I 18, rOIN, B00M- de en liggende rj Zondag 29 Maart 1885. 1T en Co. :he Séance 'Imborn APPELEN, 5 Ons IEBAS. hl, r 1885, OF Grondwetsherziening. N. Keiler-, ii andere nne lekeii- nelle d'jroo- öe 1 WEGEN,” Gouda. 5ZL-Z-, onen. mg 30 Cent. VOORSTELLEN op- rechtswege op, Koningin de EETVELT Oudewater. el en in de mimi m mi in i ui rn I. oetermeer. phen. nttman, Bodegraven. Haastrecht. us, Woerden Weilburg, van de rechterlijke de Alge- Aren, 93 Centi- 1883»j Spiritist INLEZEN. - ■land. IG 7'/. ÜÜR. >n le Rang, aar ook Plaatsen en dag der geval van art. 17, zoolang de troon- -ker is en de Regent ontbreekt of (oud) wordt art. 32 en luidt •Kj vau den minderjarigen Koning wordt de voogd of voogden worden benoemd A T T E N, aan maag- elke kwalen n, en door pakje met I daris H. J. F. N, gevestigd te zal te Gouda, ijhüis <ne Has- op DONDER- lags om 12 ure, oopen en besluiten r Gouda en k Co., Boek- lodellen ter i informatien HOOFDSTUK II. Fan den Koning. In de eerste afdeelingVan de troonopvolging, worden hoofdgakelijk de volgende wijeigingen voor- gesteld Art. 10 (oud 11) blijft onveranderd. Alt. 12 vervalt, Art 11 (oud 13) luidt aldus: De Kroon gaat bij erfopvolging over op Zijne ionen en verdere mannelijke uit mannen gekomen nakomelingen bjj reobt van eerstgeboorte, met dien verstande dat bjj vooroverlijden van een rechtheb bende diena zonen of verdere manneljjke uit man nen gekomen nakomelingen op gelijke wijze in zjjn plaats treden en de Kroon nooit in een jongere Ijjn of een jongeren lak overgaat, zoolang er in de oudere Ijjn of den onderen tak zoodanige nakome ling wordt gevonden. Art. 14 (oud) vervalt. Art. 12 (oud 15) luidt: Bij ontstentenis van opvolgers, in het voorgaande artikel aangewezen, gaat de Kroon over op de nog in leven zjjnde dochters van den laatst overleden Koning bjj recht van eerstgeboorte. De artt. 1620 worden vervangen door de nieuwe artt, 18 en 14. Art. 13 bjj ontstentenis ook van de dochters, in het voorgaand artikel bedoeld, gaat de Kroon over op de dochters van de nedergaande mannelijke Ijjnen uit den laatst overleden Koning en, bjj ge breke ook daarvan, in de nedergaande vrouwelijke Ijjnen. In dat geval heeft steeds de oudere lijn voor de jongere, de manneljjke tak voor den vrouwelijken, de oudere voor den jongeren, en hebben in iederen tak mannen voor vrouwen en ouder voor jonger den voorrang. Art. 14. Bjj ontstentenis van een opvolger, krachtens de drie voorgaande artikelen tot de Kroon gerechtigd, gaat deze over op de Prinses, door ge boorte uit het Huis van Oranje-Nassan behoorende, die den laatst overleden Koning in de Ijjn der afstamming van wjjlen Koning Willem Frederik het naast bestaat. Bjj geljjken graad oudste den voorrang. Is de bedoelde bloedverwante des Konings vóór hem overleden, dau treden baar nakomelingen in baar plaats, met inachtneming der regelen in het 2e lid van art. 13 omsohreven. Artt. 21 en 22 wordeu art. 15 nieuw Bjj ontstentenis van een opvolger, krachtens de vier voorgaande artikelen tot de Kroon gerechtigd, gaat deze over op de wettige manneljjke uit mannen ge komen nakomelingen van wjjlen Prinses Carolina van Oranje, zuster van wjjleu Prins Willem den Vjjfde en gemalin van wjjlen den Prins van Nassau Weilburg, op gelijke wijze als in art. 11 ten op zichte van de nakomelingen van wjjlen Koning Wil lem Frederik ie bepaald. N 36, UALIÈN, IN. rdeelige voor letter O. 7302. rkhandelaren- hare gunstig van verwantschap heeft de en besluiten TOT Verozlg) HOOFDSTUK 1. Van zijn rijk en zijn inwoner». Ari. 1. Het Koninkrijk der Nederlanden omvat het grondgebied in Europa benevens de koloniën en bezittingen in andere werelddeelen. Art. 2 (oud 118). De Grondwet is alleen voor het Rijk in Europa verbindende, voor zoover niet bet tegendeel daaruit blykt. Waar in de volgende artikelen het Rijk wordt genoemd, wordt alleen het Rijk in Europa bedoeld. Art. 6 (oud 7) luidt De wet verklaart wie Ne derlanders en wie ingezetenen zjjn. De wet stelt regels voor de naturalisatie van vreem delingen. (Art. 4 en 5 oud, over de oefening der bur gerlijke rechten enom eenig burgerschapsrecht te hebben, moet men Nederlander zijn, zijn ver vallen. De bepalingen over de vrijheid van drukpers van petitie, van vereeniging en vergadering zijn, behoudens een enkele redactiewijziging, niet ver anderd). onder overlegging van het advies van den Raad van State zoo dit is ingekomen, van het voorbanden ge val verslag te doen. Art. 47 wordt art. 45, luidende Het Koninklijk gezag wordt waargenomen door den Jlaad van State lot bij overlijden des Konings, zoolang niet in de troonopvolging volgens art. 21 is voorzien, voor den minderjarigen troonopvolger geen regent is be noemd, of de troonopvolger of regent afwezig is. 2o. in het geval van artt. 40 en 44, zoolang de Regent ontbreekt of afwezig is. 3o. in het opvolging onzeker is afwezig is. Deze waarneming houdt van rechtswege op, zoodra de bevoegde troonopvolger of Regent zijne waardigheid heeft aanvaard. In de vijfde afdeelingVan de inhuldiging des Konings, komt geen verandering. In de zesde afdeeling Van de macht des Konings, zijn de volgende wijzigingen aangebracht Ari. 56 (nieuw, na art. 54 oud, over de uit voerende macht) luidt Door den Koning worden algemeene maatregelen van bestuur vastgesttld. Strafbepalingen worden in die maatregelen niet opgenomen dan krachtens de wet. Art. 59 (oud 57) luidt De Koning sluit en bekrachtigt alle verdragen met vreemde Mogendheden. Hij deelt den inhoud dier verdragen mede aan de beide Kamers der Staten-Generaal, zoodra hij oordeelt, dat het belang van den Staat dit toelaat. Verdragen, die wijziging van het grondgebied des Rijks in Europa of in andere werelddeelen inhouden, die aan het Rijk geldelijke verplichtingen opleggen of die eenige andere bepaling, wettelijke rechten betreffende, inhouden, worden door den Koning niet bekrachtigd, dan na door de Staten- Generaal te zjjn goedgekeurd. Deze goedkeuring wordt niet vereischt, indien de wet den Koning tot het sluiten van het verdrag heeft gemachtigd. Art. 63. (oud 61). De Koning heeft het opper bestuur van de algemeene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle collegien en ambtenaren, die uit ’s Rijk kas worden betaald. De wet regelt de bezoldiging van macht, van den Raad van State en van meene Rekenkamer. De Koning brengt de bezoldigingen op de be- grooting der Rijksuilgaven. De pensioenen der ambtenaren worden door de wet geregeld. Art. 69 (oud 67). Dispensatie van wetsbepa lingen kan door den Koning slechts worden ver leend met machtiging van de wet. De wet, welke deze machtiging verleent, noemt bepalingen, waarvoor de bevoegdheid tot dispen satie zich uitstrekt. Dispensatie van bepalingen van algemeene maat regelen van bestuur, is slechts toegelaten voor zoover de Koning zich de bevoegdheid daartoe bij den maatregel uitdrukkelijk heeft voorbehouden. Art. 70 (oud 68.) Alle geschillen van bestuur tusschen provinciën onderling, tusschen provinciën en gemeente en tusschen gemeenten onderling worden hetzy rechtstreeks of in het hoogste ressort, door den Koning beslist. Art. 72. inhoudende het formulier van afkondi ging van wetten en bestuursmaatregelen, bevat nog de volgende alineaIngeval het Koninklijk gezag door een Regent of door den Raad van State wordt waargenomen, wordt de daardoor noodige wijziging in dit formulier gebracht. Bij art. 73, het onbindingsrecht omschrijvende is gevoegd de bepalingDe Raad van State, het Koninklijk gezag waarnemende, oefent het recht van ontbinding niet uit. In de zevende afdeelingVan den Raad van State en de Ministeiiëele Departementen, luidt Art. 74. (oud 71.) Er is een Raad van State, welks zamenstelling en bevoegheid worden geregeld door de wet. De Koning is Voorzitter van den Raad en be noemt de leden. De nieuwe artt. 1622, ter vervanging van artt. 2325 luiden Art. 16. Afstand van de Kroon heeft ten zichte ^an de opvolging hetzelfde gevolg als over lijden; Art. 17. Het kind, waarvan een vrouw zwanger is op het oogenblik van het overlijden des Konings, wordt ten opzichte van het recht op de Kroon als reeds geboren aangemerkt. Dood ter wereld komende, wordt het geacht nooit te hebben bestaan. Art. 18. Van de erfopvolging, zoowel voor zich zelf als voor hun nakomelingen, zijn uitgesloten alle nakomelingen, geboren uit een huwelijk aan gegaan door een Koning of een Koningin buiten gemeen overleg met de Staten-Generaal, of door een Prins of Prinses zonder de bij de wet verleende toestemming. Zoodanig huwelyk aangaande, doet een Koningin afstand van, en verliest een Prinses haar recht op de Kroon. Voor een Prins of Prinses uit een ander dan het regeerende stamhuis kan latere erkenning van een huwelijk bij de wet in plaats van voorafgaande toestemming treden. Art. 19. Wanneer bijzondere omstandigheden eenige verandering in, of voorziening omtrent de troonopvolging raadzaam maken, is de Koning be voegd daaromtrent eene voordracht van wet te doen. De Staten-Generaal beraadslagen daarover in vereeuigde vergadering. Art. 20. Wanneer geen bevoegde opvolger naar de Grondwet bestaat, wordt deze benoemd bij eene wet, waarvan het ontwerp door den Koning wordt voorgedragen. De Staten-Generaal beraadslagen daarvoor in vereenigde vergadering. Art. 21. Wauneer by* overlijden des Konings geen bevoegde opvolger naar de Grondwet bestaat, geschiedt de benoeming rechtstreeks door de Staten- Generaal in vereenigde vergadering. Zij worden daartoe binnen een maand na het overlijden samengeroepen. Art. 22. Al de bepalingen omtrent de erfopvol ging worden op de nakomelingen van den volgens bet voorgaande artikel benoemde Koning toepasse lijk in dier voege dat het nieuwe stamhuis ten opzichte van die erfopvolging van hem zijn oor sprong neemt op gelijke wijze en met dezelfde ge volgen, als het Huis van Oranje-Nassau dit volgens art. 10 doet uit wylec Koning Willlem Frederik. Ditzelfde geldt in het geval van art. 15 ten op zichte van de aldaar bedoelde nakomelingen van wijlen Prinses Carolina van Oranje. Het geldt evenzeer ten aanzien' van de vrouw en hare nakomelingen, die bij opvolging tot de Kroon zijn geroepen, met dien verstande dat de Kroon eerst bij geheele ontstentenis van die nakomelingen in de volgende vrouwelijke lijn uit het regeerende stamhuis overgaat. In de tweede afdeeling Van het inkomen der Kroon zijn geen vermeldenswaardige wijzigingen voorgedragen. Uit de derde afdeelingVan de voogdij des Konings vervalt art. 35, bepalende dat de minderjarige Koning onder voogdij staat van eenige leden van het Koninklyk Huis en eeuige aanzienlyke Neder landers. Art. 36 De voogdij geregeld en bij een wet. Over het ontwerp dier wet beraadslagen en be sluiten de Staten-Generaal in vereenigde vergadering. In de vierde afdeelingVan het Regentschap wordt art. 42 (oud) vervangen door artt. 38 en 39 luidende Het Koninklijk gezag wordt mede aan een Regent opgedragen, ingeval de Koning buiten staat geraakt de Regeeriug waar te nemen. Wanneer de hoofden der ministeriëele departe menten, in rade vereenigd, oordeelen dat dit geval aanwezig is, geven zij van hun bevinding kennis aan den Raad van State, met uitnoodiging om binnen een bepaalden termyn advies uit te brengen. Art. 39. Blijven zij na afloop van den gestelden termijn bij hun oordeel, dan roepen zij de Staten- Generaal in vereenigde vergadering byeen, om hun.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1885 | | pagina 1