mhoohs. >£39. Zondag 17 October. 1886. 3457. Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. -nez, ping BINNENLAND. ft AK, :iën, aal, Gouda. 3MAN. Nte Gouda.' a GOUDSCHE COURANT. prachtige 1, Optische Caoutchouc erkrygbaar ANCHET- ieksprjjzen. 3ER 1886, ffijhuis «Dl 18, wijk R. ndSPOEL- iörha'al- •tsSTOOM- »n STOOM- Slaapplaats, de vaste en bestemming LEEKE- en nog met ouda aan de d in Sectie en groot 6 len den 15” rdere Ge- daarachter, Q. No. 25, ,n den Heer al-Sectie A. KUN groot ht aan het 17 en bjj P. a en F. van IKEGROVE tien, st. per H. L. Vogelenzang straal Sectie GOUDA, 16 October 1886. VERGADERING van dm GEMEENTERAAD. Dinsdag den 19 October 1886, des namiddag* ten 1 ure. Aan da orde: De begroetingen van bet Bnrgerlyk Armbestuur, de beide Gasthuizen, bet Wees- en jElemoeseniers- buis en het Israëlitisch Armbestuur, dienit 1887. Het adres van C. Furrer om eenige tegemoetko ming als pachter ran bet ophalen der vuilnis enz. De benoeming van eene Onderwijures aan de 2e Burgerschool voor meisjes. Mej. 8. F. M. Saalbach alhier deed met gunstig gevolg het examen L. O. De Bisschop van Haarlem beeft benoemd tot Kapelaan der parochie van O. L. V. Hemelvaart alhier den beer P. L. Dessens. BOUW- it te Gouda, nd ten Noor- appij en ten straal Sectie Het Gerechtshof te ’s Hage veroordeelde Donderdag B. 8., ter zake van diefstal van bossen rotting van een vaartuig te Gouda, tot 6 maanden gevangenisstraf. ^oor Jaet Gerechtshof te ’s-Gravenhage stonden Donderdag terecht do boerenknechten A. G. en J. B. uit Borg-Ambacht, die zich te verantwoorden hadden wegens het vernielen van een draaibrug en drie vaste bruggen liggende over den Vliet, loopende langs den openbaren weg, den Benedenweg genaamd, onder Berg-Ambaoht. Da onbezoldigde ryksreldwachter, die naar aanlei ding van een door ingezetenen van genoemde ge meente ingediende klacht, in den laten avond van 4 April jl. zioh op enrveillanoa bevond, ten einde tot de ontdekking te komen ran de personen die zioh aan beschadiging van eigendommen schuldig maakten en toen de vernieling der bruggen waar nam,' maakte daarvanproces-verbaal op, tengevolge waarvan de genoemde jongelieden voor den rechter werden gedagvaard. Hij verklaarde thans dat de besch. eerst met hun beiden een draaibrug en daarna, in gezelschap van meerdere personen, een van de vaste bruggen hadden beschadigd, maar hjj kou nu niet zeggen dat zjj aan de vernieling ook vaa de twee andere bruggen hadden meêgedaan. Niettegenstaande die getuigenis van den veld wachter ontkenden de besch. zioh aan de hun ten laste gelegde vernieling te hebben schuldig gemaakt. Adv.-gen. mr. Bijlereld geloofde echter dat het bewys voor hun schuld aanwezig waa en reoui- reerde schuldigverklaring aan het geheel of gedeel telijk vernielen van bruggen, wetende dat die aan anderen toebehoorden, ,en hnn veroordeeling ieder tot 4 maanden gevangenisstraf. De verdediger mr. Mazel oordeelde de. feiten niet bewezen, daar de getuigenverklaringen z. i. geheel op zioh zelf stonden en concludeerde tot vrijspraak. waarover veel te zeggen valt; hetgeen wjj te berde brachten, strekt meer om de aandacht onzer lezers op dit punt te vestigen dan omdat wjj ons bevoegd achten tot een beslissend oer deel. In ons land heeft de wetgever reeds het nuttelooze eener octrooiwet ingezien, doch ook in landen waar nog octrooien, brevetten of patenten verleend worden, heerscht groot ver schil van meening. In Engeland, Frankryk en Amerika klaagt men over groote misbruiken, die bjj het verleenen plaats grjipen, over het patenteeren van onbeduidende uitvindingen, de beperking van de vrjjheid van beweging op industrieel gebied, over talrjjke processen en zoo al meer; in Duitschland verklaarden zich bjj de invoering van de rnks-octrooiwet van 1877 vele staathuishoudkundigen van naam en de meerderheid der kamers van koophandel en fabrieken voor de opheffing der octrooien, om dat men afdoende bescherming der uitvinders voor onuitvoerbaar hield zonder benadeeling van den vooruitgang der industrie en zonder onrechtvaardigheid tegenover andere industri- eelen. In die landen is echter tot dus ver de wet gehandhaafdbjj ons te lande is het zeer twjjfelachtig of het thans zal gelukken de reeds veroordeelde wet een nieuw leven te geven. rigt SEE* iter, wjjk Q. te Gouda, jroot 1 Are, - en Water en en bevat, ler, metVes- i op de Bel le, benevens vier Kamers n spatiensen by den Heer [ei 1887. JfD gelegen 1, kadastraal 75 Centiaren, latien te be- IONTIJN men moest, jaren lang van hunne rechten ver stoken. Het is zelfs wel voorgekomen, dat iemand die toevallig achter eens anders uit vinding gekomen was, zich haastte octrooi te vragen, zoodat de eigenlijke rechthebbende achter het net vischte, Hoe meer men overjde zaak nadenkt, hoe meer moeilijkheden men in de practjjk ontmoet om niet de belangen van de maatschappij op te offeren ten behoeve vaneen problematiek voordeel der eerste vinders van een nienw denkbeeld. Ja maar, zeggen de voorstanders,! de bescher ming die wjj voor de uitvinders vragen is niet een gunst, die den staat hun verleenen kan, maar een hun toekomend recht. De uitvinder is eigenaar van zjjn denkbeeld en de staat be hoort op te treden als beschermer van dezen intellectueelen eigendomdie eens anders denk beeld toepast zonder zijn toestemming begaat eenvondig diefstal. Hier begeven zjj zich op een glibberig terrein. Eigendomsrecht op denk beelden is in de practjjk moeieljjk te handhaven. Wie speurt den ontwikkelingsgang van een nieuw idye da van zjjn eerste ontstaan tot op het oogenblik dat het levensvatbaar en goed ontwikkeld uit het menscheljjk brein te voor schijn treedt Passen wjj niet op elk unr van den dag denkbeelden van anderen toe. Onze geheele beschaving berust op den voorraad van denkbeelden door onze voorgangers bijeenge bracht en verwerkt. De eigendom op stoffelijke voorwerpen kan zeker geëerbiedigd worden en de handhaving van elke recht in dit opzicht is de plicht van eiken welgeordenden staat. Maar op onstoffelijk gebied is de staat machteloos, zoodat het raadzaam schjjnt niet op den natuurlijken loop der dingen inbreuk te maken. Op allerlei gebied wordt een denkbeeld, zoodra bet ont kiemd is, gemeen goed en op dat der industrie zou meii trachten het genot er van te beperken tot zooveel personen als de uitvinder daarmede zou willen begunstigen? De voorstanders der octrooien gevoelen zelf, dat zjj een onmogeljj- ken eisch stellen en vragen dus alleen bescher ming voor een bepaald aantal jaren, meestal 14 jaar. Doch daarmede erkennen zjj, dat het abstracte recht op uitsluitende beschikking over een nieuw denkbeeld niet te verdedigen is; ware dit het geval, dan bljjft na een zeker tijds verloop bun recht nog even onaadtastbaar als in den beginne. Veelal wjjst men, geljjk on langs de heer A. Huet deed als woordvoerder der bovengenoemde vereeniging, op het kopie recht van boeken. Het auteursrecht wordt dpn op gelijke Ijjn gesteld met het octrooi, en ook dat is voor bepaalden tjjd geldig. Doch hiertegen kan worden aangevoerd, dat het kopierecht niet belet, dat ieder zjjn voordeel doet met de nieuwe denkbeelden die in een boek vervat zjjn. Zij zjjn alleen in dien bepaalden vorm en die bjjzondere litterarische inkleeding het eigendom van den scferjjver. Daarenboven wordt niemand door het auteursrecht benadeeld. Geen twee schrijvers kunnen ooit gelijktijdig hetzelfde boek maken, ook al behandelen beide hetzelfde on derwerp, terwjjl twee industrieelen zeer goed juiste dezelfde uitvinding kunnen doen, waarvan de een begunstigd wordt met octrooi en de ander niet. Het octrooi belet feiteljjk aan ieder, die in de eerste 14 jaar dezelfde uitvin ding doet als eene waarvoor octrooi verleend is, daarvan zelf de vruchten te plukken of dit aan anderen te vergunnen Naar onze meening is het natuurljjk recht van den uitvinder, dat hjj zjjn geheim voor zich houdt of verspreidt, toepast of niet toe past, aan anderen verkoopt'of zelf exploiteert, al naar hem goeddunkt, zonder dat de staat zich daarmede inlaat. Zoodiamen verdergaat, benadeelt men het publiek belang of vervalt in èen zee van moeieljjklieden en ongeremd heden. Vooreerst zullen de voorstanders zich echter door deze en dergeljjke overwegingen niet laten overtuigen. Het is een moeiljjk onderwerp, vindingen niet het gevolg zjjn geweest van Door de geschiedenis der ontdekkingen en uitvindingen voorgelicht, kan men gerust die aanmoediging van staatswege achterwege laten uitvindingen zjjn er gedaan en zullen er gedaan worden, zoolang het men- scheljjk vernuft behagen schept in het onder- moeieljjke In den laatsten tjjd worden hier te lande' opnieuw stemmen vernomen, die aandringen op wederinvoering eener octrooiwet. Zelfs is er een vereeniging van voorstanders der octrooien opgericht, met het doel om in die richting te werken op de publieke opinie en de landsre- geering. Het komt oas daarom niet ongepast voor enkele der voornaamste argumenten der voorstanders aan een kort onderzoek te onder werpen. Een der hoofdgronden, waarom men in het algemeen belang octrooien verlangt, is, dat de uitvinding van nieuwe zaken door den staat behoort te worden aangemoedigd en dat dit het best kan geschieden door aan den uitvinder het uitsluitend recht te verleenen gedurende een zeker aantal jaren van zjjue vinding gebruik te maken. Men kan al dadeljjk de vraag stellen of inderdaad de ondervinding heeft geleerd, dat deze prikkel van staatswege-noodig is. Inden regel zjjn uitvindingen het gevolg van een toe vallige ontdekking of van onbaatzudhtigen arbeid op wetenschappelijk gebied, en ter eere van den menscheljjken geest kan gezegd worden dat de groote meerderheid der belangrijke uit zucht naar gewin. gerust die aanmoediging van staatswege en zullen er gedaan worden, zoolang scheljjk vernuft behagen schept in hi zoeken der natuur en haar geheimen en in het oplossen van moeieljjke vraagstukken die het daarbjj op zjjn weg ontmoet. Een andere vraag is echter of niet de billijkheid medebrengt, dat aan den eersten vinder van een nieuw denk beeld eenig voorrecht worde verleend, dat hem de rechtvaardige vruchten van zjjn arbeid verze kert. Indien dit zonder nadeel voor de maatschap pij kon geschieden, zou er zeker veel voor te zeggen zjjn. Dit toch is de groote vraag. De staat maakt wetten in het algemeen belangen niet ten bate van enkele personen. Zjjn nu in een octrooiwet de belangen van de maat schappij en van den uitvinder met elkander te verzoenen? Tot dus ver gelooven wjj niet, dat dit ergens is gelukt. Ijlet is een feit, dat een octrooi de ngverheid aan banden legt en den vrjjen arbeid belemmert. Het belang der maatschappij brengt mede, dat een nieuw denk beeld zoo spoedig mogeljjk kome onder bereik van ieder burger, zoodat het gemeen goed worde, elk ten voordeel strakke en opnieuw aanleiding geve tot grooter vooruitgang. In dien nu een denkbeeld- geheim is of in de han den van enkelen die het exploiteeren, bljjft het zoolang een dood kapitaal en houdt de ont wikkeling tegen van het vak waartoe het be hoort en allerlei aanverwante industriën, die er misschien haar voordeel mede zouden doen. Daarenboven missen octrooiwetten gewoonljjk haar doel, omdat de belooning, die zjj toeken nen, zelden komt in handen van den uitvinder zelven. In den regel is de exploitatie van eene uitvinding een Zaak, die kapitaal vereischt en zelden is de uitvinder kapitalist. Wat gebeurt dan? De eep of ander koopt voor geringen prjjs de uitvinding, verschaft zich octrooi en de4zaak wordt zoodoende eene financieels on derneming, die meestal groote winsten verschaft aan de geldschieters, maar niet-aan den uit vinder. De maatschappij lijdt dan ongetwijfeld nadeel ten bate vah enkele bevoorrechte kapi talisten. Daarbjj kan nog gevoegd worden de onbilljjkbeid tegenover versohillende uitvinders van geljjke of gelijksoortige verbeteringen. Niet zelden toch gebeurt het, dat verschillende per sonen hetzelfde dankbeeld krjjgen; toch wordt door een octrooiwet slechts degene beschermd, die zich het eerst aanmeldt. De andere zien zich dan juist door de wet, die hen bescher-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1886 | | pagina 1