Buitenlandse!) Overzicht .e stlirr °m daaraan Zr POLITIE. KEIXXlSGEVINü. SCHOUW. is eenvoudig. In den stond san den 28en Juli jl. werd een agent san politie, die op de hoek san de Damstraat op post stond, door den besoh. aangesproken met de sraag, of hij ook wist of er nog pandjeshuilen opeu waren hij had n.l. eene jas, die hg gaarne serkoopen wilde. De politie dienaar sond de saak aiterst serdaoht, en na zioh met een oollega beraden te hebben, kwam hij tot de slotsom, dat het niet kwaad zonde wezen indien de onbekende eens een bezoek aan het politibureel aflegde. Met een zoet lijntje werd de besch. daar binnen geloodst, t. w. door hem wijs te maken, dat er op het bureel een telegrafist was, die de jas wel zou willen koopen. Eenmaal in handen der politie, werd de zaak spoedig opgehelderd. Het bleek n.l., en de besch. bekende dit ook later, dat de jas ontvreemd was uit het onderhuis san den restaurateur C. cp de Keizersgracht te Amsterdam. Deze zeer eenvoudige toedracht der feiten werd echter eenigszins verwikkeld door de vraag, of men den oesch. den diefstal kon toerekenen. Immers op de terechtzitting verklaarde de directeur van het buitengasthuis dr. Van Deventer, dat besch. her haalde malen in die inrichting was opgenomen, dewijl hg ladende was aan epileptische vallen; hg een lgder als de besch., dus verklaarde dr. v. D., kunnen er tusschen de toevallen in periodes voorkomen, waarin als 't ware in een staat van krankzinnigheid, verkeerde handelingen kunnen ge pleegd worden, die men niet kan aanrekenen. Dit lyden nu was grootendeels te wyten aan het mis bruik dat besch. van sterken drank maakt 't geluk van zyn huisgezin, zelfs zijne gezondheid had besch. daardoor verwoest. Ofschoon hg beweerde ook dien diefstal te hebbeu gepleegd in een toe stand van bewusteloosheid, was dr. v. D. van oor deel, dat men dezen diefstal den besch. wel kon aanrekenen, dewyl hij op den bewusten avond niet in den ziekelgkeu toestaud had verkeerd toch gaf de deskundige toe, dat hier nog twijfel mogeigk was. In allen gevalle achtte hij het wenschelijk dat besch. naar een krankzinnigengesticht werd op gezonden. Het O. M., ten deze waargenomen door den adv. gen. mr. Op ten Noort, was van meening dat men het feit ten deze den besch. wel kon aan rekenen. 's Maus ziekelijke toestand gaf hem aan leiding, hier slechts 4 maanden gemeebschappelgke opsluiting te eischen. De verdediger, mr. J. P. A. N. Caroli, kon zich met het gevoelen van het O. M. niet vereenigen en wa9 van meening dat de besch. aangezien men hem 't feit niet kon toe rekenen, van rechtvervolging moest worden ontslagen Uitspraak over acht dagen. In eene Maandag gehouden vergadering der af- deeling //Walcheren" der Zeeuwsche maatschappij van landbouw, werd o. a. gehandeld over de jacht wet. Reeds meermalen zijn in deze afdeeliug de nadeelen besproken, die de jachtwet aan onzen landbouw toebrengt, en o. a. ook in dit voorjaar ia hulp van het hoofdbestuur ingeroepen om tè trachtten enkele artikelen gewgzigd te krijgen. Met veel belangstelling was door de leden kennis geno men van het adres, gezouden aan de Tweede Kamer, door de afdeeling „YVarfura en omstreken*; van de vereeniging tot bevordering van politiek leven, waarin vooral werd aangedrongen op wijziging der artikelen 6, 16, 17 en 25 der jachtwet. Men achtte het bedrag vau 30 voor eene jachtakte »eel te hoog en wenschte zulks verminderd te zien tot op hoogstens 4, Erkennende de moeielijkheid en den langen weg, wanneer de con senten tot schieten van schadelijk gedierte by den Commissaris des Koniugs moeten worden aange vraagd, oordeelde men het beter, dat dergelgke conseuten ook te verkrijgen zouden zijn bij de burgemeesters. n Voor het verraiuderen der kosten eener akte pleitte ook het voordeel dat de schatkist zou putten uit het veel grooter aantal te nemen akten, terwijl het aantal jachtmisdaden aanzienlijk zou verminde ren, daar weinigen zich voor zulk een gering be drag zouden doen bekeuren. Algemeen werd de stelling toegejuicht, dat alle grondeigenaren tevens gebruikers, alle huurders en pachters van landeryen, behoudens rechten van derden, moeten mogen knnneu jagen op eigen grondeuterwijl het ook niet meer dan billyk werd geacht, dat elk landgebruiker het recht verkryge om zelf het wild te dooden dat zijn oogst vernielt. {U. D.) den jongstverloopen lomer had kunnen oversparen. Hond«rd-zevea-en-twintig p. at. in ééuen zomer te verdienen, is voor menig bekwaam en hard werkend man eene onmogelijkheid laat staan ze over te sparen Dauk zij der onverschilligheid van overheden en den wansmaak of bet misplaatste medeleden van het publiek is van alle luie en hinderlijke baantjes dat van orgel draaier wel een der meest winstgevende. Voor de recht bank te Manchester verscheen eergisteren zulk een ge raasmakende bedelaar met^ene klacht tegen eenen vakgenoot, die hem 10(r ontstolen had, zijnde het grootste gedeelte vaneen bedrag van 127, hatwelk I de aauklager op zijnen muzikalen zwerftocht iydens I De Haagsche corr. van de Zutf. Cf. brengt iu herinnering, dat do hoogleeraar mr. Opzoomer reeds 'oor "en Ja"" 194 onder het ontleedmes heeft genomen en de qualffioatie „weinig goeds eu weinig goed' er op heeft toegepast. Geen enkele zinsnede kon ra de oogen van dezen hoogleeraar genade vinden, en hoe scherp zijn afkeuring was moge ten over vloede blgkeu uit de volgende zinsneden, welke aan zgn in de Kon. Academie van Wetenschappen voor gedragen groudwetST-atudie zgn ontleend „De eerste paragraaf van art. 194 zegt inder daad niets. „De tweede ontsiert het practisehe voorschrift, dat de innohting van het openbaar onderwijs door de wet moet worden geregeld, door een nietig bijvoegsel dat slechts zooveel zin heeft, als noodig om tot onedele twisten en valsche aankiaohten te leiden. „De derde legt der overheid een last op de schou ders, die alleen daarom minder zwaar drukt, omdat ig willekeurig hem voor een goed deel van zich afwerpt. „De vierde schept gedachtenloos een toestand, waarvan men de gevolgen niet berekeut, stelt een ondoordachte en onbegrepen grensscheiding vast, waaruit uiets goeds, wel veel kwaads kan voorl- vloeien, en past op de deeien, door die grens van elkaar gescheiden, een verschil van behandeling toe, dal even ondoordacht moet heetep. „De vijfde eindelgk geeft iets, dat bijna zoo goed als niets is, meer den schijn dan het wezen van iets' De weinige iugeuomenheid van den Utreohtschen hoogleeraar met het artikel, spruit echter geenszins voort uit afkeer vau de beginselen, die in het artikei zgn neergelegd in gehechtheid aan het openbaar onderwgs wil Opzoomer voor niemand onderdoen maar wel uit afkeer van de slordige wjjze, waarop de Grondwetgever zgne gedachten heeft uitgedrukt en ook uit besef, dat het goede in het artikel nog' weder bedorven wordt door onnoodige en schadelijke bgvoegels. -i „Tegenwoordig gaat men eohter, zegt de scbr. van liberale zjjde veel verder. Men keurt niet alleen de bewoordingen van het artikel af, men be paalt zich niet tot het betoog, dat zonder verloo- ohemng van beginselen aan de voorstander» van het bgzonder onderwgs mspr vrgheid van beweging kan worden gegund, maar Sómmigen gaan zelfs zoover vau ook een afkeurend oordeel nit te spreken over het opeubaar onderwgs, dat een uitvloeisel is van de bestaande grondwettige voorschriften. „Die houding is des te meer te betreuren, omdat, voor zoover ik heb kunnen nagaan, alle vrijzinnige sprekers en schrijvers, die zich in dien geest hebben uitgelaten, daartoe gekomen zgn door eenvoudig de caricatuur, welke ffè clericalen in het belnng van huo zaak van het opeubaar onderwijs hebben ge- maakt, als het werkelyke beeld van hetgeen bestaat aan te merken. Welke die caricatuur ia, behoef ik nauwelijks te herinneren. „Het openbaar onderwgs zoo is van olerioaie zijde steeds geredeneerd, moet neutraal zgn dat wil zeggen, volstrekt kleurloos. De onderwijzer mag dus volstrekt niet het stempel van rgn persoonlijkheid op zgn onderwijs drukken hg moet doen alsof er geen godsdienst bestaat en mag zelfs het woord „God" niet noemen, kortom hjj mag zich voor geen enkel ideaal warm maken, en kan zich met karaktervorming niet bemoeien." "Moest het openbaar ouderwijs Werkeljjk zóó kleurloos en zóó geestdoodend zijn als het daar werd geschetst, dan zeker zou bet voor goed veroordeeld zijn maar gelukkig behoeft daarvan in de verste verie geen sprake te zgn. Misschien hebben de liberalen in vroegere jaren zelf wel tot die verkeerde opvatting van ons volksonderwijs aanleiding gegeven door steeds te sprekeu van het „neutraal» onderwijs, ofschoon ZIJ daarbij natourljjk niet op bet oog hadden de doode neutraliteit, die thans dienst moet doen ora het onderwgs te bekladden. Het woord „neutraal" komt noch in de grondwet, nooh in de schoolwet voor, en het onderwgs behoeft zeker niet neutraal te zgn in dien zin, dat de onderwijzer zich zou moeten onthouden van iets aan te voeren, waarover tnssohen de burgers verschil van gevoelen bestaat. Het eenige waarvan hg zieh moet ont houden, dot is het geven van aanstoot aan anders denkenden, maar men gevoelt het, dat is geheel wat anders. Zeer zeker raag hjj niet met minaehting spreken over hetgeen anderen heilig is, maar nergens is het hem verboden, er in het geheel niet over te spreken. „Met genoegen heb ik gezien, dat ook mr. W. H de Beaufort, die thans voor Amsterdam in de iweede Kamer zitting beeft, tegen die richting om het openbaar onderwgs eerst als een carioaluur voor te stellen en het daarna te bestrijden, ernstig protest heeft aangeleekend, en dat hjj met kracht in de .ere8zo?;ênDgtrt',00r d' r0epinft 8'aa. ot worde gegeven.» TOld°end Tifd. «U.Pebraari-,fl"«'''g van de Vragen des V «i-Mheen Tan üc han(J ,an ml een opstel getiteld „Dienstvervanging". De sohrij- ver wees daarin op de teleuratellingeo, die men an de dfenstve" d°°r' be°<"deeling van de dienstvervanging, te weinig acht te slaan op maatsobappelgke toestanden. Zgn hoofddoel was er tegen op ,e komen, da. de sooi.li.tiacbe leide" de bedenkingen, tegen de dienstvervanging aangé- iLn i i, je,8cb ln he' materieel maat- eohappelgk belang der onvermogende klasse In een n.enw opstel in de Sept.-aflevering Tn da" tijdschrift wgat de generaal nn op de overige ge zichtspunten in het militaire vraagstuk booMfeotor bij den regeling van den dienst- plioht komt in aanmerking hel beginsel, om den onvermgdeigken druk op de bevolking zoo weinig bezwarend en zoo billijk mogeigk te doen zijn. De dienstplicht wordt daartoe in twee trappen verdeeld, t. w. .in den dienst bg het staande leger den eigeulgken oonaoriptiedien.t, en in den land- w eerdienst, bg ons de schutteryen. Op te marken valt nu, dot nergens de geheele weerbare bevolking, zelfs niet tot oefeningen bg het leger wordt ingedeelddie druk van den let- terlgk algemeeneu dienstpliobt wordt overal te be warend geacht. Ter ontheffing daarvan, wordt het werkelgk ingelijfde contingent volgens twee grond slagen aangewezen, nl. door loting en door vrn- stelling op grond van maatschappelijke toestanden (eenige zoon, broederdienst). Het beginsel on van de wgze, waaiopt die vrijstellingen verleend worden, is de eigenlijke grondslag van de onderscheidene eonscriptiestelsels. Men zoekt dien grondslag veelal ten onrechte in de toepassing van de dienstvervanging, terwgl deze slechts een uitvloeisel of een correctief is van de regeling der vrijstellingen. Bij ons, waar de landsvaderlijkheid niet in eere is, worden die vrijstellingen verleend naar scherp om schreven wettelyke bepalingen, die strak en stroef, geen plooiing naar de eischen van het concrete geval toelaten aan de prudentie der autoriteiten laten zg mets over. Anders in het Duitsche stelsel. De algemeene beginselen van vrijstelling geeft de wet, de toepassing verblyft aan een met zorg gekozen commissie, die met de individüeele omstandigheden kan te rade gaan en van deze haar bevoegdheid ia ruime mate gebruik maakt. Men kan dus zeggen, dat de conscriptie onder scheiden grondslagen heeft, in druk geheel versohil- lend voor de ouderscheiden trappen van beschaving en fortuin en zulks geheel ten nadeele van de lagere klatfsen der raaatsohappy. Dit is de conse quente toepassing van datgene, wat zelfs door de meest fauatieke voorstanders van gelijkheid door persoonlgken dienst genoemd wordt^faciliteiten of temperingen geboden door maatschappelijke eischen.* Wat betreft de soldaten uit de conscriptie getrok- ken de eenjarigeu staan buiten de militaire huishouding zoo bestaat daarbij geen vermenging van maatschappelijke standen in het leger integen deel is alles er op ingericht om den soldatendienst te doen vervallen door ben, die maatschappelijk ook met soldaten overeenkomen. In dit opzicht is het resultaat vrij we! geïyk aan onzen toestand; alleen is bij de Dnitscbe stelsel de druk van den dienst bepaald zwaarder voor den minderen man, die daarvan niet kan vrijkomen, dan ingeval de commissie oordeelt dat zgn arbeid voor het gezin volstrekt onmisbaar is. Men moet alzoo erkennen dat er voor de onvermogende klasse geene aan leiding kan bestaan om, wegens redenen van billijk heid of eigeubelang, de toepassing van het Duitsche stelsel te verlangen. Aan het slot van zyn opstel, werpt de schr., om de eischen, bij ons voor de legervorming gesteld, te schatten, een blik op de stelling van Nederlaud in het Europeesche Slatenstelsel. Hg wijst daarby o. a. op de solidariteit onzer belangen met de onafhanke lijkheid van België. Een inlijving toch van België bij Frankrijk zou de Duitsche legers naar Holland voeren, een verovering van Holland door Pruisen zou Frankrgk België doen opeisohen. Materieel en moreel moeten dus Nederland en België elkander steunen in den stryd voor hun bestaan. Het hand haven van onze neutraliteit is nu niet eenvoudig een grensbewaking, waar by wg van het toeval, wie bet eerst ons grondgebied nadert, laten afbangen wien w|j als onzen vyand hebben te beschouwen maar het is het nemen van stelling aan onze grenzen en in onze strategische positie, ten einde bij den onvermijdelyken stryd als bondgenoot op te treden. Op grond van dergelgke overwegingen, noemde de schr., in zijn vorig opsttl, den geheel geïsoleerden strijd tegenover den dadelijken inval Te Madrid hebben geen nieuwe ongeregeldheden plaats gevonden en de mededeeling der Nordd. Allgem. Zeit. bevestigt de opvatting dat prins Von Bismarck een zoo harstochtelyke uitbarsting naar aanleiding van het bezetten van Yap niet had verwacht. Reeds voor eenige weken ontving de kanoneerboot Ilti» last om bet eiland te bezetten, maar zelfs wanneer de Duitsche regeering tegenbevel bad willen geven, was dit bg de gebrekkige telegraphische gemeenschap onmogelijk. In allen gevalle, verzekert het blad, dat de Duitsche regee- ring niet aan een zoo hartochtelijke uiting der volksverontwaardiging bad gedacht. Volgens den Berlijnschen berichtgever van de Standard heeft graaf Beuomar, de Spaausche gezant te Berlijn, uitdrukkelijk herhaald, hetgeen te Madrid reeds aan graaf Solms «as gezegd, dat de Spaansche regeering de beleediging der Duitsche vlag ten zeerste betreurde. Wanneer nu ook prins Von Bismarck geneigd is, om, geljjk reed» door enkele bladen werd gemeld, voorioopig van de bezetting van het eiland af te zien, bestaat er alle kans dat de onderhandelingen worden voortgezet en nog een minnelgke schikking wordt getroffen. Dit echter wordt door de Spaansche regeering als voorwaarde gesteld en wel op grond van nader ontvangen mededeelingen, dat de Spaansche vlag reeds was gehescben, toen de Duitsche kanonneer boot aankwam. Officieel is evenwel dit bericht niet, zoodat men zich voorioopig tevreden moet stellen met de wetenschap, dat noch te Berlijn, noch te Madrid aan het voorzetten der onder handelingen wordt gewanhoopt. De Timet komt heden met een bericht, dat, zoo het waar bijjkt te zgn, zeker de opgewondenheid in Spanje aanmerkelijk zal doen bedaren. Naar de correspondent van de Timet nit Madrid seint, heeft keizer Willem den Spaanscben vorst doeo weten, dat het nooit zijn bedoeling was geweest, om hem op eenige wgze te benadeelen. Zelfs zou de Duitsche regeering bereid zijn, om Tap te ontruimen en alle aanspraken op de Carolina-eilanden te laten varen, indien Spanje feitelijk sonvereiniteits-reehten op die eilanden wil uitoefenen. De cholera blijft in Spanje afnemen. Het aantal ziektegevallen bedraagt echter nog 1875 en dat der sterfgevallen 634 per dag. GEVONDEN en aan het bureau van politie gede poneerd een Oorbelletje bloedkraal met goud een Portemonnaie met 16 cents. van een overmachtigen vijand de minst waar schijnlijke onderstelling, die slechts het gevolg kan zgn van misslagen in ons politiek beleid. De heer Enderlein komt aldus tot de slotsom, dal wij eeo goed georganiseerd veldleger behoeven, waarvan de getalsterkte niet op te maken is uit altgd zeer problematieke beschouwingen betreffende een gtïsoleerde wanhopige atrjjd, maar gegrond moet zgn op onze staatkundige verhoudingen en op de militaire eischen daaraan verbonden, om met ernst en waardigheid te kannen optreden als observatie- leger bij gewapende neutraliteit. Een Amerikaansch blad, de mogelijkheid bespre kende van een ooriog tusschen Roeland en Enge land, brengt in herinnering de kosten voor beide volken van vroegere oorlogen, en komt daardoor tot de conclusie, dat, nu eenmaal het oorlogvoeren een quaeslie geworden is van kapitaal tegen kapitaal, een oorlog voor Rusland onmogelijk, voor Engeland hoogst noodlottig zou zijn. Het blad herinnert er ean, dat de oorlog tusschen Rusland en Turkije (1877—78) het eerste Kijk op 7,500,000 gld. daags te staan kwam. Ook duurde die oorlog slechts acht maanden en Rnslands papieren geld daalde tot twee derden der waarde. Hoe zou Rusland het nu tegen Engelsch kapitaal kunnen uithouden Engeland ter andere zijde, met een sohuld van 9,200,000,000 gld., kan moeielijk zgn industrie, zgn handel, zgn inwendige orde aan een hersenscbimmigen oorlog met Rusland wagen, schoon dat Rijk ook reeds een schuld van 1,000,000,000 gld. beeft, zonder daarbij Eogelandach crediet te genieten. Jnist door zgn orediet, roeent het Amerikaansche blad, ia Engeland tegen een oorlog gevrijwaard. Het half beschaafde Ruaünd zou zich om een Staats bankroet ai bitter w^jnig bekommeren. Uit Amsterdam wordt aan het Utr. Dagblad ge schreven In eene vergadering van deelhebbers in de leening van f 200,000 (waarvao genomen 150,000 en gestort 75,000 in Mei jl.), ge- gesloten ten behoeve van de Amsterdammer, Dagblad voor Nederland, toen dit blad overging aan de heeren Ellerman, Harms Co., ia medegedeeld, dat de gestorte som van 75,000, die strekken moest tot Januari e. k., is ingeteerd. De commissarissen voot de leening vonden, dat 't niet wel aanging de tweede storting op te vragen, omdat met dit bedrag de toekomst van het blad geenzins zou ziju ver zekerd. Besloten werd de heeren Ellerman, Harms Co. te vragen of zg op zioh nemen de uitgifte voort te zetten, ook wanneer de eventueele tweede atoning is verbruikt. Tot op dit oogenblik heeft het blad sedert 1 Januari 1883 de som van 575,000 gekost. Dezer dagen hoorden wij, zegt de Arn. Ct., van een ervaren paedagoog de opmerking, naar aan leiding van het feit, dat zooveel jongelieden niet aan de eischen van het examen beantwoorden „Wg hebben allen om strijd er op aangedrongen, dat onze jongelieden vooral de lichaamsoefeningen niet zouden nalaten, dat het waarlijk niet te verwon deren is, zoo velen hun lichaam oefenen ten na deele van hun geestontwikkeling." Een ander en niet minder juiste verklaring geeft Damas in zijn Haagsche Omtrekken van den slechten uitslag vau veel examens. Hg schrgft „Het is duidelijk, dat een reden moet bestaan voor de steeds talrjjker tekortkomingen der jonge lieden bg het afleggen hunner examioa, welke toch voor hen niet zwaarder gemaakt zullen worden dan oorbaar is, daar wel de examinatoren den wind zullen^ meten naar de vacht der schapen en lamme ren die ze onder hun behandeling krggen. Die reden, ik wil ze openbaren naar bet best van mgn weten, op gevaar af dat ik, door zoo groote open hartigheid, al mgn populariteit verlieze bg de hoop dn vaderlands. Maar dat verlies ware mij winst, indien ik aldus hel mgue had kuuneo bgdragen tot verbetering van een toestand, die ten slotte demo- raliseerend op een elk zou moeten werken en ons maken tot een gedropen volk en een gezakte natie. Welnu, ik vermeen dat tegenwoordig iu meer dan één opzicht te veel vrgheid aan jongelieden wordt gelaten, die het gebruik nog niet altgd ven het misbruik weten te onderscheiden. En hier spreek ik zoowel van vrge studie ais van vrjje uitspan ning. Wat de eerste betreft, men handelt niet wel door te veel over te laten aau het initiatief van knapen, die nog onmogelijk het nut kunnen inzien van vergaarde keunis, of door vrge studentjes te maken ran manneke» van twaalf en veertien jaren. Laat men den schooljongen gerust maar wat drillen Dat neemt niets weg van den eerbied, welke men der jeugd verschuldigd is, en 't zal haar ten goede komen, ai ware 'l slechts om haar te leeren gevoelen "at autoriteit iseen begrip, dat meer en meer dreigt te verdwijnen. En wat de vrije uitspanning aangaat, ook daar zij men voorzichtig en late zich niet enkel leiden door zgn goed hart. Oik weet het, niets is aangenamer dan tot een troep levens lustige jongelieden te zeggeu „Gaat uit, neemt het er goed van, ge sijt slechts éénmaal jong Maar wanneer den volgenden dag de zintuigen loom werken, de gedachten ver uit de koers zijn gestuurd, en dé lessen niet willen vlotten, wat dan En zoo die uitspanningen week aan week en ook in de week herhaald worden, en de draad der studiën telkens wordt afgebroken, wat dan aan het einde des jaars Wel, natuurlijk, een „pompen of verzuipen", dat nooh aan bat karakter, noch aan de wetenschap van den jongeling voordeel zal brengen. Ook al mocht het dezen gelukken, zioh door dat pompen te redden I Het schip blgft immers wrak In het Journal officiel is het besluit ran den President der Fransche republiek, gedagteekend 5 September, verschenen, waarbij de kiezers op 4 October opgeroepen worden tot het verkiezen van afgevaardigden voor de Kamer. Tegelijkertijd is eene circulaire van den minister van onderwijs aan de prefecten openbaar gemaakt, waarin, in hoofdzaak overeenkomende met die aau de bisschoppen,^ deu openbaren ouderwijzers door den heer Goblet'herinnerd wordt dat zg als amb tenaren de stengste onzijdigheid bij de aanstaande verkiezingen in aoht nemen moeten. Brisson woonde Dinsdag avond een kiezersmaaltijd bg hg hield bg die gelegenheid een lange redevoering en sprak van de taak der nieuwe Kamer, inzonderheid van de hervorming vau bet belastingstelsel. Van de bui- tenlandsche staatkunde sprekende, zeide Brisson dat de Republiek een waardigen vrede wenschthij gaf den wensch te kenden koloniale expedities geeiodigd te zien. Intusscheu constateerde hij dat de expeditie naar Madagascar niet was afgeloopen er bestaan daar nog moeilgkheden, die niet ono verkomelgk zijn. Pruisen gaat voort met de ruwe hand van het geweld vreemde onderhoorigen, Russische en Oosten- rij kscbe onderdanen, uit zgu Oostelijke provinciën te jagen. Slechts enkele bladen in het koninkrijk wagen het hun stem tegen deze anti-negentiende- eeuwsche opvatting van het volken- en individneele recht te verheffen, de meeste Duitsche bladen wgden in hun blinde Bismarckvereering luttele opmerkzaamheid aan het uitzetten der vreemde lingen, waarvan velen reeds jaren in Pruisen ver blijf bielden. Volgens mededeeling van Poolsch blad waren de Pruisische Polen voornemeps een deputatie aan den keizer te zenden, met versoek de bevelen tot uitdrgving der Russische en Oostenrgkiche Polen te herroepen. Zg hebben huo plan echter moeten opgeven, daar hun aangekondigd is, dat de Prui sische minister van binnenlaudsche zaken, de heer Putkamer, de noodige maatregelen bad genomen om hun verschgning voor den keizer te verhinderen. Rusland beeft niet lang geaarzeld met het nemen van represailleseerst zijn de grensbewoners aan de beurt en later volgt misschien een totale op ruiming der Pruisen in Rusland, maar zelfs Oos- tenrgk, de aan handen en voeten gebonden vriend van Pruisen, begint te vinden, dat de onverdraag zaamheid van de Berlijnsche regeering langzamer hand alle grenzen te buiten gaat het zou niet onmogelijk zgn, wanneer Oostenrijk het voorbeeld van Pruisen volgde. Op den duur zal de Oostenrijksch-Hougaarsche regeering, zelf ten hoogste ontevreden over Pruisen, zich niet kuonen verzetten tegen de eischen der publieke meeuing, die, verontwaardigd over hetgeen gebeurt, verlangt dat gelijke maatregelen op de Pruisische onderdanen in het vereenigde rijk worden toegepast. De Peeter Llogd, die in een opzieobareod artikel over dit ontwerp het vrg algemeene gevoelen in Oostenrijk weergeeft, rekent uit, dat men ongeveer twee Pruisen kan uitzetten tegen een Oostenrijker, vau Pruisisch grondgebied verdreven. Deze wedervergelding zou niets bevreemdends hebben, Pruisen lokt ze uit, maAr dit ook draagt de verantwoording, d^at een mnssa eerlijke, brave lieden, broodeloos rondzwerven, die zich aan geen andere euveldaad schuldig maakten dan dat zg buiten de grenzen vao hun eigeu land, waar hon- ger en gebrek hen verbeidden, door arbeid en vlijt in eigen onderhoud voorzagen. Zoo meldde de Voeeieche Ztgp, dat honderd en vier Oostenrgksche onderdanen uit Opper-Silezië zgn uitgewezen, waar onder zich verscheiden aanzienlijke kooplieden be vonden. Wellicht zou men in Duitschland aan deze alle palen en perken te buiten gaande willekeurige han delwijze der Pruisische regeering meer aandacht schenken, wanneer niet aller oogen onafgewend op Madrid staarden. De verhouding tusschen Spanje en Duitschland wordt gunstiger. De BURGEMEESTER ran Gouda, brengt bg deze ter kennis ean de belanghebbenden, dat door den Heer Provincialen Inspecteur der Directe Belastingen enz. te Rotterdam, op den 7 September 1885 is executoir verklaard Het le Kwartaals Kohier van de Belasting op het Personeel dienst 1885/86. Dat voormeld Kohier ter invordering is gesteld in handen van den Heer Ontvanger, dat ieder, die daarop voorkomt verplicht is, zijnen aanslag op den b(j de wet bepaalden voet te voldoen, en dat beden ingaat de termijn van DRIE MAANDEN, bin nen welken de reclames bebooreu te worden ingediend. GOUDA, den 9 September 1885. De Burgemeester voornoemd, VAN BERGEN IJZENDOORN. KENNISGEVING. INRICHTINGEN WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KUNNEN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda; Gelet op art. 8 der Wet van den 2n Juni 1875 {Staatsblad no. 95.) Doen te weten Dat zg vergnoeing hebben verleend aan den Heer L. J. Mimpen en zgne rechtverkrijgenden, tot het oprichteD eener bakkerij in het perceel gelegen in de Kuiperstraat geteekend K. tjj»s 2L2, kadaster sectie D. no. 315." rj&fcfwgl GOUDA, den 8 Sept. 1885. Burgemeester en VVetboud^/jpóÓrllemd, VAN BERGEN 'OTNDOORN. De Secretaris BROUWER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda. Gelet op art. 1 der ,Verordering op het zuiver houden enz: van Wateringen, Slooten eu andere Wa teren, die aan bijzondere personen toebehooreD. Brengen ter kennis van de eigenareu der slooten langs de Lange en Korte Korte Akkerende Hee renkadede Jan Philipskade en de Bleekerskade, dat

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1885 | | pagina 2