BINNENLAND.
1880. Vrijdag 1 Jaanarl. N° 3333.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
V
I <t>.
GOUDSCHE COURANT.
GOUDA, 31 December 1885.
De collecte by gelegenheid van het voltrekken van
hnirelyken op het Raadhui* heeft in bet afgeloopen
jaar opgebracht 170 76.
In 1885 werd in de Spaarbank alhier ingelegd
63810.27 opgevraagd werd /^64842.77#.
De hulpbank verleende 53 voorsobotten tot een
gezamenlijk bedrag van f 9140. J
SCHAAK-CORBESPC
MlENTIE.
Utreohl (fftt)
Goud* (Zwart).
1.
e2 e4.
el s5.
2.
Pgl f3.
Pb8 c6.
3.
Rfl c4.
Rf8 c5.
4.
b2 b4.
Rc5 X b4-
S.
'c£ c3.
Kb4 c5.
6.
<12 <14.
.5 X <W.
7.
O O.
d7 d6.
8.
03 X
Roö b6.
9.
d4 d5.
Po6 «5.
10.
Kol b2.
Pg8 - «7.
11.
Rc4 d3.
O O.
12.
Pbl c3.
Pe7 g8.
18.
Pc3 »2:
«7 c5.
14.
Ddl d2.
f7 f6.
1».
Kgl hl.
D». van der Menien, van Veendam, heeft de toe-
legging van beroep naar de gemeente Haastrecht
aangenomen.
- In de gemeente Haaetrecht heeft zich al* art*
gevestigd de heer Mari, van Buitenpost (Friesland).
Naar wy vernemen, is een wetsontwerp tot wy-
siginr van de wet op de Postspaarbank in bewerking.
De Regeering wil de wet in dien geest wysigeo
dat ook bedragen boven 800 tegen rente kunnen
worden ingebracht.
Indertyd is er aan de Hooge Regeeriog een ver
zoekschrift gericht, onderteekend door tal van bur
gemeesters iu de verschillende deelen des ryks,
bestoren van land bouwmaatschappijen en aodere
belanghebbenden, tot aanleg of subsidieering van
een syitematisoh net van stoomtramwegen hier te
lande. Naar wy thans vernemen, is aan adressan
ten in hoofdzaak te kennen gegeven dat de Regeering
het nut van den aaoleg van* stoomtramwegen ter
bevordering van bet looaal verkeer te plattelacde
met adressanten erkent, en gaarne bereid is, gelyk
tot nu toe, rijkswegen daartoe besohikbaar te stellen,
voor zoover het gewone verkeer het medegebruik
daarvan gedoogt, dooh dat de Regeering in het
algemeen geen uitzicht kan geven op het bevorderen
van financieele hulp vao het Ryk ten behoeve van
dtfn aaoleg van stoomtramwegen.
Mededeelende dat de Minister van Binnenlandsche
Zaken afwijzend beschikt heeft op het verzoek van
het Bakkersbond, om bakkersleerlingen kosteloos tot
de lessen in de scheikunde aau de H. B. scholen
toe te laten, zegt de Arnh. Cl.:
wDit doet ons leed. Zoo gaarne hadden wy ge-
wensoht, dat de Minister het verzoek van de bak
kers had ingewilligd, om dan eens te zien hoeveel
jongelieden na drie jaar van dat voorrecht nog
gebruik maakten.
#Wjj zyn overtuigd dat vóór het einde van het
eerste proefjaar de enkelen, die de lessen volgden,
reeds zouden verdwenen zyn en geen opvolgers
zouden vinden. Als adressanten eenig begrip hadden
van de manier waarop scheikunde moet onderwezen
worden, zouden ze nooit tot zulk een verzoek zijn
overgegaan, en, 't is mogelijk dat we ons bedriegen,
maar wy betwijfelen het hard, of één enkele bak
kersleerling ooit, met het oog op zyn vak, les in
de scheikunde heeft genomen, liet geheele adres
is de vrucht van een invallende gedachte, waarmede
men zich waarschynlyk hoofdzakelijk slechts ver-
eenigde, omdat op die wyze het Bond eenig blijk
van leven gaf en de inwilliging of weigering van het
verzoek volkomen hetzelfde was."
De oud-geuieofficier A. A. Beekman, uit Zutphen,
heeft dezer dagSn te Arnhem gesproken over *de
afsluiting en drjttglegging van de Zuiderzee".
Na een histofisch overzicht gegeven en de betee-
kenis der droogmaking besproken te hebben, stelde
zoo gaat het verslag der Amh. Cl. voort de
heer B. zich op het tegenwoordige standpunt. Hy
meende d£t de heeren Bums en Van Diggelen wel
vasthielden aan een zeer lofwaardig hoofddenkbeeld,
nl.: de uitschuring der zeegaten en bet afnemen
der eilanden vooral aan de binnenzijde, bedreigt
de noordelijke, slechts door dyken beschermde kusten
met steeds toenemende gevareneenmaal, als de
eilanden verdwijnen, zullen Friesland enz. waarschyn
lyk niet meer te behouden tija, daarom willen zy
aftluiten van de Zuiderzee van de Noordzee in de
eerste plaats; daarbinnen kon dan partieel worden
drooggemaakt.
Aangenomen echter dat een afsluiting tnsschan
en onmiddellijk achter de eilanden technisch uit
voerbaar is (hoewel er 2 zeer diepe gaten bij zyn),
zoo betwijfelt spreker echter teer de mogelijkheid
er van, met het oog op de noodzakelijkheid van
deu afgesloten plas op peil ta moeten honden, wil
men de afwatering van aangrenzende landen niet
beletten. In tijden van hoog water tullen IJssel enz.
zeker een 3000 Ms. per teconde aanvoeren; hoeveel
tluisen zyn er noodig om dit water per teconde
weer te looien? Uit een financieel oogpunt is
hieraan niet te denken. Wellicht is de beste op
lossing deze
Terugkeer tot het denkbeelddroogmaking van
bet zuidelijk deal, want dakr^tggen 15M$0 hect»ren
mn hooge waarde, en daarna of gc^iaÉUjelijk reeds
te gelyk afslniting van enkele zeegaptjjn verband
met een van Regeeringswege aauM&aff werk tot
aanslibbing der Wadden tan zniden%an Ameland
en daarna dichting vau het Amelatfdsche gat enz.
In elk geval één open verbindiog tnsachen Zuiderzee
en Noordzee, waardoor veel minded water dan na
binnenkomt, maar de afwatering tevens natuurlyk is.
Spr. eindigde met de social^ en economische
voordeelen van de grootsohe onderneming in het
licht te stellen, vooral in onze tijden van arbeids-
gebrek en overbevolking, en verdedigde een krach
tige en spoedige onderneming vau het werk tegen
van verschillende zijden nu en dan geopperde bezwaren.
Staten-Gener&al. Eerste Kamer. Zitting
van 30 Dec.
In deze zitting is na eenige discussie met 31
tegen 4 stemmen aangenomen de verhooging van
den aecyns op het Gedistilleerd, de verhooging van
bet Overgangsrecht met 32 tegen 3 st., eu de ver
hooging van bet Zegelrecht op Effecteu met 29
tegen 6 st.
De Minister verklaarde, dat de Regeering vryheid
denkt te geven aan bezitters van bniteulandsobe
effecten, welke voor de iuvoering van deze wet zyn
uitgegeven, om se met plakzegel te stempelen tegen
/I per /lOÖO. Willen zij gebruik maken van bet
voorrecht «pa slechts 20 cents per mills te betalen,
dan moeten zy binnen 6 maanden hunne effecten laten
zegeleu by den ontvanger.
De wet op de Middelen is aangenomen met alge-
roeene stemmen, nadat de Heer Van Royen den
Minister sterk had bestreden op grond vau diens
zwakheid tegenover zyne ambtgenooteu. De Minister
constateerde, dat de gewone middelen de gewone uit
gaven met ƒ49,000 overtreffen.
De Kamer is gescheiden tot Maandag 11 Januari,
des avonds te 8 uren.
Grondwetsherziening. Art. 194. Dinsdag is 't
Voorloopig Verslag van het Afdeeliugsonderzoek
over 't wetsontwerp tot wyzigiog vau het Xe Hoofd
stuk der Grondwet verschénba.\ Sommige leden
hadden indiening van dit «|eMutwerp betreurd;
vele andere deelden dat gevol(|n echter niet.
Moeten de hoofdtrekken der regeling van het
ouderwys io de grondwet vervat zijn rEokele
leden waren geneigd deze vraag ontkennend te be
antwoorden de meerderheid der leden meende echter
dat de grondwetgever op een zoo gewichtig pont
de moeielijkheden niet mocht ontwijken door de
regeling aan den gewonen wetgever over te laten.
Behoort art. 194 onveranderd te blijven Ver
scheidene leden vonden in het voorstel der Reg.
geen aanleiding om tot verandering mede te werkeo;
de overwinning van een der beide partijen kon
slechts bevrediging geven in afwachting van zulk
een oplossing gaven zij aan 't onveranderd behoud
van art. 194 de voorkeur boven een gedeeltelijk
toegeven.
Volgens andere leden behoefde de hoop op een
aannemelijk compromis nog niet te worden opge
geven, al viel het te ^betwijfelen, of de door de
Regeeriog voorgestelde redactie als zoodanig dienst
kon doen. Iutusschen meende deze leden er op te
moeten wyzen, dat art. 194 voor de voorstanders
der bestaande schoolwetgeving geen bezwaren ople
verde, en dat er dns voor ben geen reden was,
om op verandering daarvan aan te dringen. Zelfs
was het, huns inziens, niet te ontkennen, dat zich
in het land meer en meer de neiging openbaarde,
om dat artikel onveranderd te bandhaven. Zy ver-
klaardeu dat hnnuerzyds te goeder trouw, doch
zonder het gewenscht gevolg, gezocht was naar een
formule, die voor beide richtingen aannemelyk zoude
zjju. Dit verhiuderde evenwel oiet, dat zij vol
gaarne bereid waren om de voorstellen, die van
den kant van de tegenstanders der bestaande school
wetgeving mochten worden gedaan, ernstig te over
wegen, zy zich hartelyk zonden verheugen, indien
zij zich zonder verloochening hunner beginselen
kouden nederleggen bij een redactie, waardoor die
richting zou wordeu bevredigd.
Van beide zyden, werd in een uitvoerige kritiek
van 't bestaande art. 194 getreden. Als slotsom
daarvan formuleerden sommige ledeo hun weusch
van reohtsgelykheid tusschen openbaar en bijzonder
onderwys ten opzichte der openbare kassen door
de volgende bepalingen in overweging te geven
lo. Het onderwys is vry.
2o. Voor het lager onderwys worden het toezieht
en het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijk
heid der onderwijzers geregeld bij de wet.
3o. Tot dekking der uitgaven voor de openbare
school wordt voor ieder aldaar schoolgaand kind
een aan die uitgaven geëvenredigd schoolgeld geheven.
4o. De overheid bekostigt geheel of gedeeltelijk
het onderwijs voor de kinderen van bedeelden,
onvermogendeo, en minvermogenden, onverschillig
welke de scholen zijn, die door deze kinderen wor
den bezocht.
Uit bepalingen in dezen geest zou voortvloeien,
dat het vrye onderwijs regel werd en het openbaar
onderwys alleen tot aanvulling diende. Daarnevens
konden de bepalingen van het Regeeringsvoorstei
en al. 1 en 5 van art. 194 met enkele wyzigingen
behouden blyven.
Andere leden, dis zich in hoofdzaak hierby aan
sloten, gaven er de voorkeur aan hunne wenschen
uit te drukken in den vorm van een drietal stel
lingen, die de hoofdbeginselen bevatten waarnaar
een grondwetsartikel, om te bevredigen, zou moeten
worden sameugesteld.
Die stellingen luiden als volgt
lo. Vryheid van onderwys, behoudens het onder
soek naar bekwaamheid en zedelykheid van onder
wijzers op lagere scholen, ^te regelen by de wet.
2o. Openbare scholen alleen daar, waar niet door
vrije scholen in het onderwys voorzien wordt.
3o. Betaling uit openbare kasseu ten behoeve
van lagere scholeu geschiedt niet voordat gebleken
is, dat ouders en verzorgers niet by machte zyn in de
kosten !e voorzien, onverschillig welke de godsdien
stige richting van het ouderwys zy.
Ook na deze uiteenzetting der verschillende ge
voelens trad men in een breedvoerig beoordeehng
van het voorgedragen ft'tikel, waartegen tal van
bezwaren werdeu geopperd.
Ten slotte werd in meer dan éene afdeeling het
verlangen geuit, dat dit gedeelte der grondwetsher
ziening het allereerst iu behandeling zou worden
genomen. Het lot van dit wetsontwerp zou toch
voor al de overige voorstellen beslissend zijn. Op