Btg. DERS van lG den 19 ten 1 ure, ring AAN ZEN, eschilderde anskerk te lis der St. ringen,enz. lijk levens- Gebroeders d BINNENLAND. Grondwetsherziening. IH 1884. Zondag 14 September. N° 3131. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. SEL.” its. BCTIE. ijei, j ’H o TJssel 11 3 de Stads is JDA: voorm. vestelbjk ding der ure. DAM: treden een i 18 jaar, met een 'O guiden. 9, aan het Gouda. gekleurde den origi- f 50.—, te ■ndelaar J. dag uitge- ot des na- eretarie en i. >1 geschre- borgen ge- n, den 18 or vjjf ure eleverd. HNKMAN komen GOUDSCHE COURANT. GOUDA, 13 September 1884. Mag de Redactie van een blad als de Goud- sche Courant hare lezers gewoonljjk niet met letterkunde en hflre beoefenaars bezighouden en is zij meestal genoodzaakt hare kolommen aan andere onderwerpen te wjjden, op een dag als heden is het haar voorzeker vergund enkele regelen te wijden aan den algemeen gevier- den letterkundige, die heden zijn 70“ verjaardag viert: Dr. Nicolaas Beets! Het geldt toch hier een feest, waarin niet alleen de beoefenaar der letteren deelt, maar waarin het geheele Nederlandsche volk belang stelt. Beets toch is de man, die eene eereplaats inneemt onder onze letterkundigen, die in proza zoowel als in poëzie tal van schoone gedachten heeft geuit op een wjjze zóó heerljjk en boeiend als slechts weinigen gegeven is, die in het meest zuivere Hollandsch zijn volk een reeks gedichten en tafereelen schonk, die een blij vend, onuitpnttelijk genot opleveren voor ieder die de kunst van «lezen» verstaat. Zijn mees terschap over de taal is bij uitstek groot en zijn talent om in schoone bewoordingen goede en verheven gedachten onder het bereik van het algemeen te brengen, bijna ongeëvenaard. Wordt de naam van Beets genoemd, dan denkt bijna ieder terstond aan zijn Camera Obscura, die verzameling van echt Hollandsche schetsen, die men, ofschoon ze reeds meermalen gelezen hebbende, telkens wederom met nieuw genoegen ter hand neemt en die nog op dit oogenblik met evenveel waardeering worden genoten als bij hunne verschijning. Vooral als Hildebrand kent ons volk Beets, en het is dan ook in 't bijzonder als zoodanig, dat men alom in den lande hem heden herdenkt en een woord van t voor hetgeen hij was en deed. Wjj voegen ons van ganscher harte bij hen, m Beets hunne gelukwenschen aan de vele, hem tyeden op allerlei wijze aan- 4 z. z. 52. tos. Gouda, ^sselmonde, a/d IJsel, 'erak Aan het slot van ons vorig hoofdartikel opperden wjj de vraag, of het met mogelijk zou zijn, aan de voorgestelde herziening van art 198 der grondwet een paar andere drin gende onderwerpen te verbinden. Wjj deden dit in de veronderstelling, dat de onverwijlde herzie ning door de indiening van het ontwerp aan het begin eener nienwe zitting onmogeljjk ie gewor den, zonder verwarring te stichten in den geregel- den gang van 's lands zaken. Bljjkt bet doen baar om nu nog onmiddelljjk over te gaan tot ontbinding der Kamers en het uitschrjjveu van nieuwe verkiezingen en toch voor Nieuwjaar met de begrootingen en financieele voorzienin gen klaar te komen, dan zouden wjj aan afzon derlijke herziening van art. 198 de voorkeur geven, want daar is werkelijk haast bjj. Maar moet er toch nog een vier- of zestal maanden gewacht worden, dan scharen wjj ons aan de zjjde van hen, die gelijktijdige behandeling van een paar andere zaken met dezelfde moeite zeer wenscheljjk achten. Wjj hebben daarbjj bet oog op de art. 76, 81 en 197. Art. 76 bevat de beginselen, waarop de tegenwoordige wjjze van verkiezing der Tweede Kamer steuntzooals men weet berust die geheel op den census, welke van 20 tot 160 varieert De beide grootste partjjen in de Kamer, de liberalen en de anti revolutionairen, zjjn het over het algemeen vrij wel eens, dat er meer burgers dan thans behooreu te worden geroepen tot uitoefening vau het kiesrecht, terwjjl daarenboven buiten de Kamer meer en meer de overtuiging veld wint, dat het eenige middel om een volksver tegenwoordiging te verkrjjgen, die in waarheid dien naam verdient, zal moeten bestaan uit een vernieuwd kiezerspersoneel. Geschieden nieuwe verkiezingen volgens de tegenwoordige wet. dan komen telkens dezelfde personen in de Kamers terug, die ons reeds sedert jaren zooveel bewjjzen van onmacht gegeven hebben. Behandeling van de kiesquaestie voor de alge- gemeene grondwetsherziening zou tevens het voordeel hebben, dat de nieuwe toestand slechts voorloopig was en men dus spoedig de gebre ken zou kunnen verhelpen, die het aangenomen stelsel aankleefden. Of zou het ondenkbaar zjjn dat tnsschen de partyen een compromis werd gesloten, waarom zich alle voorstanders van een ruimer deelneming van het volk aan de verkiezingen zich scharen kon Het zou de moeite wel waard zjjn zulks te beproeven. Wel licht dat men (zooals het HandeMad voorstelt) zich zou kunnen nederleggen bjj de lezing die de staatscommissie heeft voorgedragen en die zich zou kunnen bepalen tot het slot van haar voorstelde huurwaarde als grondslag voor kiesrecht. Verschil van gevoelen zou er zeker in de Kamers wel bestaan, maar welk voorstel tot herziening, ook het onschuldigste, zal daar niet aanleiding geven tot strjjdDe vraag is alleen of overeenstemming omtrent eene andere lezing van het art. binnen een niet te lang tjjdsverioop niet verkregen zou kunnen worden. Art. 81 zou, dunkt ons, minder aanleiding geveci tot bezwaar. Het behelst de bepaling, dat om de 2 jaar de helft der 2e Kamer af treedt. Zelfs indien art. 76 ongewjjzigd bljjft, zou herziening van art. 81 aanbeveling ver dienen. De aftreding der leden van de Kamer geschiedt natuurlijk om te zien of de meening der kiezers ook gewijzigd is. Het aanbljjven der eene helft maakt echter, dat deze op zich zelf goede maatregel onvolkomen werkt. Zen den de kiez rs de ééne helft naar huis, omdat de openbare meening veranderd is, dan neu traliseert de aangebleven helft de meening der nieuwe leden. Alleen geljjktjjdig aftreden der geheele Kamer maakt het mogeljjk om werke lijk achter de meening van het geheele land te komen, zoodat de eene helft der Kamer nooit gezegd kan worden zitting te hebben in strijd met den uitgedrukten wil der kiezers, hetgeen anders in critieke tjjden wel het geval zou kunnen zjjn. Daarenboven is een verkie zingsjaar altjjd weinig vruchtbaar, omdat de naderende verkiezingsveldtocht de leden zenuw achtig maakt en een groot deel van hun aan dacht en tijd in beslag neemt. Naar ons oordeel zou geen der partjjen tegen dergeljjke wjjziging gekant zijn. Art. 197 schrjjft voor, dat na afkondiging der wetten, welke bjj voorgenomen grondwets wijziging, de voorgestelde ’veranderingen uit drukkelijk aanwjjzen, de Kamers worden ontbonden en dat dan S/1 t'er uitgebrachte stemmen noodig zijn in de nieuwe Kamers om de wjjzigingen definitief aan te nemen. Deze eisch is eenigszins overdreven. Als eerst de wet verklaard heeft, dat er grond bestaat om de voorstellen in overweging te nemen en daarna nienwe Kamers zjjn gekozen, spe ciaal met het oog op de grondwetsherziening, moet eene gewone meerderheid, dunkt ons, voldoende zjjn. Anders kan eene kleine meer derheid elke verandering beletten. Ook hier zouden wjj aan het voorstel der staatscom missie de voorkeur geven. Deze wil eene ver- eenigde zitting der nieuwe Kamers, waarin het voorstel niet kan ge<fzigd worden en waar de gewone meerderheid der leden (de helft 4- 1) beslist. Volgens dit denkbeeld zou er toch genoeg waarborg zijn tegen overjjling en er zou een eind gemaakt zjjn aan de mo gelijkheid, dat veertien leden der Eerste Kamer de geheele grondwetsherziening tegenhielden. Wjj achten de behandeling dezer drie onder werpen gehjktjjdig met art. 198 niet onmogelijk. Het zou in de eerste plaats eene groote ver eenvoudiging zjjn voor het groote werk der algemeene herziening en tevens daarvoor, door degeljjker raadpleging van de openbare meening, een hechte grondslag zjjn. Wel is het moge ljjk, wat de N. R. C. vreest, dat dit alles niet van een leien dakje gaan zou, maar het komen tot eene formule, die de hoofdrichtingen bevredigt, achten wjj niet zoo onmogelijk, dat wjj het doen eener poging daartoe zonden moeten afraden. De herziening van art. 198, die thans door de regeering is voorgesteld, kan zelfs niet op algemeene instemming bogen. Volgens het voorstel zal het verbod om gedurende een regentschap de grondwet te herzien moeten vervallen, terwjjl wjjziging in de erfopvolging niet geoorloofd zal zjjn. De regeering is het in dit opzicht geheel eens met de staatscom missie. Toch zjjn er velen die het geheele artikel willen laten vervallen. De N. R. C. b. v. zegt: Ons komt het voor, dat in het ééne zoowel als in het andere vrjjheid moet worden gelaten. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarbjj verandering in de troonopvolging een eisch van zelfbehoud voor Nederland zou wor den. Moeten wjj ons de vrjjheid uit de handen geven om dan te doen, wat wij aan de toe komst van Nederland schuldig zjjn? Ja, als men kiezen moest tusschen de vrjjheid om in de troonopvolging verandering te brengen, en lande hem de vrjjheid om op andere punten de Grondwet dank wjjdt te wjjzigen, zou dan het eerste niet boven het - tweede te verkiezen zjjn» die heden te Utrecht den grjjzei En verder: 'hulde brengen, wijnjaren onze «Redenen, waarom verandering in de troon- I A~ opvolging gedurende een regentschap volstrekt verboden moet zjjn, zien wy alzoo nietde redenen daarentegen waarom dat verbod nood lottig zou kunnen zjjn, liggen voor de hand. Men late dus ook te dier zake aan de natie hare natuurlijke vrijheid. Te minder bezwaar kan er, dunkt ons, hier tegen bestaan, omdat als eenmaal tjjdens een regentschap de Grondwet kan veranderd wor den, ook het artikel kan veranderd worden, dat verandering in de troonopvolging verbiedt. Wat baat dan het schjjnverbod Gelijk men ziet zjjn ook de opiniën verdeeld, waar bet eene wjjziging geldt, wier nrgentie door niemand wordt betwist. Toch zal men het in de Kamers wel over deze quaestie eens worden. Evenzoo bestaat de mogeljjkheid, dat er na gezet onderzoek omtrent de door ons genoemde zaken een formule te vinden ware, waarom de meerderheid zich scharen kan. Daarvoor is niet zooveel tjjd noodig, dat aan de uitvoerbaarheid van dit plan bjj voorbaat gewanhoopt moet worden. Zjjn er redenen van staat, waarom onver wijld de wjjziging van art. 198 moet tot stand komen, dan moet alles er voor wjjken, ook de behandeling van het budget, enz.voegt men zich evenwel in een uitstel van circa een half jaar, zooals waarschjjnljjk is, dan is het gera den en in het belang van het land, zich niet te beperken tot de voorgedragen herziening van een enkel artikel. Ziedaar in korte woorden onze meening. 1 4

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1884 | | pagina 1