bestaan om ook het hout, althans
voorloopig, met dezelfde rechten als vroeger te belas
ten." In 1875 en 1876 brachten de gezamenlijke
boutiechten gemiddeld omstreeks f 222.000 per jaar
op. Stelt men de toeneming van den invoer vnn
gezaagd hout voor de helft op rekening der afschaffing
van de rechten, dan komt meu tot een vermoedelijke
jaarljjksche opbrengst van minstens f 265.000.
Thee, bijkans uitsluitend door meergegoeden ge
bruikt, is thans belast met een invoerrecht vau 25
de 100 kilogram, 't welk zonder bezwaar met 15
(l'/l cent het ons) kan verhoogd worden. Rekenende
naar het tegenwoordig verbruik, kan men de meer
dere opbrengst op 300.000 stellen.
Door den acojjns op gedistilleerd met 3 te
verhoogen, kan op een meerdere opbrengst van
f 1.160.000 'sjaars gerekend worden. Op grond
der ervaring, bg vroegere verhoogingen verkregen,
mag worden aangenomen, dat die meerdere opbrengst
met de bestaande wettelijke middelen aau de schat
kist zal kunnen verzekerd worden.
Gedeeltelijk meent de Minister echter het benoo-
digde ook te moeten vinden uit verhooging van
directe belastingen; z. i. „schijnt er geen overwegend
bezwaar te bestaan" tegen „buitengewone opcenten
tot een matig bedrag". De opbrengst daarvan wordt
geraamd op f 1.768.000.
Van de buitengewone opoenten op het successie
recht rekent de Minister 900.000 te trekken.
Dit is de eenige der indirecte belastingen, die voor
een tijdelijke verhoogiug in aanmerking kan komen,
zoo luidt de toelichting.
Recapituleerende raamt de Minister dus de totaal-
opbrengst der voorgedragen heffingen op 4,933.000,
waarbij voorts zou komen 2,100,000 wegens
der personeele belasting, dat het Rijk krachtens
afzonderlijk wetsontwerp vau de gemeenten zoo
terugnemen.
Onder den titel „In- en uitwendige grootheid" geeft
de heer P. N. Muller in De Oids van October,
weder een van zijne welgemeende boetpredikatiën
over onze nationale tekortkomingen: ons gebrek aan
onderneminsgeest, vooral wat onze eigen koloniën be
treft, die nu door de tentoonstelling zoozeer de aan
dacht trekken. De laatste bladzijden luiden aldns:
„Als gastheeren worden wjj op dit oogenblik door
tal van vreemdelingen gevierd,gehuldigd en bewierookt.
Maar die roes is spoedig voorbij. Dat de ont
nuchtering maar niet ten onzen nadeele zg.
Wg hebben den vreemdelingen laten zien over
welke uitgestrekte en vruchtbare bezittingen wij in
Oost en West te beschikken hebben, en door de
uitstalling der producten daarvan haast hun begeer
lijkheid opgewekt, hnn naijver op zulk een rijkdom.
De bekwamen onder die vreemdelingen weten wel
boe wij die bezittingen gebruiken. Gewogen worden
wij door de zoodaoigen zonder twjjfel, en veelal
ook met een juiste sobaal, zij 't niet altjjd met een
liefderijk hart. Door zoo gebecl onze schatkameren
te openen, hebben wjj de wanden rail ons huis met
glas bekleed, ons handelsleven en ons koloniaal beleid
geheel doen kennen. En ik herhaal 't niet altijd ejjn
de beoordeelaars eren goedgezind, ware dankbare
gasten. Want van al die warme en hooggestemde
vriendschapsbetuigingen aan tafel gegeven, verwacht
ik niets. Dat waren beleefdheidsvormen, passende
in een feestzaal en onder menschen van goede ma
nieren, evenzeer behoorende tot een keurige tafel
als het fraaiste servies en helder kristal. Eiscben
veranderde omstandigheden dat die woorden van lof
overgaan in beschuldigingen of verwijten, weina,
even vlug en rad glippen die dan over dezelfde lippen.
Begroeten gekroonde hoofden elkander niet hartelijk
den dag voorafgaande aan dien der oorlogsverklaring.
Neen, dat niemand zich daardoor late begoochelen,
noch daarvan blijvende voordeelen wachte. Als de
vreemdeling de producten onzer nijverheid goed genoeg
aohtomze tekoopen, zal hij dat doen omdat hg er winst
in ziet, niet omdat hg onze steden zoo schilder
achtig vindt en ons volk zoo beminnelijk als gastheer.
Evenzeer zullen wjj bjj hem ter sehool gnan uit
eigenbelang, allicht veel van hem overnemen, omdat hjj
't beter deed dan wjj, maar niet omdat hjj onze
gast is. Moge dat eigenbelang hem en ons menige
vrucht van deze tentoonstelling leveren, afgescheiden
van alle persoonlijke en nationale sympathieën en
antipathieën, ik zal er dankbaar voor zijn en ver
wacht ze ook.
Maar voor ons bij deze tentoonstelling de meest
krachtige opwekking om, vooral als koloniale natie,
diep het „Noblesse oblige" te gevoelen. Nog zjjn
wij rgk en maohtig door ons koloniaal bezit, maar
reeds rijzen klaohten over gebrek aan voldoende mid
delen van bestaan aan alle zijden, rondom ons. Onze
rijksinkomsten vloeien niet zoo mild meer, en een
enkele oorlog sleept meer weg dan wjj kunnen mis
sen, terwjjl een groote ramp ons Java teisterde,
waardoor opnieuw zware offers aan de reeds niet rijke
schatkist gesteld worden. Eendracht heerscbt niet
voldoende onder ons op staatkundig gebied om te
verwachten, dat door onderlinge samenwerking spoe
dig nieuwe belastingen zullen ingevoerd worden, of de
bestaande afdoende verbeterd om de reeds geleden en
nog te wachten verliezen te dekken, noch dat einde
lijk en ten langen leste met gemeen overleg ons kost
baar krijgswezen op zoodanigen voet gebracht zal
worden dat wjj met gerustheid een vijand in moe
derland of koloniën kunnen afwachten. Eene tweede
Atjeh zou ons vernietigen, na de schromelijke verliezen
welke het eerste ons reeds onuoodig berokkende. De
mannen die thans het roer van staat in handen heb
ben zijn welgezind, en aan de noodige bekwaamheden
ontbreekt 't waarlijk niet Zullen zij steun of mede
werking vinden bjj hen, die de belangen van ons in
gezetenen voor te staan hebben en niet onderlinge
party veeten uit te vechten f Moge 't zoo zgn. Want
inderdaad, ten spijt van al de heerlijkheden, welke
wjj thans te Amsterdam ten toon spreiden, wjj zijn
zoo krachtig niet meer inwendig, als wjj groot zijn
uitwendig.
Maar wjj kunnen dgt alles veranderen als wij 't
slechts waarachtig willen. Indien wjj de laatste
ons nog overgebleven bezittingen van een vroeger
over alle werelddeelen verspreid gebied bewerken met
dat uitstekend koloniaal verstand en inzicht, hetwelk
wjj nog geenszins verloren hebben, dan vraagt in
ons eigen land niemand te vergeefs meer om arbeid,
noch onze pionier daarbuiten om steun. Welvaart maakt
ons dan weer sterk en herstelt de gestoorde eendracht,
onvermijdelijk gevolg van onvoldaanheid. Dan ook
zullen wjj tot den vreemdeling, met lachende en
schertsende en half verholen, maar met een inder
daad hooghartig gevoel van eigenwaarde kunnen zeggen:
„We are big oudside and inside."
De Independent te Stochton, Californië, bevat het
volgende verhaal
„Zaterdag avond kwam hier de Onder-Sberiff Frank
Moffrt van Oakland, met een krankzinnige, wiens
geval een der zonderlingste is, waarvan wjj ooit ge
hoord bebbeh. De krankzinnige, Roger Williams
gebeeten, is ongeveer 28 jaar oud, lang en zeer ma
ger. Hij is gepromoveerd aan een Ooslersche hooge-
school en voordat zjjn rede werd verbijsterd, stond
hg bekend als een man van een groot en heldër
verstand. Hjj kwam naar San Francisco om verder
in de geneeskunde te studeeren en was, toen hjj aan
kwam, bezitter van een behoorlijk groot kapitaal,
maar weldra werd zgn gezondheid geknakt en gaf
hjj, door van de eene badplaats naar de andere te
reizen, zoo veel geld uit, dat zijn kapitaal spoedig
was uitgeput.
Eindelijk begaf hg zieh op een boerderij, hopende
door werken in de open lucht zgn gezondheid te
zullen herkrijgen. Hier maakte hij kennis met een
jong man, die eeuigen tjjd in de geneeskunde had
gestudeerd, en hem den raad gaf om zich nieuw
bloed in de aderen te laten storten. Er kon echter
niemand gevonden worden die zich het noodige bloed
daartoe wilde laten aftappen, en na eenig wachten
werd besloten om het bloed van een dier te gebrui
ken. Hier werd dus opnieuw bewezen, dat een
weinig geleerdheid gevaarlijk is. Eerst werd voor
gesteld om het bloed van een kalf te gebruiken, maar
ten slotte werd besloten een kat te offeren of des
noods een geheels familie katten. De operatie werd
verricht, het bloed vau een aantal katten opgevan
gen, en in de aderen van Williams gespoten.
Tot zekere hoogte was de proef goed gelukt. De
man won in kracht en had hoop om ten slotte
geheel te herstellen, maar weldra begon hij te pein
zen over het opnemen van kattebloed in zgn gestel.
Zoo sterk drukte dit op zjjn geest, dat sijn vrienden
voor zjjn verstand begonnen te vreezen. Hij wei
gerde naar bed te gaao, zeggende dat hjj geloofde
in een kat te zullen veranderen, en dat hjj liever
op een kleed voor den haard sliep. Des nachts liep
hij hel huis door, sprong over de heining van den
tuin, tot dat hjj moede was en klom dan naar het
dak, waar hjj op den schoorsteen ging zitten. Hjj
zocht het gezelschap van andere katten (f) en tus-
sehenbeide wilde hjj met hen vechten, wat echter
geen ander gevolg had dan te weg te jagen, als wan
neer hjj naar huis ging om te rusten. Hjj gaf de
grootste vrees te kennen voor bezerastokkeu en laar
zentrekkers, en ten laatste openbaarde tich zjjn krank
zinnigheid zoodanig, dat hjj ia verzekerde bewaring
werd genomen, en men over zijn overbrenging naar
een gesticht ging raadplegen. Gedurende het daarop
gevolgde onderzoek legde hjj een wonderbare nei
ging tot springen aan den dag, tusschenbeide liep hjj
op handen en voeten, en sprong over de docteie heen.
Den geheelen tjjd uitte hg een luid verdoovend ge-
miauw, en alt hjj een hond zag werd hjj razend.
Het is niet zeker of het kattebloed hem krank
zinnig maakte, dan of hjj reeds vroeger aanleg daar
toe had, en dat deze aanleg door het sterk naden
ken over het opnemen van dit bloed ontwikkeld
werd.»
Dit verhaal komt uit Amerika.
De buitenlandsche pers bljjft vol van de beleediging,
den Spaanschen koning te Parjjt aangedaan. Overal
wordt de houding van het publiek en ten deele ook
die der regeering afgekeurd.
Eén ding is zeker, merkt men op, zoolang de
Fransche republiek bestaat, zal geen vorst meer zich
aan een officiéél bezoek van de Fransohe hoofdstad
wagen. Van Duiltche zijde wjjet men er op, dat
bet nooit in de bedoeling van Keizer Wilhelm kan
gelegen hebben om door de onderscheiding van Ko
lling Alfona de Frantchen te beleedigen of onaan
genaam te stemmen; vooreerst ligt zulk een genie
pige wijze van handelen niet in het karakter van den
grjjzen vorst; verder is het van algeraeene bekend
heid dat Wilhelm een sterken afkeer heeft van een
nieuwen oorlog met Frankrjjk en gaarne in vrede
wil ten grave dalen.
Men is te Parijs in die kringen, waar nog eenigs
zins wordt nagedaeht, niet geheel zonder vrees, dat
het Bchandaal aanleiding zal geven tot diplomatieke
moeilijkheden met 8panje of met Duitschland. Te
Berlijn zal man waarschijnlijk van oordeel zjjn, dat
een land, waar zulke dingen plaats hebben, zichzelf
genoeg heeft gestraft en tot een Regeering, die zoo
weinig weet te regaeren, moeiljjk rertoogen kunnen
worden gericht. Frankrijk heeft Zaterdag zijn isole
ment bezegeld. Anders is het te Madrid, waar men
ook meer reden heeft zich gekwetst te gevoelen. De
Castiliaansche trots is traditioneel en uit zich volgens
berichten uit Madrid krachtig; de opgewondenheid
onder de bevolking bij het vernemen van de belee
diging, den Koning aangedaan, was zoo groot, dat
er bijzondere maatregelen werden genomen om het
gebouw der Fransche ambassade te beschermen. De
Ministerraad vergaderde om de zaak te bespreken.
Wat daar besloten is, weet men niet zeker; men
zegt, dat de Spaanscbe gezant te Parjjs zal worden
teruggeroepen en in een protest-nota de bestraffing
der schuldigen zal worden gevraagd. Dit bericht
vereischt echter bevestiging. De Spaansehe bladen
beschuldigen de Fransche Regeering geen genoegzame
maatregelen van voorzorg te hebben genomen. Daarin
heeft zij geljjk, maar hoe is bet mogeljjk de schul
digen te straffen bij een dolle volksbende van eenige
duizenden
Koning Alfons is in Spanje door het gebeurde
zeer populair geworden; men roemt om strjjd zijn
houdiug. Of er van diplomatieke zijde stappen tegen
Frankrjjk zullen worden gedaan, mag men roor
onwaarschijnlijk houden. Het Regeeriugeorgaan wijst
op de verontschuldiging, welke de President der
Fransche Republiek den Koning heeft aangeboden,
op de onderscheiding, waarmee de Koning op het
Elysée is bejegend, m. a. w. hoe daardoor eigenlijk
de zaak is bijgelegd. Inderdaad kan men moeilijk
op de beleediging terugkomen, nadat de Koning door
het aannemen van de uitnoodigiug van Grévy beeft
verklaard, dat hg voldaan was. Door een langer
verblijf in Frankrijk te weigeren en eveneens door
het aanbod af te slaan om gebruik te maken van
een officiëelen trein naar de grenzen, heeft Koning
Alfons een groot bewjjs van tact gegeven.
Ook heeft Frankrijk vanzelf zgn natuurlijken bond
genoot van zich vervreemd en in Duilschland's armen
geworpen.
Terwijl men te Madrid het gebouw der Fransche
ambassade moest beschermen tegen de verbitterde
volksmenigte, had voor het Dnitsche gezantschap een
manifestatie plaats; daar waren ongeveer 2000 per
sonen bijeen, die om strijd riepenLeve de nlanen-
kolonell Leve Duitschland!
In den loop dezer week worden, zoo meldt de
correspondent te Madrid vmr den Standard, de aan
voerders van alle politieke partijen in die stad ver
wacht. De conservatieven nemeu den schijn aan, als
geloofden sjj weder aan het bewind te komen, doch
vry algemeen denkt men, dat de koning opnieuw
trachten zal met de dynastieke liberalen klaar te
komen. De liberalen van alle fraetiën hopen, dat
aan Sagasla de samenstelling van het nieuwe kabinet
zal opgedragen worden.
De meeste ministerieelgezinde bladen zeggen, dat
door de overheid strenge voorzorgsmaatregelen geno
men waren, te Madrid zoowel als in de provinciën,
ter gelegenheid van den veijaardag der Spaansehe
omwenteling, welke dag 29 Sept. zonder eenige rust
verstoring hoegenaamd gevierd werd. Volgens de
zelfde organen zal het leger weldra van de republi-
ktinsche elementen gezuiverd worden.
De Epoca meldt, dat twee brigade-generaals eu
andere officieren, wier republikeinsche gevoelens voor
niemand een geheim zijn, in verzekerde bewaring
zijn gebracht.
Frankreiehs Kriegsbereitscha/t is de titel eener door
een Pruisischen officier geschreven brochure, waarin
onderzocht wordt, in hoeverre Frankrjjk bereid is
tot het voeren van oorlog. De schrijver die een
vergelijking maakt tussohen den toestand van het
Duilsche leger, komt tot de slotsom dat Duitsch
land het van Frankryk wint, zoowel wat betreft
de militaire positie in het algemeen, als de organisatie,
de stoffelijke gesteldheid en den moreelen geest der
troepen in het bijzonder, en dat ook het Duilsche
leger veel sneller gemobiliseerd kan worden dan het
Fransche.
Bradlaugh, het bekende Parlementslid roor Nort
hampton, doet weder van zich spreken. Aan sir
Stafford Northoote, leider der oppositie, aan wien
hg voornamelijk zijne uitsluiting in liet Lagerhuis,
misschien te recht, meeut te moeten wjjten, heeft
hij een brief gesohreven, waarin hij ten stelligste
verklaart, dat hij in de aanstaande parlementszitting
niets onbeproefd zal laten om zijnen zetel in te nemen.
Hg stelt sir Stafford Norlhcote verantwoordelijk voor
de gevolgen, die ontstaan moohten indien men
hem, den wettig gekozene, nieuwe hinderpalen in den
weg legt, zoodat hij niet als vertegenwoordiger van
zijn distriot kan optreden. Waarschijnlijk zal North
oote deze verantwoordelijkheid wel willen op zioh
nemen.
De Hongaarsche premier Tisza verscheen op de
vergadering van de Kroatische afgevaardigden, ver
klaarde zich bereid tot eenige concessie; de wapen
borden zouden geplaatst kunnen worden zonder op
schriften en zoodra de orde hersteld was, zou de
constitutie weder van kracht verklaard worden. De
Kroaten zonden een nadere vergadering houden om
te beslissen, of zij wijziging zullen brengen in haar
vroegere besluiten.
De koning van Servië heeft den vioe-president van
den staatsraad, Kristitsch belast met de vorming van
eeu nieuw Ministerie; zoolang dit niet tot stand ge
komen is, houdt de Kamer geen zitting.
GEVONDEN en aan het Bureau van Politie ge
deponeerd Een Wollen doek gekleurd met Streepjes
(nieuw), een gouden onderstuk van een oorbelletje,
een gemaakt ei waarin twee Boozenkranzen, twee
Schortjes en een gouden Oorbel.
M A R K T B~E RICHTEN.
GOUda, 4 October 1883.
De Stemming voor granen is over het algemeen
kalm; noch koopers. noch verkoopers haasten zich,
zoodat ongeveer vorige prijzen besteed worden. Voor
de beste Zeeuwsche tarwe moet 9.50. a 10be
taald worden, gewone poldersoort 8J50 a 9.25.
Daar de oogst ran dit jaar vrij gunstig was voor ia-
landsoh graan, komen mindere en geringe monsters wei
nig voor. Drooge blanke rogge wordt betaald met/6.50
a 7. Gerst 5.50 a 6.25 chevalier ƒ7— a
ƒ7.80. Haver 3.75 a 4 50. Erwtenen boonen
alleen bij gerief verkocht, zonder vaste noteering.
Hennepzaad 8.90 a 9.50.
De veemarkt met gewonen aanvoer, den handel
in alles traag, varkens voor Londen 22 a 24 ct.,
vette varkens 25 a 28 ct., magere varkens en biggen
traag biggen 1.00 a 1.50 per week, schapen
traag te verkoopen.
Kaas aangevoerd 68 partijen, handel zeer vlu^,
eerste qualiteit 32.a 35.tweede qualileit
28.a 31.Noord-Hollandsche 31.
34.—.
Goeboter 1.60 a 1.70.
JVeibotei^ L40JVJ;50-
GEBOREN1 Oct. Johanna, ouders G. P. M. Sonnen en
J. Sanders. Johannes, ouders H. Sprnijt en M-Verbij.—
2 Jacobs, ouders J van Loon en E. Holthuijsen.
OVERLEDEN 30 Sept. k. de Vos, wed. J. Verlinden,
57 j. B Oct. H. C. Smit, 3 m 4 M de Vo», 6 ra.
GEHUWD 3 Oct. C. den Boer en A. M. Gijsmtn.
Voorspoedig bevallen van een Zoon,
C. H. vak STRAATEN—
Gouda, 4 October 1883. Faaij.
Bevallen van eene Dochter,
G. BEGEER
Gouda, 4 October 1883. Vhiend.
Er biedt zich aan een net BURGERMEISJE,
ond 20 jaar, P. G., voor
of in een klein net gezin voor MEID ALLEEN.
Adres franco brieven onder No. 877, aan
het Bureau dezer Courant.
Vrouw KLEIN, Vierde Kade 396, die door
den dood van haar man met haar 5 kinderen
in behoeftige omstandigheden verkeert, beveelt
zich beleefd tot
aan. Zij belooft een goede bediening tegen
billjjken prgs.
VERWACHT binnen enkele dagen een la
ding puike STEENKOLEN, die tegen billijken
prgs gelost zal worden.
Voor groote partgen worden lage prgzen ge
conditioneerd.
Houdt zich aanbevolen voor de LEVERING
van WINTER-AARDAPPELEN.