!B1J
BINNENLAND
Art. 194 in de Kamer.
ii.
AM,
84,
JTTEN.
iieuwste
inderen.
W
pmg.
EN.
1886.
PS,
1AAK”,
réi
INGEN,
’ping
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
Woensdag 24 Maart.
N° 3368.
1JNEL.
IT aan st.
F
I ZWAAR-
met TOE-
vbd B. en W, op bet vroeger
Gouda.
A
ker (van 48
wart ankers.
oorm. te tien
luurtje van
aldaar, ten
de nit eiken
n, enz.; eene
worden ge-
•5 uren, en
van 6—10
sr zijne ge
le berichten
»- of BEÜ-
e en halve
IN.
len
snaar,
d
ODA zal op
11886,
11 ure aan
’EN:
hakhout.
den af door
it naar de
Zie verder
s.
er 20 Ton,
zjj dan ook niet. Minder tengevolge van haar
positie, dan tengevolge van de halfslachtigheid
barer voorstellen. Indien zij zelve op de beide
hoofdpunten onderwgs en kiesrecht flink
uit den hoek gekomen ware met een voorstel,
waarvoor een meerderheid denkbaar was, dan
zou zij de toestand beheerscht hebben. Thans
echter heeft zjj ontwerpen geleverd, die niemand
voldoen en alleen door amendementen aanne
melijk gemaakt kunnen worden. De heer Van
Bonten heeft de regeering dan ook reeds de
titels van «notaris» en «makeiaaaa. gegeven,
om hare eigenaardige rol van ocrkonder van
den wil der meerderheid te kenschetsen. De
laatste naam komt ons juister voor dan de
eerste. De notaris boekstaaft al wat men wil,
doch van den heer Heemskerk is niet te ver
wachten, dat hjj als gehoorzaam dienaar der
Kamer den -ondergang der openbare school
of het algemeen stemrecht zal aanvaarden.
Doch de rol van makelaars, die de partijen bij
elkander brengt en ze tot een vergelijk over
haalt, is wel eenigszins in overeenstemming
met de positie der regeering. Daarmede strookt
dan ook de vermaning, die de minister van
binnenl. zaken aan de liberale partij richtte
om haar meening in een voorstel neder te
leggen. Er moet thans een artikel geformu
leerd worden, zeide hjj, waaraan het toekom
stig geslacht iets heeft, zonder dat men tot
loven en bieden behoeft over te gaan Wij
hopen morgen te vernemen, dat de liberalen
aan deze nitnoodiging gevolg gegeven hebben.
In ons vorig nummer gaven wij een overzicht
van hetgeen door de rechterzijde verlangd wordt
in plaats van het tegenwoordige grondwets
artikel. Het voorstel werd ingeleid door den
heer Lohman, die met bgzondere gematigdheid
sprak en blijkbaar er op uit was het debat
'zoo min mogelijk te verbitterenzijne be
studeerd kalme réde trachtte de nieuwe lezing
smakelijk te maken voor zijne tegenstanders.
Al dadelijk beging hjj echter een groote
fout, door nameljjk dit product van de sa
menwerking der beide kerkeljjke fractiën voor
te stellen als het laatste woord der rechterzijde,
als een minimum-eisch waarop niets kon worden
afgedongen. Indien dat zoo ware, dan was
de zaak spoedig uit en een eenvoudige stem
ming zou hebben kunnen beslissen over de
grondwetsherziening. Dit het verdere verloop
van het debat bleek echter, dat men deze ver
zekering niet letterlijk heeft op te vatten-,
althans later gaf de heer Lohman, bjj wjjze
van interruptie, te kennen flat dit zgn per
soonlijk gevoelen was, maar dat zjjne woorden
voor de rechterzijde als zoodanig niet bindend
waren. Daardoor is de zaak anders geworden
en moet het voorstel alleen beschouwd worden
als de grondslag, waarop de rechterzijde tot
onderhandeling geneigd is en ah een eerste
bod, wwmiwn njj de -wwww-inkw—«hgde-nft
hunne tenten te voorschijn te komen. Men
kan dan ook met grond aannemen, dat van
liberale zjjde een tegenvoorstel komen zal. Wjj
hadden het reeds verwacht, doch bet schjjnt
dat men het er nog niet over eens is. Mis
schien heeft men nog niet de hoop verloren
om een formule te vinden, waarmede alle
liberalen zich kunnen vereenigen, maar gelukt
dit niet, dan zal toch een deel der liberale
partjj er wel toe overgaan. Dit is op te maken
uit de rede van den heer de Beaufort (afge
vaardigde uit Amsterdam), die verklaarde voor
zich zelf reeds een besluit te hebben genomen
en een voorstel gereed te hebben, dat de goed
keuring van eenige andere leden wegdroeg,
maar die het nog achterwege hield, waar
schijnlijk om de geheele linkerzijde in staat
te stellen er kennis van te nemen en het te
overwegen. In den boezem der liberale partjj
in de Kamer zal wel hetzelfde verschil van
gevoelen heerschen als onder de geestverwanten
buiten de Kamer. De groote meerderheid zal
onveranderd behoud van het artikel wenschen,
terwjjl eene minderheid, ook uit een liberaal
oogpunt, wjjziging wenscheljjk acht. Intusschen
is de rol van kamerleden eene andere als die
van adressantenzij zgn verantwoordelijk
tegenover de natie voor hunne stem en zullen
zich wel tweemaal bedenken, eer zjj alles in
de waagschaal stellen voor het behoud van een
grondwetsartikel, dat inderdaad niet waarborgt
wat de liberalen wenschen het voortbestaan der
openbare school, zooals zjj thans door de wet
is geregeld. Dit heeft de heer Beaufort duide
lijk doen uitkomen, maar ook nog in een
ander opzicht was zijne rede belangrijk. Hjj
wees er op en deze opmerking was juist
op den tweeden dag der beraadslaging zeer
ad rem dat er geen nieuwe scboolregeling
was te ontwerpen, en dat men niet zich moest
voorstellen, dat dit nieuwe artikel den school
strijd zou doen eindigen. Het komt er thans
GOUDA, 23 Maart 1886.
In de hedenmiddag gehouden vergadering van
den gemeenteraad ia door B. en W. het voorstel ge
daan om de nalatenschap van Mej. H. H. Hoffman
onder het voorrecht van boedelbeschrijving te aan
vaarden, behoudens nadere goedkeuring van Gede
puteerde Staten.
Dit voorstel werd dadelijk in behandeling genomen
en tonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgende stukken kwamen voorts bij den raad in
1. De rekening van het Stedelijk Museum van
Oudheden, over 1885. Ter visie.
2. Verslagen vair de Getondbeids-Commissie, vau
de Commissie van Toezicht over bet Progymnasinm,
het Middelbaar Ouderwijs, het Lager Onderwijs en
de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
Worden gesteld in handen van B. en W. om
te dienen bij do samenstelling van het Gemeente
verslag, waarna zij zullen circuleeren bjj de raads
leden.
3. Een rapport van B. en W. op bet vroeger
ingekomen adres van den heer H. J. Nederhorst,
tot aankoop van grond in de Crabethstraat voor bet
bouwen van twee woonhuizen. Daarin wordt voor
gesteld een gunstige oesohikking te nemen op het
adres en bedoelden grond op zekere voorwaarden
af te staan. Ter visie.
4. Een rapport van B. en W. op het vroeger
ingekomen adres van den heer H. Ouderkerk betref
fende het in gebruik geven van een Gymnastieklokaal.
Daarin wordt voorgesteld een afwijzende beschik
king te nemen op het verzoek. Ter visie.
5. Een adres van den heer A. J. van der San
den, wederinhuring verzoekende van grond achter
zijn huis op den Tiendeweg.
B. en W. stellen voor dat verzoek toe te staan.
Ter visie.
6. Een adres van de Schippersvereniging Schol
levaar, betr. het betalen van gabelgeld. (Reed» ia
een vorig nr. in deze courant medegedeeld).
In baudin van B. en W. om bericht en raad.
7. Een adres van J. A. Raabe sluiswachter
goudschecourant
-j op aan eene wettelijke formule te
I vinden, die den wetgever steeds in staat stelt
die schoolregeling in te voeren welke in over
eenstemming is met den geest van den tjjd,
doch die tevens den volstrekten waarborg
geeft, dat er naar qualiteit en quantiteit vol
doend onderwgs wordt gegeven. Daarmede
wordt inderdaad het verschil tot zjjne ware
evenredigheden teruggebracht. Geen liberaal
wenscht door wjjziging van art. 194 de open
bare school af te breken, geen hunner meent
daarmede den strjjd der maeningen, die in de
maatschappij woelen, te bezweren, maar velen
wenschen do billijkheid te betrachten tegenover
de tegenpartjj, door aan de# gewonen wetgever
meer speelruimte te laten bjj de veranderde
omstandigheden en wisselende inzichten, mits
de hoofdzaak goed ondsrwjjs tot haar
recht komt.
Het is ons voornemen niet het debat verder
op den voet te volgen De. rede van den heer
Lieftinck was ons te fel en raakte te weinig
het hoofdpunt. Beschouwingen over de voor
treffelijkheid van ons openbaar onderwgs
hoe waar overigens kunnen gerust gemist
worden ook het betoog dat onze school niet
den naam van moderne secteschool verdient,
is overbodig; deze dingen zgn, ook in de
Kamer, zoo dikwerf behandeld, dat zjj geen
indruk maken en niemand bekeeren. Wij
zien liever de aandacht geconcentreerd op het
punt ia quaestie art. 1M. Doch op enkele
zaken vestigen wij nog de aandacht.
Vooreerst achten wij het van groot belang,
dat de rechterzijde met zulk een gematigd
voorstel is voor den dag gekomen. Daardoor
is niet van meet af aan alle kans op over
eenstemming afgesneden en kunnen de liberalen
zich niet verantwoorden tegenover de natie,
indien zjj een volkomen negatieve rol bljjven
spelen. De rechterzijde heeft blijken gegeven,
dat zjj de totstandkoming der grondwetsher
ziening ernstig wilanders had zjj niet reeds
dadelijk zooveel .water in den wijn gedaan.
Zjj eiecht niet subsidie voor haar bgzonder
onderwgs, zjj onttrekt dat niet aan het staats
toezicht, twee denkbeelden, waarvoor harerzgds
lang is geijverd en waaraan toe te geven voor
de liberalen onmogeljjk zou geweest zgn. Wat
zij thans vraagt is niet zuiver, vooral niet
juist en duideljjk geformuleerd, maar het is
niet zoo overdreven, dat verder debat en nader
overleg doelloos en hopeloos wordt.
Dan de verklaring, namens de rechterzijde
door de heeren Schaapman en Haffmans afge
legd, dat deze er niet aan denkt om alleen, ge
bruik makende van hare toevallige meerderheid,
baar nieuw artikel er wellicht met ééne stem
door te sleepen. Trouwens dit zou onbegonnen
werk zgn, daar dan toch de Eerste Kamer
het ontwerp van wjjziging van Hoofdstuk X
verwerpen zougebeurde dit niet, dan ware
toch niet der stemmen in de nieuwe Kamer
te bereiken, die voor de definitieve vaststelling
een vereischte zijn. Neen, men wenscht de
medewerking der liberale partjj en geeft daar
door reeds duidelijk te kennen, dat het voorstel
Mackay o. s. niet is een ultimatum in eigen
leken zin, maar een invite aan de tegenpartjj
om kleur te bekennen.
Ten slotte iets over de houding der regee
ring. Eene sterke regeering kan zjj niet zgn,
omdat zjj op geen der beide partjjen steunt.
De eigenljjke leiding van de herziening heeft