Wï n l en Co. vrradig. LAUDEN, D. 93. E BIEREN, ERD. 1 BB, 0. ►ndergoed, etten, Hes. Latten. r, ïecten, •gwal 129, Verkoop van EN tot den jke provisie, en voorschot Woensdag 1 Juli. N 3255. 18S5. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. BINNENLAND. Jes, lotograaf, ART. 194 in het licht der historie, i. fa 5. goudsche courant won delgk e Gouda. i üïi3 zeerste aan matten en is ën te geven. BOON.' Station- Chef. aanwyzing dat J. di strumenteele nde Kuiper- in, onder de plaatsen de len minsten of pluimge- kele Bussen 1 cent, dient [DVEE, tot TORREN, irdenstallen, i- en Moes- eft. >t gewissen SLAKKEN, luimgedierte or Ratten voorkoming t met mijn )epöthouder jfbehoeften, vrede op schoolgebied. Eerst dr. Harting r. Sprujjt, ja zelfs de secretaris van volks- in die richting doen, dan op- r van Vloten b. v. maakte alles nit «voor drogredenen en en zeide, dat het hem voorkwam, als bevond hij i eene belegerde veste, waar men zich van overgave te elijks geopend aardigen van ik, vergroo- Ismede oogen- >rtretten. kGS, gelieve nog steeds onder afkeuring en verbazing hunner liberale partjjgenooten. De heer van Welderen 1 Rengers b. v. viel te Dokkum bij de kamer- ontbinding, omdat hij er rond voor uitkwam, I 1 Art. 194 te willen loslaten. Dit overzicht, in j 1 verband met des schrijvers vroegere polemiek, I is lezenswaard, doch van meer belang is hetgeen 1 hij als zijne overtuiging mededeelt. Een paar aanhalingen veroorloven wjj ons. «Velen onzer liberalen hebben zoo lang bij 1 artikel 194 gezworen, dat het in hunne schatting met het liberalisme vereenzelvigd is. Willen zij grondwetsherziening Ik ken liberalen, die hfiar noodzakelijkheid 1 nog betwjjfelen evenals ik liberalen ken, die zich nog vleien met de hoop, dat artikel 194 1 geen onoverkomelijk struikelblok wezen zal. 1 Doch willen zij grondwetsherziening, en hebben zij zich duidelijk gemaakt, dat artikel 194 inderdaad een onoverkomelijk struikelblok l is, dan zijn ze bereid het los te laten echter met een zucht en onder protest. 1 Denkelijk als een paradox zal het hun 1 daarom in de ooren klinken wanneer ik volhagd, dat artikel 194 het tegendeel van vrijzinnig is 1 ten minste wat het derde lid betreft, 't welk overal van overheidswege lager onderwijs voor schrijft. En ’t is halfslachtig voor zoover het 1 in het vierde lid iets toestaat, waardoor die 1 bemoeiing der overheid geheel overbodig worden kan.» Dan gaat de schrijver voort met het betoog, dat de vrijheid van onderwijs, de vrije school, is een echt vrijzinnig ideaal. De taak der over heid bij het geven van onderwijs vangt eerst aan, waar bijzondere vereenigingen en personen te kort schieten. Zoo was de leer van Thor- becke, die in zijne Narede zeide «dat op onder wijsgebied burgerlijk o verheid sgebod of dwang niet te pas komt.» Ons tegenwoordig art. 194 is beginsellooshet 3e lid is er op aangelegd, alsof men het beginsel van dwang aanvaardde, terwijl het 4e lid slechts met het beginsel van vrijheid te rijmen is. De bewering is mogelijk, dat in 1848 geen andere formule mogeljjk was, maar niet, dat zij beantwoordt aan het vrijzin nig ideaal van vrijheid van onderwijs. Men wil het handhaven uit vrees voor de kerk, maar dr. Betz, die buiten elke kerk staat, merkt op, dat, zal er scheiding zijn tusschen Staat en Kerk, de Staat de Kerk evenmin te steunen als te dwarsboomen heeft. Voor hen, wier vrijzin nigheid opgaat in het tegenhouden van alles wat anti-revolutionairen en katholieken begee- ren, bestaat natuurlijk dit ideaal niet; wel voor hen, die vrijzinnig genoeg zijn om op staat kundig gebied, waar godgeleerde partijen niet thuis hooren, zich te gedragen alsof die partijen ook niet gevonden werden. Dit nastreven van ons gewezen op tegemoetkoming aan reeds zoo lang alle staatkundig leven ten onzent zich jjn verlamt en F grondwetsherziening in de geboorte te Wij deden dit in de overtuiging, dat eei formule in de grondwet dan het tegenwoordige art. 194 volstrekt niet den ondergang van ons openbaar onderwjjs behoeft ten gevolge te hebbenzelfs houden wjj ons verzekerd, dat er in dat geval in de eerste halve eeuw geen sprake zijn kan van eenige noemenswaarde verandering van stelsel in de onderwijswet. In ons hoofd artikel van 27 Meijl. (no. 3240) hebben wij dit reeds uiteengezet en ons goed vertrouwen op de toekomst uitgesproken, omdat de tegenwoordige ópenbare school is noodzakelijk en onvermij delijk en zal bljjven stand houden, omdat onze tegenstanders zelven geen ander stelsel weten te bedenken mits maar gehandhaafd blijft de verplichting der regeering om voor voldoend onderwijs te zorgen. Deze meening, dat transactie omtrent art. 194 wenschelijk en mogelijk is, wordt in den boezem der liberale partij nog hevig bestreden talrjjk zijn nog onze vrienden, die in wijziging van dat artikel den ondergang zien van ons volksonderwijs. Gaandeweg evenwel, naarmate de zaak meer overdacht en besproken wordt, groeit het aantal aan van hen, die geen anderen uitweg zien dan dezen om uit de tegenwoordige onhoudbare positie te geraken. Daarom achten wjj het van belang, onze lezers op de hoogte te houden van hetgeen daaromtrent verhandeld wordt. In de laatste dagen is een belang wekkend vlugschrift verschenen, waarop wjj de aandacht onzer lezers vestigen en dat wjj hem ter lezing en overdenking aanbevelen. Wjj bedoelen: Art. 194, door dr. H. J. Betz ('s Hage M. Nijhoff). De schrijver, die een der eersten was, welke voor vrjjheid van onder wijs ijverden, heeft zich tot taak gesteld te betoogen, dat men geen recht heeft om te beweren: de liberalen, die Art. 194 willen wijzigen, doen «concessies» aan de tegenpartij in strjjd met hun beginsel. Van concessies doen is geen sprake, Zegt de heer Betzwij, liberalen, hebben eene fout te herstellen. In ’48 hebben de conservatieven, de benepenen van hart, die de vrijheid niet aandurfden, tegen den zin der liberalen de volgende alinea in de wet gebracht«Er wordt overal in het rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven». In 1885 is het dus de plicht der liberalen, consequent te zjjn en op nieuw op de verwijdering van die bepaling aan te dringen. Ten einde deze stellingen toe te lichten en te bewezen, gaat de schrijver de geschiedenis na van ons openbaar onderwjjs en in het bjjzonder de wordingsgeschiedenis van het be wuste grondwetsartikel. Het komt ons voor, dat een beknopt overzicht van des heeren Betz brochure onzen lezers niet onwelkom zal zijn wjj voeden de hoop, dat het velen tot spoor slag zal verstrekken om het boekje zelf ter hand ‘te nemen, dat waard is gelezen en over dacht te worden. Het eerste hoofdstuk geeft een hetgeen er van liberale zjjde zoo al is geschre ven en gezegd over wjjziging van het grondwetsartikel en 1 GOUDA, 30 Juni 1885. De heer L. van Krimpen is geslaagd voor examen C. van art. 61 der wet op bet midd. onderwijs (oiviel-ingeoieur). Naar wij vernemen is op de algemeene vergadering der Gymnastiek-Vereeniging „Excelsior" besloten, de jaarlyksche uitvoering, die anders in Juni plaats vindt, te verdagen tot eind October of begin No vember, wegens het verbouwen der Sociëteit „Ons Genoegen/'. Men deelt mede, dat by de Rijnspoorweg-tnaat- scbappij bet voornemen bestaat ook de ingezetenen het ideaal der vrjjheid wil niet zeggen, dat de Staat zich niet aan het onderwjjs mag gelegen laten liggen en in geen geval zich met het ge ven van onderwjjs belasten mag. Onderwjjs is noodzakeljjken wanneer het, als b. v. vóór 1806, door particuliere personen of vereenigin gen verwaarloosd wordt, is de staat zeer zeker geroepen om tusschenbeide te treden. Maar in geen geval mag de Staat zich leenen tot belemmering of wering van het bjjzonder on derwijs. Dat behoort bevorderd te worden en zoolang bet niet in alle behoeften voorzien kan, blijft de neutrale school noodzakeljjk. De vrienden der neutrale openbare school be hoeven dan ook niet te duchten, dat zij met artikel 194 eensklaps verdwjjnt. Zelfs mr. A. F. De Savornin Lobman erkent: »de opheffing i der openbare school wordt slechts verlangd, voor zoover de vrjje school in staat is haar te vervangenen het zal nog zeer lang duren, «De vrjje school», zoo zegt dr. B. nog «de vrjje school een vrijzinnig ideaal trachten wjj ons die leus in te prenten. Dan spreken i we echter niet over hetgeen terstond of in de I naaste toekomst practisch mogeljjk is. Wjj spreken over de richting, waarin wjj ons te j bewegen, het doel, waar we naar te streven hebben. Wjj wenschen met de kleine maat regelen te breken, en eene staatkunde van be hendigheid eindelijk weer eens vervangen te zien door eene staatkunde van beginselen, d. i. van idealen. Zulk eene was de staatkunde van Thorbecke. «Werpt men mij tegen, (zoo spreekt die in zijne Narede,) dat ik mjj, in mjjne ge loofsbelijdenis, door een ideaal laat vervoeren, ik zal antwoorden, dat de werkelijkheid steeds, zooveel mogeljjk, naar haar ideaal moet worden gericht. Niemand heeft het in de hand; doch waarheen stuurt hij, die het niet in het oog heeft Na aldus een lans gebroken te hebben voor de vrjjheid van onderwjjs, gaat dr. Betz in 't breede de geschiedenis van art. 194 na, om zijne bewering te staven, dat het niet, zooals het daar ligt, van dej liberalen afkomstig is en dat zij zich er voor moesten schamen, in dien zulks het geval was. Dit historisch over zicht achten wjj het belangrijkst in de tegen woordige omstandigheden. Het zjjn bekende zaken, maar die te veel vergeten worden. De vrjjheid van onderwjjs is reeds meer als ideaal verkondigd, maar de juiste zin van art. 194 en de aan elk zjjner zinsneden verbonden historie is niet aan ieder bekend. De heer Betz heeft met zijn boekje een goed werk verricht, want met het oog op de grondwetsherziening is het van het hoogste belang, dat de liberalen hunne plannen opnieuw toetsen aan hun beginselen en overwegen of alles in ons land behoort te worden opgeofferd aan eene zinsnede, die niet van liberalen oorsprong is. overzicht van ges l bewuste hoe gaandeweg zich meer stemmen verheffendie verlangend uitzien naar i en dr. Sprujjt, ja zelL onderwijs, die stappen doch die in het liberale kamp niets Meermalen is door ons gewezen op de schudding verwekkende heer wenschelijkheid van tegemoetkoming aan de l. kerkeljjke partjjen, wat betreft de schoolquaestie, kerkschroom in zake lager staatsonderwijs» ten einde den strjjd te doen ophouden, die zeide, dat het hem voorkwam, als bevond BitiauAuuuig xovvu «vzxa zien <iu eene ueiegeruc thans weder dreigt de voorgenomen I njet ontzag het eerste woord erziening in de geboorte te smoren, j laten hooren». Langzamerhand evenwel, onder 'ij deden dit in de overtuiging, dat eene andere den jndruk der grondwetsherziening, won het i - j. denkbeeld veld. Handelsblad en Amsterdammer draaiden bjj, Pijnacker Hordijk waagde het reeds vroeger in de kamer zich op Thorbecke’s gezag te beroepen ten einde het vrije onderwjjs als ideaal der liberalen te proclameeren, terwijl mr. Farncombe Sanders en mr. Cort v. d. Linden zich in denzelfden geest lieten hooren, hoewel 1 vóórdat het zóóver is».

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1885 | | pagina 1