HAM
s,
ingen.
Werktuigen.
lilitie
1884.
Vrijdag 29 Februari.
N° 3046.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken,
acteur.
ING
BINNENLAND.
ooda.
.DEN.
ighehbende,
INGER8
ld, waartoe
De inzending van advertentiën kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave
f.
Station
1NN.
të.
IIENST
RECTIE.
25ste wit
rkiezend wordt
aldo prijs, be-
-8 ter beschik-
ieelmeeater van
De uitgave dezer Courant geschiedt ZONDAG
WOENSDAG en VRIJDAG. In de Stad
geschiedt de uitgave in den avond van
DINSDAG, DONDERDAG en ZATER
DAG. De prgs per drie maanden is 1.25
franco per post f 1.50.
de vaart,
voornemen
n verstrekt.
de Kunsten
irecteur der
trecht.
Ijzer en
accuraat
RINKMAN
komen
'eschilderde
Fanskerk te
nis der St.
ningen,enZ'
lijk levens-
Gebroeders
belli,
met open
ken, op de
ielen prgs.
lemelksloot
GOUDSCHE COURANT.
AD VERTENTIËN worden geplaatst
van 15 regels a 50 Centeniedere regel
meer 10 Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
Bovendien worden alle Advertentien gratis
opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD,
’t welk des Maandags verschijnt.
Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN.
zeevast zoude zijn, was Oorzaak dat de admiraal I °P f.Üne iej^at
woorden kreeg met den eigenaar, die beweerde dat
de woning op die manier vernield werd. Op Heu
velenburg was de oude admiraal bij de jeugd zeer
gezien, bij verhaalt hen épisoden uit zijn zeemans
leven en beklaagt den tijd, dien zij op de school
banken moeten dourbrengen, gaat met hen enkele
malen uitrijden als wanneer zijn paard, de oude
Samuel, (welk beest bijna geheel als een schip wordt be
handeld en o. a. eiken Zaterdag van boven tot be
neden met groene zeep wordt afgeboend) voor den
wagen gespannen wordt en Haverbak als koetsier dienst
moet doen. Jodocus is de toon van des admiraals
jongste zuster, gehuwd met een Fransch officier. De
omstandigheid dat zij meteen Fransch officier huwde
terwijl er genoeg Hollanders rondliepen, met wie zij
ook had kunnen huwen, was oorzaak dat hij sedert
niets meer van haar bad willen weten. Toen echter
op zekeren dag het bericht kwam dat genoemde
officier bij het bestormen «ener versterking was ge
sneuveld, kwam rijn goed hart weder boven, verweet
hij zich, r.jjue suster sou leer te hebben veronacht
zaamd, ijlde naar haar heen, doch trof haar op het
ziekbed, weldra haar sterfbed aan, verwief haar ver
giffenis en nam haar zoon tot zich. Dat hij zóó slecht
had kunnen handelen verweet hij zich immer, en ’t
werd door hem in zijne eigenaardige zeemanstaal erkend
in het onderhoud, dat hij met Jodocus had, alvorens
deze als adelborst le klasse naar zee ging en waarbij
hij hem aanmaande steeds «onzen lieven Hetr"
voor oogen te houden. Misschien bestaat deze
slechts in de verbeelding zooals sommigen
zeggen zeide hij, welnu, het zij zoo, maar doe
maar alsof Hy er is en 'tzal je niet berouwen! De
komst van Romelia ten huize van den admiraal bad
op eene eenigszins zonderlinge wijze plaat*. Op
zekeren tijd was de admiraal verdwenen zonder dat
iemand wist waarheen, zelfs Haverbak wist het niet.
De beide eerste dagen van dat vertrek bekreunde
men zich daar niet om, maar toen er drie, ja zelfs
vier dagen verliepen dat de admiraal verdwenen
was, begon men zich ongerust te maken totdat op
den avond van dien vierden dag eensklaps een
rijtuig het erf opreed en bootsman Haverbak
de deur opende voor den admiraal gevolgd door
een man die iets in zijne armen droeg.
Dit «iets* bleek een kind te zyn. Zuster Barbara
daarover zeer ontsticht, dreigde zooals zij wel eens
meer deed, hare koffers te pakken en haar broer
in den steek te zullen laten Het gezicht echter
van bet lieve en vriéndelijke blonde meisjes
kopje stemde haar zachter en zy gaf dan ook
gevolg aan ’s admiraals bevel om het kind op te
bergen. Terwyl Barbara hiermede bezig is, hooren
we den admiraal aan Haverbak vertellen' dat de
vader van Romelia langen lyd als le officier bij
hem heeft gevaren, dat by, een flinke degelijke jon
gen, echter een liaison aangeknoopt had met een
meisje, dat, alvorens hy met haar in het huwelyk
koude treden, het levenslicht schonk aan Romelia en
kort na de geboorte was overleden. Haar vader
die steeds’ het plan met zich omdroeg haar bij akte te
erkennen en tot zyne erfgename te maken, werd alvo
rens daaraan gevolg te geven van het ondermaansche
weggenomen. De fam die,’die wel zyne nalatenschap wil
de aanvaarden, betoonde echter weinig lust zich het lot
van het onechte kind aan te trekken. Zy wilde het in
«een gesticht of zoo iets* stoppen, dat de verontwaardi
ging van den admiraal gaande maakte, die dabrop na
GOUDA, 28 Februari 1884.
In de gisteren gehouden openbare vergadering
van den Raad van State, is behandeld het beroep
van J. N. van der List alhier, van een besluit
van Burgemeester en wethouders dezer gemeente,
waarby aan G. J. D. Arends vergunning is ver
leend voor de plaatsing van een stoomwerktuig in
zijne smederij aan de Nieuwe Haven alhier.
Rapporteur, de staatsrnad Heydenryck. De appellant
liohtte zijn beroep zelf toe, terwyl voor Arends
optrad mr. P. D. Kley, advocaat te Rotterdam.
Verschillende stoomboot maatschappyen te Amster
dam hebben naar aanleiding van de voorgenomen her
stelling der MaJlegatsluis alhier zich tot de Tweede
Kamer gericht met een adrest waarin zij hunne verba
zing betuigen dat de vaart daardoor gedurende maanden
gestremd zal zijn. Zij zeggen daarin voorts:
«Bekend is het dat dooreen per dag 100 schepen de
Mallegatsluis passeeren. Eene zoo drukke vaart is
niet eenige weken, veelmin maanden te stremmen,
zonder dat aan scheepvaart, handel en ny verheid eene
schade berokkend wordt, ver te boven gaande de
kosten van aanbouw van eene nieuwe sluis.
Is dus de toestand van de Mallegatsluis thans op
eens zoo gevaarlijk geworden wat adressanten ten
sterkste in twijfel trekken dat de reparatie geen
uitstel lijden kan, totdat aan het geprojecteerde werk
der verbetering van de geheele vaart tusschen Am
sterdam en Rotterdam, met den daartoe behoorenden
bouw van eene grpote sluis aan den IJsel beneden
Gouda de hand geslagen, of tot dat dienaangaande
minstens eene beslissing génomen is, en is herstelling
van de Mallegatsluis zonder stremming van de vaart
meer dan enkele dagen ónmogelijk, dan behoort naar
der adressanten stellige overtuiging de bouw van eene
nieuwe sluis van het vermogen der oude, en in hare
onmiddellijke nabjheid ondernomen te worden.
Redenen, om welke adressanten met eerbied en den
meesten nadruk u verzoeken zoodanige stappen te
doen als u gepast voorkomen, om in elk geval de
door adressanten gevreesde stremming van
als daartoe werkelijk bij de Regeering het
bestaan mocht, te beletten.*
ruwe doch londborstige wijze zijne
meening te kennen gegeven te hebben, verklaarde
zich bet lot van Romelia aan te trekken en verder
voor haar te zullen zorgen. Vandaar dat hij op ge
noemden avond maar op eens met haar in huis
was komen vallen. De omgang van den admiraal
met enkele bewoners van Heuvelenberg werd ons
vervolgens geschetst en daartoe het beeld geteekend
van den altijd Fransch sprekenden postmeester
en den altijd kwaadsprekenden en aan ingewands-
pijuen lijdende oud-ontvanger, die nooit bitter, maar
steeds thee dronk, wien het wel eens overkwam niet
t’huis te krygen bij monde van den admiraal zelf of
wel als deze voor het venster stond terwijl de bezoe
ker zich aanmeldde. Van het lidmaatschap in den
gemeenteraad van Heuvelenburg, waartoe de admiraal
verkozen was, beleefde hij niet veel genoegen. Hij ge
droeg zich daar hoogst onparlementair en kreeg het voor
al te kwaad meteen vervelenden, langdradigen spreker,
wien hij telkens in de rede viel. Hij werd bij zijn
aftreden niet herkozen, als ten eenenmale ongeschikt
voor de betrekking van raadslid. Jareu verliepen.
Jodocus was tot een flink jongman opgegroeid,
luitenant ter zee geworden en af en toe eens te
huis geweest. Romelia was tot een lieve meid
opgegroeid ^vier lot de admiraal, ’t was een zyner
lievelingsdenkbeelden, gaarne aan dat van Jodocus
had verbonden gezien. De wensch werd vervuld,
Jodocus en .Romelia werden een paar en nadat de
admiraal nog eenmaal bij Jodocus aan boord was
geweest, waar hem veel was tegengevallen omdat ’t
niet meer was zoo als het vroeger in zijn tijd was,
liep de levensdraad van den ouden admiraal ten einde.
Zijne laatste gedachten waren nog aan zijn verleden
gewijd op het schip en hij stierf, diep betreurd door
zijn naaste omgeving, wijl hy, ofschoon vaak ruw
en driftig, ten gevoelig hart bezat en anderen met
raad en daad hielp.
Behalve deze schets droeg spr. na de pauze nog
een zyrier vroeger uitgegeven «marine-schetsen* voor,
die reeds alom bekend zijn en waarvan wij dus
den inhoud niet behoeven mede te deelen. Het
talrijk opgekomen publiek amuseerde zich uitstekend.
De geestige verhaaltrant liet niet na ook thans een
gunsligen indruk teweeg te brengen en een volgend
jaar hopen wy en zeker velen met ons den heer
Weruméus Buning opnieuw hier te zien optreden.
SCHAAK-CORRE8PONDENTIE.
Alkmaar 20ste zet zwart F 7, F 6.
Gouda 21ste wit A 1, C 1.
Den Haag 24ste zet zwart F 5, H 5.
Gouda 25ste wit El, E 3.
Voor het Haagsche Gerechtshof stond Dinsdag
recht een stoker bij de Rhijnspoorweg-Maatsch., die op
27 Aug. jl. te Gouda de locomotief, welke het ge
slipte gedeelte van een trein moest vervoeren, iu
beweging had gebracht, voordat de wisselwacbter
hem het daarvoor bepaalde signaal had gegeven,
ten gevolge waarvan de locomotief op een goede
renwagen van dat geslipte gedeelte liep en dezen
beschadigde. De Rechtbank veroordeelde hem, ter
zake van het zonder opzet doen ontstaan van ge
vaar voor een trein, tot 7 dagen cel.
De bekl. gaf op, dat hy het signaal, bestaande
uit een mondfluit, niet had gehoord, en verkeerde in
de meening, dat hy zich gerust naar het hoofdspoor
had kunnen Abegeven.
De heer A. Weruméus Buning, uit Rotterdam,
vervulde Dinsdagavond de spreekbeurt in het Dtp.
«Gouda* der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.
Hij droeg, op de \bekende boeiende wijze, een gees
tige schels voor, getiteld: „De oude Admiraal en
eyn omgeving11, de inhoud waarvan op het volgende
neêrkomt.
In zeker stadje, Heuvelenburg genaamd, woonde
de held vap het verhaal: De oude admiraal, zooals de
man in de wandeling werd genoemd. Hy w«« komman-
dant geweest van verschillende schepen, bet laatst van
De Stad Hoorn en leefde thans van zijn*pensioen, op een
gehuurd buitentje oftewel optrekje:«Vrederust* gehee-
ten, later herdoopt met den naam van het genoemde
schip. Tot zyne naaste omgeving behoorde zijn zuster
Barbara, zijn gewezen bootsman Haverbak, zyn neef
Jodocus en een pleegkind Romelia. Haverbak,
een oude zeerob, die alles nog volgens scheeps-
gebruik wilde doen en zoo ook de kamer van zijn
admiraal wilde inrichten alsof het een kajuit was,
door er in te timmeren en te spijkeren opdat alles