Buitenlandse!) Overzicht
.e stlirr °m daaraan Zr
POLITIE.
KEIXXlSGEVINü.
SCHOUW.
is eenvoudig. In den stond san den 28en Juli
jl. werd een agent san politie, die op de hoek
san de Damstraat op post stond, door den besoh.
aangesproken met de sraag, of hij ook wist of er
nog pandjeshuilen opeu waren hij had n.l. eene
jas, die hg gaarne serkoopen wilde. De politie
dienaar sond de saak aiterst serdaoht, en na zioh
met een oollega beraden te hebben, kwam hij tot
de slotsom, dat het niet kwaad zonde wezen indien
de onbekende eens een bezoek aan het politibureel
aflegde. Met een zoet lijntje werd de besch. daar
binnen geloodst, t. w. door hem wijs te maken,
dat er op het bureel een telegrafist was, die de
jas wel zou willen koopen. Eenmaal in handen
der politie, werd de zaak spoedig opgehelderd. Het
bleek n.l., en de besch. bekende dit ook later, dat
de jas ontvreemd was uit het onderhuis san den
restaurateur C. cp de Keizersgracht te Amsterdam.
Deze zeer eenvoudige toedracht der feiten werd
echter eenigszins verwikkeld door de vraag, of men
den oesch. den diefstal kon toerekenen. Immers
op de terechtzitting verklaarde de directeur van het
buitengasthuis dr. Van Deventer, dat besch. her
haalde malen in die inrichting was opgenomen,
dewijl hg ladende was aan epileptische vallen;
hg een lgder als de besch., dus verklaarde dr.
v. D., kunnen er tusschen de toevallen in periodes
voorkomen, waarin als 't ware in een staat van
krankzinnigheid, verkeerde handelingen kunnen ge
pleegd worden, die men niet kan aanrekenen. Dit
lyden nu was grootendeels te wyten aan het mis
bruik dat besch. van sterken drank maakt 't geluk
van zyn huisgezin, zelfs zijne gezondheid had
besch. daardoor verwoest. Ofschoon hg beweerde
ook dien diefstal te hebbeu gepleegd in een toe
stand van bewusteloosheid, was dr. v. D. van oor
deel, dat men dezen diefstal den besch. wel kon
aanrekenen, dewyl hij op den bewusten avond niet
in den ziekelgkeu toestaud had verkeerd toch gaf
de deskundige toe, dat hier nog twijfel mogeigk
was. In allen gevalle achtte hij het wenschelijk
dat besch. naar een krankzinnigengesticht werd op
gezonden.
Het O. M., ten deze waargenomen door den
adv. gen. mr. Op ten Noort, was van meening
dat men het feit ten deze den besch. wel kon aan
rekenen. 's Maus ziekelijke toestand gaf hem aan
leiding, hier slechts 4 maanden gemeebschappelgke
opsluiting te eischen. De verdediger, mr. J. P.
A. N. Caroli, kon zich met het gevoelen van het
O. M. niet vereenigen en wa9 van meening dat
de besch. aangezien men hem 't feit niet kon toe
rekenen, van rechtvervolging moest worden ontslagen
Uitspraak over acht dagen.
In eene Maandag gehouden vergadering der af-
deeling //Walcheren" der Zeeuwsche maatschappij
van landbouw, werd o. a. gehandeld over de jacht
wet. Reeds meermalen zijn in deze afdeeliug de
nadeelen besproken, die de jachtwet aan onzen
landbouw toebrengt, en o. a. ook in dit voorjaar
ia hulp van het hoofdbestuur ingeroepen om tè
trachtten enkele artikelen gewgzigd te krijgen. Met
veel belangstelling was door de leden kennis geno
men van het adres, gezouden aan de Tweede Kamer,
door de afdeeling „YVarfura en omstreken*; van
de vereeniging tot bevordering van politiek leven,
waarin vooral werd aangedrongen op wijziging der
artikelen 6, 16, 17 en 25 der jachtwet.
Men achtte het bedrag vau 30 voor eene
jachtakte »eel te hoog en wenschte zulks verminderd
te zien tot op hoogstens 4, Erkennende de
moeielijkheid en den langen weg, wanneer de con
senten tot schieten van schadelijk gedierte by den
Commissaris des Koniugs moeten worden aange
vraagd, oordeelde men het beter, dat dergelgke
conseuten ook te verkrijgen zouden zijn bij de
burgemeesters. n
Voor het verraiuderen der kosten eener akte pleitte
ook het voordeel dat de schatkist zou putten uit
het veel grooter aantal te nemen akten, terwijl
het aantal jachtmisdaden aanzienlijk zou verminde
ren, daar weinigen zich voor zulk een gering be
drag zouden doen bekeuren.
Algemeen werd de stelling toegejuicht, dat alle
grondeigenaren tevens gebruikers, alle huurders en
pachters van landeryen, behoudens rechten van
derden, moeten mogen knnneu jagen op eigen
grondeuterwijl het ook niet meer dan billyk werd
geacht, dat elk landgebruiker het recht verkryge
om zelf het wild te dooden dat zijn oogst vernielt.
{U. D.)
den jongstverloopen lomer had kunnen oversparen.
Hond«rd-zevea-en-twintig p. at. in ééuen zomer te
verdienen, is voor menig bekwaam en hard werkend
man eene onmogelijkheid laat staan ze over te
sparen
Dauk zij der onverschilligheid van overheden en den
wansmaak of bet misplaatste medeleden van het publiek
is van alle luie en hinderlijke baantjes dat van orgel
draaier wel een der meest winstgevende. Voor de recht
bank te Manchester verscheen eergisteren zulk een ge
raasmakende bedelaar met^ene klacht tegen eenen
vakgenoot, die hem 10(r ontstolen had, zijnde het
grootste gedeelte vaneen bedrag van 127, hatwelk I
de aauklager op zijnen muzikalen zwerftocht iydens I
De Haagsche corr. van de Zutf. Cf. brengt iu
herinnering, dat do hoogleeraar mr. Opzoomer reeds
'oor "en Ja"" 194 onder het ontleedmes heeft
genomen en de qualffioatie „weinig goeds eu weinig
goed' er op heeft toegepast. Geen enkele zinsnede
kon ra de oogen van dezen hoogleeraar genade vinden,
en hoe scherp zijn afkeuring was moge ten over
vloede blgkeu uit de volgende zinsneden, welke aan
zgn in de Kon. Academie van Wetenschappen voor
gedragen groudwetST-atudie zgn ontleend
„De eerste paragraaf van art. 194 zegt inder
daad niets.
„De tweede ontsiert het practisehe voorschrift, dat
de innohting van het openbaar onderwijs door de
wet moet worden geregeld, door een nietig bijvoegsel
dat slechts zooveel zin heeft, als noodig om tot onedele
twisten en valsche aankiaohten te leiden.
„De derde legt der overheid een last op de schou
ders, die alleen daarom minder zwaar drukt, omdat
ig willekeurig hem voor een goed deel van zich
afwerpt.
„De vierde schept gedachtenloos een toestand,
waarvan men de gevolgen niet berekeut, stelt een
ondoordachte en onbegrepen grensscheiding vast,
waaruit uiets goeds, wel veel kwaads kan voorl-
vloeien, en past op de deeien, door die grens van
elkaar gescheiden, een verschil van behandeling toe,
dal even ondoordacht moet heetep.
„De vijfde eindelgk geeft iets, dat bijna zoo goed
als niets is, meer den schijn dan het wezen van iets'
De weinige iugeuomenheid van den Utreohtschen
hoogleeraar met het artikel, spruit echter geenszins
voort uit afkeer vau de beginselen, die in het artikei
zgn neergelegd in gehechtheid aan het openbaar
onderwgs wil Opzoomer voor niemand onderdoen
maar wel uit afkeer van de slordige wjjze, waarop
de Grondwetgever zgne gedachten heeft uitgedrukt
en ook uit besef, dat het goede in het artikel nog'
weder bedorven wordt door onnoodige en schadelijke
bgvoegels. -i
„Tegenwoordig gaat men eohter, zegt de scbr.
van liberale zjjde veel verder. Men keurt niet
alleen de bewoordingen van het artikel af, men be
paalt zich niet tot het betoog, dat zonder verloo-
ohemng van beginselen aan de voorstander» van het
bgzonder onderwgs mspr vrgheid van beweging kan
worden gegund, maar Sómmigen gaan zelfs zoover vau
ook een afkeurend oordeel nit te spreken over het
opeubaar onderwgs, dat een uitvloeisel is van de
bestaande grondwettige voorschriften.
„Die houding is des te meer te betreuren, omdat,
voor zoover ik heb kunnen nagaan, alle vrijzinnige
sprekers en schrijvers, die zich in dien geest hebben
uitgelaten, daartoe gekomen zgn door eenvoudig de
caricatuur, welke ffè clericalen in het belnng van
huo zaak van het opeubaar onderwijs hebben ge-
maakt, als het werkelyke beeld van hetgeen bestaat
aan te merken. Welke die caricatuur ia, behoef ik
nauwelijks te herinneren. „Het openbaar onderwgs
zoo is van olerioaie zijde steeds geredeneerd, moet
neutraal zgn dat wil zeggen, volstrekt kleurloos. De
onderwijzer mag dus volstrekt niet het stempel van
rgn persoonlijkheid op zgn onderwijs drukken hg
moet doen alsof er geen godsdienst bestaat en mag
zelfs het woord „God" niet noemen, kortom hjj mag
zich voor geen enkel ideaal warm maken, en kan
zich met karaktervorming niet bemoeien."
"Moest het openbaar ouderwijs Werkeljjk zóó
kleurloos en zóó geestdoodend zijn als het daar werd
geschetst, dan zeker zou bet voor goed veroordeeld
zijn maar gelukkig behoeft daarvan in de verste
verie geen sprake te zgn. Misschien hebben de
liberalen in vroegere jaren zelf wel tot die verkeerde
opvatting van ons volksonderwijs aanleiding gegeven
door steeds te sprekeu van het „neutraal» onderwijs,
ofschoon ZIJ daarbij natourljjk niet op bet oog
hadden de doode neutraliteit, die thans dienst moet
doen ora het onderwgs te bekladden. Het woord
„neutraal" komt noch in de grondwet, nooh in de
schoolwet voor, en het onderwgs behoeft zeker niet
neutraal te zgn in dien zin, dat de onderwijzer
zich zou moeten onthouden van iets aan te voeren,
waarover tnssohen de burgers verschil van gevoelen
bestaat. Het eenige waarvan hg zieh moet ont
houden, dot is het geven van aanstoot aan anders
denkenden, maar men gevoelt het, dat is geheel wat
anders. Zeer zeker raag hjj niet met minaehting
spreken over hetgeen anderen heilig is, maar nergens
is het hem verboden, er in het geheel niet over te
spreken.
„Met genoegen heb ik gezien, dat ook mr. W. H
de Beaufort, die thans voor Amsterdam in de
iweede Kamer zitting beeft, tegen die richting om
het openbaar onderwgs eerst als een carioaluur voor
te stellen en het daarna te bestrijden, ernstig protest
heeft aangeleekend, en dat hjj met kracht in de
.ere8zo?;ênDgtrt',00r d' r0epinft 8'aa. ot
worde gegeven.» TOld°end
Tifd. «U.Pebraari-,fl"«'''g van de Vragen des
V «i-Mheen Tan üc han(J ,an ml
een opstel getiteld „Dienstvervanging". De sohrij-
ver wees daarin op de teleuratellingeo, die men
an de dfenstve" d°°r' be°<"deeling
van de dienstvervanging, te weinig acht te slaan
op maatsobappelgke toestanden. Zgn hoofddoel was
er tegen op ,e komen, da. de sooi.li.tiacbe leide"
de bedenkingen, tegen de dienstvervanging aangé-
iLn i i, je,8cb ln he' materieel maat-
eohappelgk belang der onvermogende klasse In
een n.enw opstel in de Sept.-aflevering Tn da"
tijdschrift wgat de generaal nn op de overige ge
zichtspunten in het militaire vraagstuk
booMfeotor bij den regeling van den dienst-
plioht komt in aanmerking hel beginsel, om den
onvermgdeigken druk op de bevolking zoo weinig
bezwarend en zoo billijk mogeigk te doen zijn.
De dienstplicht wordt daartoe in twee trappen
verdeeld, t. w. .in den dienst bg het staande leger
den eigeulgken oonaoriptiedien.t, en in den land-
w eerdienst, bg ons de schutteryen.
Op te marken valt nu, dot nergens de geheele
weerbare bevolking, zelfs niet tot oefeningen bg
het leger wordt ingedeelddie druk van den let-
terlgk algemeeneu dienstpliobt wordt overal te be
warend geacht. Ter ontheffing daarvan, wordt het
werkelgk ingelijfde contingent volgens twee grond
slagen aangewezen, nl. door loting en door vrn-
stelling op grond van maatschappelijke toestanden
(eenige zoon, broederdienst). Het beginsel on van
de wgze, waaiopt die vrijstellingen verleend worden,
is de eigenlijke grondslag van de onderscheidene
eonscriptiestelsels. Men zoekt dien grondslag veelal
ten onrechte in de toepassing van de dienstvervanging,
terwgl deze slechts een uitvloeisel of een correctief
is van de regeling der vrijstellingen.
Bij ons, waar de landsvaderlijkheid niet in eere is,
worden die vrijstellingen verleend naar scherp om
schreven wettelyke bepalingen, die strak en stroef,
geen plooiing naar de eischen van het concrete geval
toelaten aan de prudentie der autoriteiten laten zg
mets over. Anders in het Duitsche stelsel. De
algemeene beginselen van vrijstelling geeft de wet,
de toepassing verblyft aan een met zorg gekozen
commissie, die met de individüeele omstandigheden
kan te rade gaan en van deze haar bevoegdheid ia
ruime mate gebruik maakt.
Men kan dus zeggen, dat de conscriptie onder
scheiden grondslagen heeft, in druk geheel versohil-
lend voor de ouderscheiden trappen van beschaving
en fortuin en zulks geheel ten nadeele van de
lagere klatfsen der raaatsohappy. Dit is de conse
quente toepassing van datgene, wat zelfs door de
meest fauatieke voorstanders van gelijkheid door
persoonlgken dienst genoemd wordt^faciliteiten of
temperingen geboden door maatschappelijke eischen.*
Wat betreft de soldaten uit de conscriptie getrok-
ken de eenjarigeu staan buiten de militaire
huishouding zoo bestaat daarbij geen vermenging
van maatschappelijke standen in het leger integen
deel is alles er op ingericht om den soldatendienst
te doen vervallen door ben, die maatschappelijk
ook met soldaten overeenkomen. In dit opzicht is
het resultaat vrij we! geïyk aan onzen toestand;
alleen is bij de Dnitscbe stelsel de druk van den
dienst bepaald zwaarder voor den minderen man,
die daarvan niet kan vrijkomen, dan ingeval de
commissie oordeelt dat zgn arbeid voor het gezin
volstrekt onmisbaar is. Men moet alzoo erkennen
dat er voor de onvermogende klasse geene aan
leiding kan bestaan om, wegens redenen van billijk
heid of eigeubelang, de toepassing van het Duitsche
stelsel te verlangen.
Aan het slot van zyn opstel, werpt de schr., om
de eischen, bij ons voor de legervorming gesteld, te
schatten, een blik op de stelling van Nederlaud in
het Europeesche Slatenstelsel. Hg wijst daarby o. a.
op de solidariteit onzer belangen met de onafhanke
lijkheid van België. Een inlijving toch van België
bij Frankrijk zou de Duitsche legers naar Holland
voeren, een verovering van Holland door Pruisen
zou Frankrgk België doen opeisohen. Materieel en
moreel moeten dus Nederland en België elkander
steunen in den stryd voor hun bestaan. Het hand
haven van onze neutraliteit is nu niet eenvoudig
een grensbewaking, waar by wg van het toeval, wie
bet eerst ons grondgebied nadert, laten afbangen
wien w|j als onzen vyand hebben te beschouwen
maar het is het nemen van stelling aan onze
grenzen en in onze strategische positie, ten einde
bij den onvermijdelyken stryd als bondgenoot op te
treden. Op grond van dergelgke overwegingen,
noemde de schr., in zijn vorig opsttl, den geheel
geïsoleerden strijd tegenover den dadelijken inval
Te Madrid hebben geen nieuwe ongeregeldheden
plaats gevonden en de mededeeling der Nordd.
Allgem. Zeit. bevestigt de opvatting dat prins Von
Bismarck een zoo harstochtelyke uitbarsting naar
aanleiding van het bezetten van Yap niet had
verwacht. Reeds voor eenige weken ontving de
kanoneerboot Ilti» last om bet eiland te bezetten,
maar zelfs wanneer de Duitsche regeering tegenbevel
bad willen geven, was dit bg de gebrekkige
telegraphische gemeenschap onmogelijk. In allen
gevalle, verzekert het blad, dat de Duitsche regee-
ring niet aan een zoo hartochtelijke uiting der
volksverontwaardiging bad gedacht.
Volgens den Berlijnschen berichtgever van de
Standard heeft graaf Beuomar, de Spaausche gezant
te Berlijn, uitdrukkelijk herhaald, hetgeen te Madrid
reeds aan graaf Solms «as gezegd, dat de Spaansche
regeering de beleediging der Duitsche vlag ten
zeerste betreurde. Wanneer nu ook prins Von
Bismarck geneigd is, om, geljjk reed» door enkele
bladen werd gemeld, voorioopig van de bezetting
van het eiland af te zien, bestaat er alle kans
dat de onderhandelingen worden voortgezet en
nog een minnelgke schikking wordt getroffen.
Dit echter wordt door de Spaansche regeering
als voorwaarde gesteld en wel op grond van nader
ontvangen mededeelingen, dat de Spaansche vlag
reeds was gehescben, toen de Duitsche kanonneer
boot aankwam. Officieel is evenwel dit bericht
niet, zoodat men zich voorioopig tevreden moet
stellen met de wetenschap, dat noch te Berlijn,
noch te Madrid aan het voorzetten der onder
handelingen wordt gewanhoopt.
De Timet komt heden met een bericht, dat, zoo
het waar bijjkt te zgn, zeker de opgewondenheid in
Spanje aanmerkelijk zal doen bedaren. Naar de
correspondent van de Timet nit Madrid seint, heeft
keizer Willem den Spaanscben vorst doeo weten,
dat het nooit zijn bedoeling was geweest, om hem
op eenige wgze te benadeelen. Zelfs zou de Duitsche
regeering bereid zijn, om Tap te ontruimen en
alle aanspraken op de Carolina-eilanden te laten
varen, indien Spanje feitelijk sonvereiniteits-reehten
op die eilanden wil uitoefenen.
De cholera blijft in Spanje afnemen. Het aantal
ziektegevallen bedraagt echter nog 1875 en dat
der sterfgevallen 634 per dag.
GEVONDEN en aan het bureau van politie gede
poneerd een Oorbelletje bloedkraal met goud
een Portemonnaie met 16 cents.
van een overmachtigen vijand de minst waar
schijnlijke onderstelling, die slechts het gevolg kan
zgn van misslagen in ons politiek beleid.
De heer Enderlein komt aldus tot de slotsom,
dal wij eeo goed georganiseerd veldleger behoeven,
waarvan de getalsterkte niet op te maken is uit
altgd zeer problematieke beschouwingen betreffende
een gtïsoleerde wanhopige atrjjd, maar gegrond
moet zgn op onze staatkundige verhoudingen en op
de militaire eischen daaraan verbonden, om met ernst
en waardigheid te kannen optreden als observatie-
leger bij gewapende neutraliteit.
Een Amerikaansch blad, de mogelijkheid bespre
kende van een ooriog tusschen Roeland en Enge
land, brengt in herinnering de kosten voor beide
volken van vroegere oorlogen, en komt daardoor
tot de conclusie, dat, nu eenmaal het oorlogvoeren
een quaeslie geworden is van kapitaal tegen
kapitaal, een oorlog voor Rusland onmogelijk, voor
Engeland hoogst noodlottig zou zijn. Het blad
herinnert er ean, dat de oorlog tusschen Rusland
en Turkije (1877—78) het eerste Kijk op 7,500,000
gld. daags te staan kwam. Ook duurde die oorlog
slechts acht maanden en Rnslands papieren geld
daalde tot twee derden der waarde. Hoe zou
Rusland het nu tegen Engelsch kapitaal kunnen
uithouden Engeland ter andere zijde, met een
sohuld van 9,200,000,000 gld., kan moeielijk zgn
industrie, zgn handel, zgn inwendige orde aan een
hersenscbimmigen oorlog met Rusland wagen, schoon
dat Rijk ook reeds een schuld van 1,000,000,000 gld.
beeft, zonder daarbij Eogelandach crediet te genieten.
Jnist door zgn orediet, roeent het Amerikaansche
blad, ia Engeland tegen een oorlog gevrijwaard. Het
half beschaafde Ruaünd zou zich om een Staats
bankroet ai bitter w^jnig bekommeren.
Uit Amsterdam wordt aan het Utr. Dagblad ge
schreven In eene vergadering van deelhebbers in
de leening van f 200,000 (waarvao genomen
150,000 en gestort 75,000 in Mei jl.), ge-
gesloten ten behoeve van de Amsterdammer, Dagblad
voor Nederland, toen dit blad overging aan de
heeren Ellerman, Harms Co., ia medegedeeld, dat
de gestorte som van 75,000, die strekken moest
tot Januari e. k., is ingeteerd. De commissarissen
voot de leening vonden, dat 't niet wel aanging de
tweede storting op te vragen, omdat met dit bedrag
de toekomst van het blad geenzins zou ziju ver
zekerd. Besloten werd de heeren Ellerman, Harms
Co. te vragen of zg op zioh nemen de uitgifte
voort te zetten, ook wanneer de eventueele tweede
atoning is verbruikt. Tot op dit oogenblik heeft
het blad sedert 1 Januari 1883 de som van
575,000 gekost.
Dezer dagen hoorden wij, zegt de Arn. Ct., van
een ervaren paedagoog de opmerking, naar aan
leiding van het feit, dat zooveel jongelieden niet
aan de eischen van het examen beantwoorden „Wg
hebben allen om strijd er op aangedrongen, dat
onze jongelieden vooral de lichaamsoefeningen niet
zouden nalaten, dat het waarlijk niet te verwon
deren is, zoo velen hun lichaam oefenen ten na
deele van hun geestontwikkeling."
Een ander en niet minder juiste verklaring geeft
Damas in zijn Haagsche Omtrekken van den slechten
uitslag vau veel examens. Hg schrgft
„Het is duidelijk, dat een reden moet bestaan
voor de steeds talrjjker tekortkomingen der jonge
lieden bg het afleggen hunner examioa, welke toch
voor hen niet zwaarder gemaakt zullen worden dan
oorbaar is, daar wel de examinatoren den wind
zullen^ meten naar de vacht der schapen en lamme
ren die ze onder hun behandeling krggen. Die
reden, ik wil ze openbaren naar bet best van mgn
weten, op gevaar af dat ik, door zoo groote open
hartigheid, al mgn populariteit verlieze bg de hoop
dn vaderlands. Maar dat verlies ware mij winst,
indien ik aldus hel mgue had kuuneo bgdragen tot
verbetering van een toestand, die ten slotte demo-
raliseerend op een elk zou moeten werken en ons
maken tot een gedropen volk en een gezakte natie.
Welnu, ik vermeen dat tegenwoordig iu meer dan
één opzicht te veel vrgheid aan jongelieden wordt
gelaten, die het gebruik nog niet altgd ven het
misbruik weten te onderscheiden. En hier spreek
ik zoowel van vrge studie ais van vrjje uitspan
ning. Wat de eerste betreft, men handelt niet wel
door te veel over te laten aau het initiatief van
knapen, die nog onmogelijk het nut kunnen inzien
van vergaarde keunis, of door vrge studentjes te maken
ran manneke» van twaalf en veertien jaren. Laat
men den schooljongen gerust maar wat drillen
Dat neemt niets weg van den eerbied, welke men
der jeugd verschuldigd is, en 't zal haar ten goede
komen, ai ware 'l slechts om haar te leeren gevoelen
"at autoriteit iseen begrip, dat meer en meer
dreigt te verdwijnen. En wat de vrije uitspanning
aangaat, ook daar zij men voorzichtig en late zich
niet enkel leiden door zgn goed hart. Oik weet
het, niets is aangenamer dan tot een troep levens
lustige jongelieden te zeggeu „Gaat uit, neemt het
er goed van, ge sijt slechts éénmaal jong Maar
wanneer den volgenden dag de zintuigen loom werken,
de gedachten ver uit de koers zijn gestuurd, en dé
lessen niet willen vlotten, wat dan En zoo die
uitspanningen week aan week en ook in de week
herhaald worden, en de draad der studiën telkens
wordt afgebroken, wat dan aan het einde des jaars
Wel, natuurlijk, een „pompen of verzuipen", dat
nooh aan bat karakter, noch aan de wetenschap van
den jongeling voordeel zal brengen. Ook al mocht
het dezen gelukken, zioh door dat pompen te redden I
Het schip blgft immers wrak
In het Journal officiel is het besluit ran den
President der Fransche republiek, gedagteekend 5
September, verschenen, waarbij de kiezers op 4
October opgeroepen worden tot het verkiezen van
afgevaardigden voor de Kamer.
Tegelijkertijd is eene circulaire van den minister
van onderwijs aan de prefecten openbaar gemaakt,
waarin, in hoofdzaak overeenkomende met die aau
de bisschoppen,^ deu openbaren ouderwijzers door
den heer Goblet'herinnerd wordt dat zg als amb
tenaren de stengste onzijdigheid bij de aanstaande
verkiezingen in aoht nemen moeten.
Brisson woonde Dinsdag avond een kiezersmaaltijd
bg hg hield bg die gelegenheid een lange redevoering
en sprak van de taak der nieuwe Kamer, inzonderheid
van de hervorming vau bet belastingstelsel. Van de bui-
tenlandsche staatkunde sprekende, zeide Brisson dat
de Republiek een waardigen vrede wenschthij gaf den
wensch te kenden koloniale expedities geeiodigd te
zien. Intusscheu constateerde hij dat de expeditie
naar Madagascar niet was afgeloopen er bestaan
daar nog moeilgkheden, die niet ono verkomelgk zijn.
Pruisen gaat voort met de ruwe hand van het
geweld vreemde onderhoorigen, Russische en Oosten-
rij kscbe onderdanen, uit zgu Oostelijke provinciën te
jagen. Slechts enkele bladen in het koninkrijk
wagen het hun stem tegen deze anti-negentiende-
eeuwsche opvatting van het volken- en individneele
recht te verheffen, de meeste Duitsche bladen
wgden in hun blinde Bismarckvereering luttele
opmerkzaamheid aan het uitzetten der vreemde
lingen, waarvan velen reeds jaren in Pruisen ver
blijf bielden.
Volgens mededeeling van Poolsch blad waren
de Pruisische Polen voornemeps een deputatie aan
den keizer te zenden, met versoek de bevelen tot
uitdrgving der Russische en Oostenrgkiche Polen
te herroepen. Zg hebben huo plan echter moeten
opgeven, daar hun aangekondigd is, dat de Prui
sische minister van binnenlaudsche zaken, de heer
Putkamer, de noodige maatregelen bad genomen om
hun verschgning voor den keizer te verhinderen.
Rusland beeft niet lang geaarzeld met het nemen
van represailleseerst zijn de grensbewoners aan
de beurt en later volgt misschien een totale op
ruiming der Pruisen in Rusland, maar zelfs Oos-
tenrgk, de aan handen en voeten gebonden vriend
van Pruisen, begint te vinden, dat de onverdraag
zaamheid van de Berlijnsche regeering langzamer
hand alle grenzen te buiten gaat het zou niet
onmogelijk zgn, wanneer Oostenrijk het voorbeeld
van Pruisen volgde.
Op den duur zal de Oostenrijksch-Hougaarsche
regeering, zelf ten hoogste ontevreden over Pruisen,
zich niet kuonen verzetten tegen de eischen der
publieke meeuing, die, verontwaardigd over hetgeen
gebeurt, verlangt dat gelijke maatregelen op de
Pruisische onderdanen in het vereenigde rijk worden
toegepast.
De Peeter Llogd, die in een opzieobareod artikel
over dit ontwerp het vrg algemeene gevoelen in
Oostenrijk weergeeft, rekent uit, dat men ongeveer
twee Pruisen kan uitzetten tegen een Oostenrijker,
vau Pruisisch grondgebied verdreven.
Deze wedervergelding zou niets bevreemdends
hebben, Pruisen lokt ze uit, maAr dit ook draagt
de verantwoording, d^at een mnssa eerlijke, brave
lieden, broodeloos rondzwerven, die zich aan geen
andere euveldaad schuldig maakten dan dat zg
buiten de grenzen vao hun eigeu land, waar hon-
ger en gebrek hen verbeidden, door arbeid en
vlijt in eigen onderhoud voorzagen. Zoo meldde de
Voeeieche Ztgp, dat honderd en vier Oostenrgksche
onderdanen uit Opper-Silezië zgn uitgewezen, waar
onder zich verscheiden aanzienlijke kooplieden be
vonden.
Wellicht zou men in Duitschland aan deze alle
palen en perken te buiten gaande willekeurige han
delwijze der Pruisische regeering meer aandacht
schenken, wanneer niet aller oogen onafgewend op
Madrid staarden.
De verhouding tusschen Spanje en Duitschland
wordt gunstiger.
De BURGEMEESTER ran Gouda, brengt bg deze
ter kennis ean de belanghebbenden, dat door den
Heer Provincialen Inspecteur der Directe Belastingen
enz. te Rotterdam, op den 7 September 1885 is
executoir verklaard
Het le Kwartaals Kohier van de Belasting op het
Personeel dienst 1885/86.
Dat voormeld Kohier ter invordering is gesteld
in handen van den Heer Ontvanger, dat ieder, die
daarop voorkomt verplicht is, zijnen aanslag op den
b(j de wet bepaalden voet te voldoen, en dat beden
ingaat de termijn van DRIE MAANDEN, bin
nen welken de reclames bebooreu te worden ingediend.
GOUDA, den 9 September 1885.
De Burgemeester voornoemd,
VAN BERGEN IJZENDOORN.
KENNISGEVING.
INRICHTINGEN WELKE GEVAAR, SCHADE
OF HINDER KUNNEN VEROORZAKEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda;
Gelet op art. 8 der Wet van den 2n Juni 1875
{Staatsblad no. 95.)
Doen te weten
Dat zg vergnoeing hebben verleend aan den
Heer L. J. Mimpen en zgne rechtverkrijgenden, tot
het oprichteD eener bakkerij in het perceel gelegen
in de Kuiperstraat geteekend K. tjj»s 2L2, kadaster
sectie D. no. 315." rj&fcfwgl
GOUDA, den 8 Sept. 1885.
Burgemeester en VVetboud^/jpóÓrllemd,
VAN BERGEN 'OTNDOORN.
De Secretaris
BROUWER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Gouda.
Gelet op art. 1 der ,Verordering op het zuiver
houden enz: van Wateringen, Slooten eu andere Wa
teren, die aan bijzondere personen toebehooreD.
Brengen ter kennis van de eigenareu der slooten
langs de Lange en Korte Korte Akkerende Hee
renkadede Jan Philipskade en de Bleekerskade, dat