«s. lü I 1885. Zondag 3 Mei. N° 3330. cieteits- DA” DE Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. BINNENLAND. sboek I >OT. ren 300T i- /atten aal te beurt verdrijving 1 "rfi erkerk en sterdam, LTST. OUDIJK, 'taris. ikhandelaar Oudewater. het Raadhuis. zijgevels ornoemd, itan GOOR, iident. jetermeer. jhen. attman, Bodegraven, haastrecht, us,Woerden 3 Gouda. OEDEREN ’VELTAz. je verkrjjg- II 1885, des >r het BE- NOEOKN» te m AANBE- kunnende ziening aandacht zulk een dracht. f bij Mejuf- rouda tegen acht worden zich verder De GOÜDSCHE COURANT. veeleer strekken kon om te sterken en GOUDA, 2 Mei 1885. VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD. Diosdag den 5 Mei 1885, des namiddags ten Ami de orde De rekening van het Museum van Oudheden, dienst 1884. Het voorstel betreffende de herstelling van de en den achtergevel van bet Raadhuis. gaf nog een den landbouw het noodzakelijk makendie schorsing geschiedt door Gedeputeerde Staten voor ten hoogste zes weken en wel gedurende den oogsttijd. Als schikking tusschen de oogen- blikkelijke behoefte van den landbouw en de lichamelijke en geestelijke belangen van het kind verdient dit denkbeeld wel overweging; het is een tegemoetkoming aan de bezwaren van hen, die van oordeel zijn dat op het land de kinderen niet geheel bij den veldarbeid ge mist kunnen worden en verhoogt dus de kan sen van aanneming der wet. Voorts breidt het ontwerp de bescherming, die de staat den kinderen verleent, uit tot het 16e jaardit is geheel in den geest van de voorstanders van de wet-Van Houtenreeds toen werd door de commissie van rapporteurs de wensehelgkheid daarvan betoogd. Kinderen beneden de 14 lullen nu niet langer dan 8, die van 14 tot 16 jaar niet langer dan 10 uur mogen wer ken, terwijl bepalingen gemaakt zijn voor be hoorlijken rusttijd op het midden van den dag. Ook de avonden blijven vrij voor onderwijs en ontspanning. Men vindt in het ontwerp geen regeling van bijzonder toezicht op den kinderarbeid. Dit zal sommigen teleurstellen, die, zooals b.v. het Werkliedenverbond, de wensehelgkheid betoogd hebben van aanstelling van bekwame inspecteurs voor het houden van toezicht op de uitvoering der wet en voor het geven van advies tot hare ge leidelijke uitbreiding. Waarschijnlijk is de re- geering bij den heerschenden geldnood terug gedeinsd voor het scheppen van een nieuw korps rijksambtenaren. Wij voor ons betreu ren dit niet zoo zeer. Inspecteurs kunnen zich moeilijk belasten met het opspdren van over tredingen de gewone politie-ambtenaren en marechaussees zijn daartoe aangewezen, terwijl het ministerie van justitie wel genoegzaam toe zicht kan uitoefenen inspecteurs gaan gewoon lijk op in paperassen en administratief werk, terwijl de studie van het onderwerp niet zoo grooten omvang zal krijgen, dat daaraan be paalde ambtenaren al hun tijd behooren te wij den, zooals b. v. bij onderwijs of de medische politie een vereischte is. Alles samengenomen gelooven wij, dat de minister met het indienen van dit ontwerp een goed werk verricht heeft. Moge nu de verte genwoordiging spoedig haar plicht doen en er het Staatsblad mede verrijkenBestrijding zal zeker niet uitblijven, als wij letten op hetgeen hierboven omtrent het vorig voorloopig verslag is medegedeeld. Allen echter die, zooals wij, overtuigd zijn, dat het de plicht is van den staat weerlooze kinderen te beschermen tegen exploitatie door gewetenlooze werkgevers en onnadenkende ouders, zullen zich niet onbe tuigd laten en de regeering steunen om ons een stap verder te brengen in de gewenschte richting. In beginsel is de bevoegdheid en de plicht van den staat door de wet van 1874 reeds erkend. De vraag die thans moet worden beantwoord, is of deze wet voldoende is en met het oog op de buitenlandsche wetgevingen, die veel verder gaan dan de onze, mag men verwachten dat ook de kamers daarop een ont kennend antwoord zullen geven. IDA: i 4 ure. 5>/, 1 RD AM: 12 ure. 7 2 Dezelfde minister, waarover wij in ons vorig hoofdartikel spraken als hakende naar lauwe ren op het gebied der Zondagswetgeving, heeft een ander bewijs van werkzaamheid gegeven, waarmede wij lüeer zjjn ingenomen. Wij be doelen het voorstel omtrent den kinderarbeid of zooals de officieele naam luidtOntwerp van wet tot het tegengaan van overmatigen ar beid en verwaarloozing van kinderen. Onze lezers weten dat hiermede bedoeld wordt eene uitbreiding van de wet-Van Houten, die al dagteekent van 1874. Reeds de vorige mi nister van justitie, de heer Modderman, was er op bedacht deze wet aan eene grondige herziening te onderwerpen en een daartoe strek kend voorstel is indertjjd bij de Kamer inge diend en in de afdeelingen onderzocht, doch ongunstig ontvangen. De heer Du Tour van Bellinchave vond bjj zijn optreden dit ongun stig voorloopig verslag en trok het ontwerp in, gelukkig echter niet, omdat hij het be ginsel afkeurde, maar omdat sommige bepa lingen niet met zijne zienswijze overeenkwa men. Hij heeft de zaak aan een nieuw onder zoek onderworpen, de adviezen ingewonnen van de commissarissen des konings in de ver schillende provinciën en aan de aldus verza melde gegevens danken wij het nieuwe ontwerp, dat wij hierbij aankondigen. Zal de minister met dit ontwerp gelukkiger wezen dan zjjn voorganger met het zjjne Wij wagen niet hieromtrent eenige voorspelling te doen. Vooreerst zijn de omstandigheden, waar onder het wordt ingediend, niet gunstig voor eene spoedige behandeling. De hoofden en harten in de 2e Kamer zjjn te zeer ver vuld met hoogere politiek, met grondwetsher- en kiestabelwjjziging, dan dat er veel zou kunnen geschonken worden aan i nuttige, maar niet-politieke voor- Ten andere is er omtrent deze quaes- tie nog te weinig een algemeen gevestigde opinie om zeker te zijn van voldoenden steun bij de verschillende fractiën der Kamer, of schoon gezegd moet worden dat de heer Du Tour zijn best gedaan heeft om het ontwerp minder radicaal en daardoor voor de tegen standers meer aannemelijk te maken. Allerlei bezwaren zjjn indertjjd ingebracht tegen de uitbreiding van het staatstoezicht op den kin derarbeid. Zoo was de heer Van Kerkwijk van oordeel, dat de bevoegdheid, die aan de gemeentebesturen verleend is bjj art. 82 der wet op het lager onderwjjs voldoende kon ge en dat de algemeene wetgever van inmenging kon onthouden. «Vragen des tijds» heeft dit bezwaar reeds ontzenuwd door te wijzen op het ge ringe aantal gemeenten, waar op grond der bovengenoemde wet verordeningen op kinder arbeid zjjn in het leven geroepen. In 1881 be droeg dat getal niet meer dan 49 en schoon sedert eenige andere raden insgelijks daartoe zijn over gegaan, is het aantal gemeenten, die deze zaak ter harte namen, over het gansche land nog zoo gering, dat de tegenwerping van den afgevaardigde van Zierikzee door de onder vinding geheel krachteloos is gemaakt. De algemeene wetgever behoort regelen te stellen, om te voorkomen, zooals reeds geschied is, dat kinderen uit een dorp waar eene ver ordening bestaat eenvoudig werk zoeken in eene aangrenzende gemeente. De heer Gratama 'Z ander inzicht ten beste; hij verkondigde de meening, dat veldarbeid voor jonge kinderen volstrekt niet nadeelig was en de jeugdige lichamen te harden. Maar behalve deze eenloopende meeningen bevatte het voorloopig verschenen ID lelaren ver- verslag van Juni 1883 af keurende uitingen van een groot deel der ledén van de 2e Kamer. Deze achtten uitbreiding der Staatszorg on gemotiveerd, wanneer niet duidelijk was ge bleken, ten eerste dat in ons land op indus trieel gebied zich feiten en verschjjnselen voordeden, die eene zoo ingrjjpende inmenging van het staatsgezag noodzakelijk maakten en ten andere dat het particulier initiatief niets vermocht tegen den bestaarden toestand. Tegenover deze tegenstanders stonden echter eenige leden, die met de moofdstrekking van het ontwerp zich konden «reenigen, al waren zij juist niet vóór alle bepalingen van het ontwerp-Modderman. Zjjbetuigden hunne sympathie met het beginsel der nieuwe voor dracht uitbreiding van hit staatstoezicht tot kinderen boven de 12 jaar en het verbod van veldarbeid voor jonge kinderen. Dit waren de beide uiterste partjjep. Tusschen hen stond een aantal leden, dié wel zich vereeni- gen konden met het hoofddenkbeeld der wet, dat n.l. de Staat het recht beeft en verplicht is om het kind te beschermen tegen het ge vaar, waaraan het door Overmatigen arbeid wordt blootgesteld; maar die toch bezwaar hadden tegen de wetteljjke bepalingen omtrent de oudere kinderen en grootendeels zich niet vereenigden met het verbfd van veldarbeid. Daar het ontwerp-Moddeiman niet in open bare behandeling geweest is, kan men niet met zekerheid weten, hoeveel leden deze ver schillende meeningen waren toegedaan, maar wjj meenen gerechtigd zijn tot het vermoeden, dat de onomwonden voorstanders der wet slechts een zeer klein deel der Kamer ver tegenwoordigden. Er behoorde dus eenige moed toe om met eene nieuwe regeling voor den dag te komengelukkig heeft de minister zich niet laten afschrikken door de ingebrachte bezwaren en wjj begroeten zijne nieuwe poging als een gunstig voorteeken om te geraken tot een tweeden stap op den goe den weg, waarin de heer Van Houten het eerst de wetgeving geleid heeft. Het nieuwe ontwerp onderscheidt zich van Modderman’s voorstel door grooter eenvoud bljjkbaar is er naar gestreefd minder vat te geven aan de tegenstanders door bescheidener eischen en door minder inbreuk te maken op het gezag der ouders, welke grieve mep hoog deed klinken tegen het vorig voorstel. Toch bevat het aanzienlijke verbeteringen van de be staande wet-Van Houten. Er is b. v. duide- 1 jjk in uitgedrukt, wat de huishoudelijke diensten zjjn, die door kinderen verricht mogen worden en tevens uitdrukkeljjk verboden dat kinderen van jeugdigen leeftijd arbeid verrichten. Vol gens de redactie der tegenwoordige wet is er alleen dan overtreding, wanneer eene dienst betrekking tusschen het kind en een ander per soon bestaat, hetgeen dikwijls moeiljjk te bewjj- zen is. In het ontwerp is eenvoudig verboden, dat kinderen beneden de 12 jaar arbeid verrichten en er is omschreven, wat de wetgever onder ar beid verstaat. Strafbaar zal vooitaan zjjn niet alleen de werkgever d. i. degene die bet kind doet arbeiden (hoofden vau een bedrjjf, mees terknecht, enz.) maar ook de ouders of voog den, die toelaten dat het kind aan den arbeid gezet wordt. Bjj de tegenwoordige wetgeving is veldarbeid veroorloofd voor kinderen, hoe jong ook, en alleen is aan de gemeenteraden de bevoegdheid gegeven om daartegen eene verordening in het leven te roepen. De heer Du Tour verbiedt nu den veldarbeid beneden het 12e jaar, doch laat eene uitzondering toe voor den oogsttjjd. Voor iedere gemeente n.l. kan het verbod telken jare worden geschorst voor kinderen boven de 10 jaar, wanneer de gemeenteraad dit verzoekt en de belangen van

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1885 | | pagina 1