HING. Ü\(r, IDEÏÏ ring kerij la of omstreken. Boekdrukkerij ideweg, Gouda. 1885. Zondag 5 Juli. BINNENLAND. 4 JULI >M tnatiek. jbins of tten N° 3257. ch-Indië, igen die gratü iement van en voorts bij lEVAAR,” 3TH00BN. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. ART. 194 in het licht der historie, ii. ig-en: d de ÏE S'- T 7^- onderwys. Volgens 1 r 1ENEWEG. Dienaar, 2IJK. die kwaal te ruik geheel te rij de volgende Irijvende, maar disponibel heb- ittig besteden, ie als ■SIS, i tevens, voor in. n ten dienste. 5, aan het Bn- Zesthaven 164. ent derStoom- te 'e Graven- de levering van in Pilseoertler leze Bieren bjj concurreerende md GEB8TE- oor een talrjjk m, belooft hjj j te Gouda. GOUDSCHE COURANT. den gemeenteraad die dit jaar te de beurt van aftreding rijn, zijn en C. van der Wilt. eul, Oudewater rkel. Zoetermeer. Alphen. Schlattraan, Bodegraven, ig, Haastrecht, lelmuz,Woerden .z., Delft. In bet afgeloopen kwartaal zijn te Zevenhuizen 3 processen-verbaal wegens openbare dronkenschap opgemaakt. Ter vervanging van bet de vorige week verworpen wetsontwerp tot uitbreiding en verhooging van het overgangsrecht op effecten en schuldvorderingen, is volgens de N. R. Ct., reeds een nieuw wetsontwerp door de Regeering bij den Raad van State aanhangig gemaakt, waarbij evenwel, ter tegemoetkoming aan de gerezen bezwaren, de overgang in de rechte lijn niet aan eene verhooging van recht onderworpen is. Donderdag werd op het oude, welbekende adellijke goed Middachten, bij de Steeg, niet ver van Arnhem, het 21e Christelijk Nationaal Zendingsfeest gehouden. Onze schoolwetten, die onderwys van over heidswege invoerden, zijn het gevolg van den treurigen toestand waarin de scholen in het begin dezer eeuw verkeerden. Anderhalve eeuw lang, van de Dordtsche Synode af tot op de omwenteling van 1795, is ten onzent de jeugd toevertronwd geweest aan de zorg der kerk. En wie weten wil, wat deze van het onderwys gemaakt heeft, leze de schets van den beroem den Van der Palm, die in de brochure van dr. Betz voorkomt. De macht heeft haar nooit ontbroken, maar de goede wil was niet aan wezig. De kerkelijke overheid had slechts oor en oog voor de rechtzinnigheid in de leer en verwaarloosde zoo schromelijk het gewone onder wijs, dat ten langen leste de burgeroverheid haar de taak moest uit de handen nemen. In plaats van hare macht te gebruiken ter invoering van een onderwys, 't welk aan de behoeften der maatschappij voldeed, richtte zy het in «voor haar en voor de opleiding harer lidmaten in de eerste plaats niet voor de behoeften der burgermaatschappij. Het leeren van den Hei- delbergschen Catechismus was de spil, waarom het lager onderwys zich moest bewegen.» Zoodra dus de staat zich voor het onderwijs spande, was, ook in overeenstemming met den tijdgeest, de eerste eisch, dat het leerstellig godsdienstonderwijs niet meer opgedragen zou zyn aan den openbaren onderwijzer. Na eenige proefnemingen werd in 1806 de wet vastgesteld, die een halve eeuw lang ons volksonderwijs heeft beheerscht. De bedoeling dezer wet was onderwys te geven, dat voor alle staatsburgers, van welk kerkgenootschap ook, geschikt was. Vandaar dat er werd voorgeschreven «het aan- leeren van gepaste en nuttige kundigheden» gepaard gaande «met opleiding tot alle christe lijke en maatschappelijke deugden» vandaar het verbod aan den onderwijzer om onderricht te geven1 in het leerstellige van zyn kerkge nootschap, vandaar eindelijk de vaststelling door de overheid van eene officieele lyst van leer en leesboeken. Neutraal in den volstrekten zin was echter dit onderwys geenszinsdit lag niet in de bedoeling van den wetgever van 1806. Het onderwys moest een godsdienstig en bepaald een christelijk karakter hebben. De maker en uitvoerder der wet (Van den Ende) schreef b.v. «Niet ernstig genoeg kan men intusschen den schoolonderwijzers op het hart drukken, dat het volkomenst onderwijs in de verschillende gewone vakken van hei lager onderwys niet alles en zelfs geenszins het voornaamste is, hetwelk van hen gevorderd wordt. De bevor dering en aankweeking van zedelijkheid en godsdienstigheid, beide gegrond op de Godde lijke Openbaring, zoo in de Natuur als in den Bybel, moet in geheel hunne handeling en onderwijzing hunner leeringen de hoofdzaak zyn, en blyve hun dus steeds ten sterkste aanbe volen. Zonder deze zal de beste onderwijzing haar voorname steun, sieraad, doel en vruchten missen» Toch waren reeds dadelyk velen niet tevreden met de schoolhervorming en door de kerkelyken van die dagen is voortdurend strijd tegen die wet gevoerd, omdat de school te neutraal was en dus niet voldeed aan de eischen der meer rechtzinnigen onder de gerefor meerden, die meer kerkeljjk gekleurd en dogmatisch onderwys verlangden. Gaandeweg deed de regeering dan ook concession aan die ontevredenen. Den kerkleeraren werd invloed op de scholen verleend en vooral controle over de leerboekenvoorschriften werden gegeven om zooveel mogelyk bij keuze van de leden van het schooltoezicht en van de onderwijzers te letten op de geloofsbelijdenis van de ingezetenen en dergelyke bepalingen meer. Al dat ge schipper was echter niet voldoende om de tegenstanders met de wekte verzoenen. Maar waarom dan niet, zooals thans, eigen scho len met den Bybel opgericht? Dat ging toen zoo maar niet. En, hier komen wjj aan het kenmerkend karakter van de wet van 1806. In plan en aanleg was die wet gekant tegen vrjjheid van onderwys. Volgens deze regeling had alleen de landsregeering de bevoegdheid om een oordeel te vellen over hetgeen aan de jeugd mocht worden geleerd; alle scholen moesten öf direct door het staatsgezag ingesteld en beheerd worden df, zoo zy door particulieren opgericht en onderhouden werden, geheel het zelfde onderwys verkrijgbaar stellen, als aan de staatsschool werd gegeven. Het werd voor den staat gevaarlijk geacht, indien daaraan niet de hand werd gehouden. Elk burger moest den stempel dragen van het gouvernement en om in de burgers deze nationale karakter trekken te brengen, moest de regeering het geheele onderwys in handelt hebben en kon er geen sprake van zyn, dat het elk vrij zou staan allerlei wijze van opvoeding in te voeren. De regeering had gezorgd, dat zij het hecht in handen hield. Byzonder onderwijs was ver oorloofd, maar art. 12 der wTft Inidde «Geene Lagere School zal ergens, onder welken naam ook, mogen bestaan of opgerieht worden, zonder uitdrukkelijke vergunning van het respectief Departementaal, Landscbaps- of Gemeente-Bestuur, na vooraf gevraagde in-, lichtingen en bedenkingen van den School opziener van het District of de plaatselijke Schoolcommissie Met deze bepaling gewapend, wist men alle niet officieel geijkt onderwys te weren. Jaren lange stryd is dan ook voorafgegaan aan de oprichting van de eerste zoogenaamd christelijke school, die voor ongeveer 40 jaar op den Klokkenberg te Nymegen werd gevestigd. Lang had men die tegengehouden, schoon mannen als Van Lynden, Van der Brugghen en Groen van Prinsterer er zich voorspanden, en eerst de wassende macht der vrijheidsmannen onder Thorbecke en de zijnen, die in ’48 hun eerste zege zouden behalen, stemde eindelijk de autoriteiten tot toegeven. Indien men die beide zaken in het oog houdt1°. de ontevredenheid van een deel der bevolking met de bestaande volksschool; 2°. den administratievee dwang die men op allen uitoefende om volgens de denkbeelden der regeering zyne kinderen op te voeden, is de van 1830 tot 1848 gevoerde stryd om vrjjheid van onderwjjs licht verklaarbaar. Thorbecke bleef daarbij natuurlijk niet onverschillig en koos onverholen party voor de vrjjheid. Dui delijk blijkt uit het overzicht van dr. Betz, hoe bij de leer bestrijdt, dat alleen de regeering'’ het recht zou hebben onderwys aan de burgers te geven; djt achtte hij dwingelandij. Maar evenzeer is hij tegen bandelooze vrjjheid. Het onderwys geheel, en dus zelfs, zonder het door niemand betwiste toezicht, over te laten aan de ouders noemde hij een bekrompenheid, üit alles bljjkt, dat Thorbecke zich de vrye school als ideaal stelde, maar tevens meende, dat het bereiken daarvan nog in de verre toekomst lag. Het geven van onderwys moest vry zyn, maar tevens rustte op het gouverne ment de verplichting te zorgen dat de jeugd GOUDA. 4 Juli 1885. Bij de dezer dagen aan het directie-gebouw der marine te Amsterdam, onder nadere goedkeuring van den Minister van marine, gehouden openbare aanbesteding, ten behoeve der marine te Willems oord, werd het laagste ingeschreven voor pek door den heer P. J. Vroege te Alblasserdara, voor f 422 loodwit door de heeren G. Prince Zonen alhier, voor 4596, en voor garen door de Goud- sche machinale garenspinnery alhier, voor 1720.30. In de vergadering van het bestuur van het water schap den Hoogen Boezem achter Haastrecht, den 29 Juni gehouden te Vlist, is tot voorzitter her kozen de heer A. P. H. A. De Kleijn te Ameide. Als leden ran het bestuur hebben zitting genomen de heeren Antonie Van Sobaik, Cornelis Slinger land en T. M. Driesen, respectievelijk in de plaats van de heeren A., Vink, B. Wenk en C. Straver. De leden van Zevenhuizen aan heeren J. Vente Lz. de noodige vorming kon erlangen. Het is dor overheid by uitstek waardig, zeide hy, licht te verspreidenhet is publiek belang. Hy noemde het onderwys een der hoogste algemeene be langen van den staat en achtte het staats gezag gehouden behoorlyk voor het onderling verband der verschillende takken en inrichtingen van onderwys te zorgen en met zyne middelen aan te vullen, wat er ontbrak aan hetgeen particulieren op dat gebied hadden tot stand gebracht, ten einde een volledig stelsel van schoolonderwijs te verkrijgen. Zoo stonden dus de zaken, toen de grond wetsherziening van ’48 aan de orde kwam. Wettelijk was het bijzonder onderwys niet uitgesloten, maar feitelyk strekte zich de lands- vaderlyke zorg uit over het geheele onderwys en belette de oprichting van de scholen met bepaalde kleur. De kerkeljjke partyen wilden meer vrjjheid, niet uit beginsel, maar zooals steeds het geval is als zij om vrjjheid roepen, omdat die in hun kraam te pas kwam. Terecht herinnert dr. Betz aan Groen, die in 1829 nog den Koning bezwoer geen vrjjheid van onder wys te geven, omdat de Katholieken toen er om vroegen. «Maar na de afscheiding van België, en toen Groen in het stichten van bijzondere scholen werd tegengewerkt door anderen, die zyne leerstellingen verderfelijk noemden, was vrjjheid van onderwys de leus. Ziedaar den antirevolutionair gelijk hij reilt en zeilt. Vrij heid begeert hij in de ruimste mate voor zich zelvenvrijheid onthoudt hy aan anderen zoolang het gaat.» Vrijheid was echter wel het beginsel der liberalen van '48. Daarom streden zij voor vrjjheid van onderwys, schoon zij voor zich zelven vrede hadden met de staatsschool.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1885 | | pagina 1