Zondag 4 April. 1886. N° 3373- Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. ndelaar, 1 BINNENLAND. Art. 194 in de 2e Kamer, in. J TE. BU deze Courant behoort een Bijvoegsel. 4' van een 155 van aspolder, t, ÜRBOTER deze week teling i roefd. men 1 )Vt zoo worden allerlei qualiteit ran het ;e en over- 1. ran 20, 10 tigers te be- gelegenheid rate PARA- idelparasols, 3 fijnste tot jzen a con es- Heeren- orten, welke or het over- ide artikelen ng de gunst ig te big ven ecling. 6, des voor- Posthuis» ing worden goudsche courant. Tandarts van 'eenen, ia het he Tandpijn taudvleesch; eu voorkomt aan de tanden taudvleeeoh, gtgeeft het tr, terwjjl het Iwynen. Deze tend middel n bevordert idient als ceelziekte) en :rule wateren. 0.60. holle tanden ir étui/2.60. p, het voor- litslag, lever, >g en behoud mede-etera; a 0.35. in Nederland, I belangrijke reparaten be- :elier op d j F. E. van abilié. apoht. edam bij C. e Amsterdam rjloth 8t Oo., van Spanje 1.26. raarvao he| litterend wit wijswet aan de orde is, qnaestiën opgerakeldie openbaar en het bijzonder onderwys, de scheiding van Kerk en Staat, het subsidiestelsel enz.; al lemaal vragen die niets ter zake afdoen. De eenige vraag voor ons liberalen isstaat of valt de openbare school met art. 194kunnen wy met gerust geweten overgaan tot eene voor alle partyen aannemelijke formule zonder ons beginsel ontrouw te worden. Naar onze mee- ning worden te veel woorden verspild aan bij zaken, die ons omtrent de hoofdzaak niet verder brengen. Buiten de Kamer heeft b. v. de N. Roti. Ct., in de kamer de heer de Mejjier zich aan dat euvel schuldig gemaakt. Voor treffelijke dingen hebben *ij gezegd ter verde diging tan onze openbare scholenal wat er aangevoerd werd om hei Onvoldoende van bij zonder onderwijs en de gevaren van kerkeliik gekleurde scholen in het licht te stellen, bea men wy volkomen, maar het betoog leverden zy niet, dat by de door ons verlangde wijziging der grondwet de openbare school inderdaad gevaar loopt. De N. R- Ct. gevoelde zich onder het vigeerende art. 194 nooit onveilig'; wjjook niet, doch naar onze meening zullen wy even veilig zjjn, indien dit art. in den geest van het amendement-Beaufort wordt veranderd. Als resnltaat van het tot heden gehouden debat dit is onze tweede opmerking mag worden geconstateerd, dat de onveranderd-he- houders in de kamer terrein verliezen en dat als vrjj “ker 11,111 worden tengenomen, dat de meerderheid der liberalen ijmb het amendement- Beaufort (al of niet m redactie gewy^5gd) zullen meegaan. De houding der N. R. Ct. wijst er reeds eenigermate op. Aan het slot van haar artikelen mindert zy wat zeilen komt met eene behendige wending meer in het vaarwater der voorstellers van het liberale amendement. Doch grooter indruk zal, dunkt ons, de rede maken van den heer Borgesins. Met zekeren rechtmatigen trots wees deze spreker er op, dat hy als be stuurder van Volksonderwijs veel by gedragen beeft tot de bevordering van de openbare school en hjj dus niet verdacht; kan worden van moordzuchtige plannen te hebben tegen de be staande wet en toch deinst hy niet terug voor wijziging van art 194. Als grondwetgever is hy tot eene andere taak geroepen dan als be stuurslid van Volksonderwijs en toetst hjj de voorstellen aan de eischen, die men aan een dergelyk staatsfundament stellen mag. En uit dit oogpunt ziet hjj de noodzakelijkheid niet in om art. 194 onveranderd te behouden. Dit is het ware standpunt, waarop men zich heeft te stellen en waartoe vele liberalen niet kunnen komen. Het onderwijs in verband met de ei schen eener goede grondwet, die de verhouding der staatsmachten en de grondrechten der burgers regelen moet. Op dit terrein behoorde de ge dachtewisseling uitsluitend gevoerd te worden. Onze derde opmerking betreft de kansen, dat alsnog eene overeenstemming verkregen wordt, die het totstandkomen der grondwets-herziening mogelyk maakt. Met eenige zekerheid laat zich daaromtrent niets voorspellenvóór het tot eene stemming komt, kan er nog veel gebeuren. Doch wy bljjven er bij, de verzekering dat het voorstel de» rechterzijde is b prendre of d laisser kan voor die helft der kamer in haar geheel niet letterlyk gemeend zjjn. De minister van binnenlandsche zakeo vat zyne rol als eerlijk makelaar ernstig op. het einde der zit ting deelde hy gisteren nameqs de Regeenjg mede, dat deze zich den tyd van VrijlqgyM a. s. Woensdag zal ten nutte maken om te oVé?- wegen of het regeeringsvoorstel alst^g vtloF wjjziging vatbaar is. Hy vond in de^Verzoe- ik. en Eng. nenden geest, die in de toelichting der amen dementen doorstraalde, aanleiding om alledrie nog eens naast zyne lezing te leggen, ten einde te komen tot een nieuwen tekst, die aan de bezwaren tegemoet komt. Deze poging verdient alle waardeering, al is twjjfel aan het succes geoorloofdzij kan in alle gevallen strekken tot vereenvoudiging van het debat. Wy geven evenwel den moed nog niet op. Regeering en vertegenwoordiging zyn, blijkens den toon van het debat, doordrongen van den ernst der zaak, zoodat het nog mogelyk blyft dat het belang van het vaderland allen ten slotte noopt iets van hunne bjjzondere meening op te offeren. Verwerping toch van alle voorstellen van wij ziging zou een zeer bedenkeljjken toestand in het leven roepen. Het art. 194 zou onveran derd behouden worden, terwyl waarschijnlijk meer dan twee derden der kamer het daarover eens is, dat wijziging wenschelyk is. Van de rechterzijde is dit bekend genoeg, terwyl men mag aannemen, dat de helft der liberalen met den heer Beaufort zullen meegaander leden achten dus het artikel niet goed geformuleerd en toch zou het in stand blyven. Men stelle zich het moreel gezag voor van zulk een grond wetsartikel Het meest wenscheljjk en uitvoer baar schjjnt ons nog altjjd het liberale amen dement. Dat der rechterzijde is voor ons on aannemelijk, doch in het verplaatsen van den strijd naar de stembus kan de rechterzijde zeer goed toestemmen, zonder haar beginselen of hare staatkunde ontrouw te worden. Wat kan iedere j>arty er immers tegen hebben, dat geen der elkander uitsluitende stelsels in de grondwet wordt opgenomen De rechterzijde ziet dan wel haar schoolwet niet in groote lijnen in de eerste staatswet opgenomen, maar wint er toch dit by en dat is billyk dat men haar niet meer voor de voeten kan werpen, dat eene scboolre- geling volgens haar denkbeelden in strydismet de grondwet. Meer kan haar niet worden toe gestaan. Volhardt zy by hare eischen, dan ver valt zy in dezelfde fout, die zy thans aan ons verwyt, namelijk dat zij op den gewonen wet gever dwang uitoefent ten bate van ééne der partyen. Hoe ook de afloop zij, de liberalen die, door een gevoel van rechtvaardigheid ook tegenover andersdenkenden gedreven, zich blootgesteld hebben aan allerlei verkeerde beoordeelingdoor geestverwanten, op wier oordeel zy overigens grooten prijs stellen die zich de minder aan gename titels van bjjdraaiers, overlooper, ver raders enz. getroost hebben, kunnen gerust zyn in het bewustzjjn dat zij het goede gewild hebben en bevinden zich voorloopig met de heeren Buys, Beaufort, Borgesius, Mees, Ker- dijk en zooveel anderen in goed gezelschap. GOUDA, 3 April 1886. Door de Ned. Rynapoorweg-maatsob.ppy is voor den tijd van drie jaren verpacht de restauratie met woning enz. op bet station te Gouda. Hoogste in schrijver was de Heer A. Boeman, te Wageningen, voor 3000 per jaar. Deelden wy in ons vorig Nummer reeds de namen mede van ben, die het diploma der Burger avondschool ontvingen, thans laten wij hier nog volgen de bevorderingen en toegekeode onderschei dingen aan het einde van den Cursus 1885/86. Van de 2e klasse werden tot de 3e bevorderd J. D. Wegenaar, J. Cb. Endenburg, H. M. de Morree, Ch. van der Linden, G. J. Wagenaar, Ch. J. Clemens, J. Valk, G. H. Hordijk en A. Sliedrecht. Door toevallige omstandigheden ziekte van den premier en de behandeling der conversie-wet is de algemeene discussie in de Kamer over deze belangrijke zaak eenige dagen geschorst. Eerst sedert Woensdag is zy hervat eu pas gis teren is men tot de behandeling van bet regee- rings-voorstel zelf en de daarop voorgestelde amendementen genaderd. Voor andere politieke zaken is er ten onzent op het oogenblik weinig aandachtieder volgt met belangstelling den loop der debatten, zoo dat onze lezers net ons niet kwalyk zullen nemen, indien wy weder enkele opmerkingen nederschryven, naar aanleiding van hetgeen in de laatste dagen over deze question brülante geschreven en gezegd is. Allereerst trok het onze aandacht hoeveel misverstand er nog blyft heerschen vooral by de zoogenaamd onveranderd-behouders omtrent de strekking van het amendement Beaufort of liever in het algemeen omtrent de bedoelingen van die liberalen, welke met ons wy- ziging van art. 194 aanbevelen. Van sommige zyden maakt men zich daarvan eene voorstel ling, alsof deze liberalen, zóodra hun wensch vervuld en het gewyzigde artikel in de grond wet opgenomen was, zich zouden aangorden tot omverwerping van de bestaande schoolwet. Hoe komt men toch aan znlk een wanbegrip? Het is van den beginne af duidelyk genoeg door de liberale voorstanders van wyziging gezegd: wy wenschen voor geen der liberalen onder te doen in liefde tot de openbare school, die wy steeds beschouwd hebben en zullen bly ven verdedigen als den grootsten zegen voor het opkomend geslacht in ons jammerlijk ver deeld vaderland. Zonder haar, gelooven wy, zou er van ons volksonderwijs niet veel terecht komen. Wy zullen dus, evenals tot dos ver, by de stembus yveren voor de verkiezing van hen, die dit onderwys willen bevorderen en voor achternitgang beveiligen. Daar zoeken wy onze kracht en dat is net punt van verschil met onze andersdenkende vrienden niet in het denkbeeldig bolwerk van een elastiek grondwetsartikel. Naar onze meening is de bloei van ons onderwys niet te danken aan de bepalingen van art. 194, maar aan de liberale meerderheid, die de wetten van ’57 en '78 in het leven heeft geroepen en die thans nog als één man pal zal staan, indien er werkelyk sprake is om de openbare school tegen de aanvallen der tegenparty te verdedigen. De grondwet bevatte alleen de hoofdbeginselen goed on derwys, voor allen bereikbaar, met eerbiediging der godsdienstige begrippen het overige wen schen wy te maken tot een zaak van den gewonen wetgever, omdat de beslissing van de wjjze waarop dit groote doel zal bereikt worden eigen aardig behoort by de meerderheid der kiezers, die naar gelang van tjjd en omstandigheden moeten kunnen handelen. Dit is billyk tegen over allen. De schoolquaestie worde dus eene zaak van gewone wetgeving en by den strijd daarover zal het blijken, dat wy en onze mede standers getrouw zyn gebleven aan onze onde liefde voor de openbare school. Het is niet onze schuld, dat wy deze dingen zoo dikwijls moeten herhalen. Telkens buiten en in de kamer worden er artikelen geschreven en betoogen gevoerd, die de kern der zaak niet raken en van ons streven een verkeerde voorstel ling geven. Het is alsof een nieuwe onder-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1886 | | pagina 1