Buitenlandsch Overzicht. In een circulaire verklaart de tegenwoordige direc teur der Duitsche Opera te Rotterdam, de heer Eduard Bollé, zich bereid ook voor het volgend seizoen de exploitatie te aanvaarden, op voorwaarde dat hem de nieuwe schouwburg op billijke voorwaar den verhuurd wordt en hom voor 15 Febr. 25.000 gld. subsidie en 80.000 gld. aan abonnementen ver zekerd wordt. Daar de tegenwoordige financiëele Commissie wenscht af te treden zal binnenkort een vergadering worden belegd tot benoeming van een nieuwe commissie. Het kerkelijk Congres te Amsterdam, dat door onge veer 1500 personen werd bijgewoond, is Dinsdag morgen door dr. A. Kuyper geopend met eene toe spraak, waarin de beteekenis van dit gereformeerd congres werd uiteengezet, gewezen op den droevigen toestand over heel de wereld, en aangespoord tot waakzaamheid. De spreker deed mededeeling van belangrijke giften voor het congres en verschil lende blijken van hartelijke sympathie, en stelde voor een telegram van eerbetuiging te zenden aan den heer Elout van Soeterwoude. Na gebed kwam aan de orde een voorstel om een adres aan den Koning te richten, waarbij de voor zitter herinnerde, hoe reeds in 1840 Groen voorzag wat thans gebeurde, en betoogde dat de regeering neutraliteit moest bly ven in acht nemen. Thans was gebleken hoe de profetie uitkomt en de macht van het gouvernement wel ter dege door de Synode in de schaal was geworpen. Z. M. moest aangezocht worden, aan dit onrecht een einde te maken. De rechter moest beslissen. Bevoorrechting wordt niet gevraagd, maar recht. Dr. Kuyper stelde voor, de zaak in handen eener commissie te stellen, die be noemd werd. Nadat dr. F. L. Rutgers eenige historische be schouwingen geleverd had over den toestand in de Kerk, waarbij hij deed uitkomen hoe de hiërarchie de beginselen, die Gods woord voor de kerkregee- ring aangeeft, had misvormd en het dus op een bre- kèn met die hiërarchie aankwam, terwijl hij ontkende dat de invoering van het algemeen stemrecht de gemeente heeft vrij gemaakt, vroeg hij van het Con gres instemming met drie resolution. De eerste resolutie vervat de verklaring, dat na het vallen der eindbeslissing in de Amsterdamsche tuchtzaak van alle verder pogen om do hiërarchie door haar zelve af te breken, als ondoeltreffend en ongeoor loofd moet worden afgezien én dus het juk dier hiërarchie moet afgeworpen, en dat dit afwerpen van het juk gelijk in de zestiende eeuw, niet zijn mag een zich terugtrekken in eigen kringen, maar doelen moet op algemeene vrijmaking der kerken, en diensvolgens het verwekken eener algemeene be weging en een handelend optreden, dat zulke be weging steunen kan, ten plicht maakt. In de tweede resolutie wordt verklaard, dat do synodale hiërarchie van 1816 onbestaanbaar is met de erkenning van Jezus Christus als^hoofd „en koning. De derde resolutie spreekt in gelijken geest. De heer De Savornin Lohman lichtte deze resu-' lutiën breedvoerig toe, en drong er krachtig op aan, om het juk der hiërarchie af te werpen, en den strijd aan te binden, opdat ook dit congres mede- werke, om door heel het land den stoot te geven, die eenmaal Christus kerke op onze erve vrij ma ken zal. Geen openbare instelling in ons land verkeert in zulk een ongelukkigen toestand als onze schutterij, zegt de Arnk. Ct. Nooit ontmoet men een schut? ter, die ingenomenheid met zijn korps aan den dag legtde officieren beschouwen hun positie als een onderscheiding, maar voor het wapen als zoodanig leggen zij slechts eenige sympathie aan den dag aan een feestdischalleen bij de onderofficieren zal men eenig hart voor de schutterij vinden, maar meer met het beginsel dan met de zaak zooals zij feitelijk is. In de Grondwet is het beginsel geformuleerd op een wijze, die kon doen denken aan hetgeen in Zwitserland bestaat, waar in tijd van nood ieder man soldaat is en geoefend in het hanteeren van de wapenen, of althans van het geweer maar bij ons is na afloop van den vijfjarigen diensttijd van ge oefendheid schijn noch schaduw. De wekelijksche exercitiën, des zomers, bij goed weer, kunnon dit dan ook niet uitwerken. Voor de bewaring van de inwendige rust worden de schutters, om goede rede nen, niet opgeroepen bij een volksopstand zou dat zelfs zeer bedenkelijk zijn. Is er echter geen andere organisatie mogelijk Om een antwoord op deze vraag te geven, gaat de Arnk. Ct. na wat prof. Buys over dit onderwerp in zijir werk oveT „De Grondwet" heeft in het midden gebracht, en waarvan de conclusie luidde, dat de Grondwet van 1848 verbiedt het verband tusschen schutterijen en gemeenten te verbreken, maar dat overigens uit het voorschrift van art. 188, waar voorop is gesteld, dat de schutterijen „in den tijd van gevaar en oorlog tot verdediging dos vaderlands" dienen, de Rijkswetgever bevoegd is eiken maatregel te verordenen, welke naar zijn overtuiging tot ver sterking van de weerkracht der schutterij dienen kan. De Arnk. Ct. erkent, dat bij opvolging van des hoogleeraars denkbeelden de schutterplicht zwaarder zou vallen maar de schutterijen zouden iets zijn zij zouden de weerbaarheid des lands verhoogen. Thans zijn zij niets. Prof. Buys heeft dus aangetoond, dat ook zonder wijziging van de Grondwet zeer veel kan gedaan worden om onze defensie te versterken en ons volk te maken een weerbaar volk. In de laatste jaren is herhaaldelijk gesproken over plannen om aan de IJ-zijde van Amsterdam nieuwe handelsinrichtingen en dokken te scheppen. Al deze plannen gaan echter mank aan het euvel, dat de goederenbeweging per spoor het toch reeds overvulde Centraal-station moet passeeren. Aan de Handels kade, er bij en er naast, is de natuurlijke ontwik keling van de Amsterdamsche handelsbeweging te wachten. Dezer dagen vernamen we echter, dat een inder daad reusachtig plan in aantocht is tot het maken van een Entrepótdek met bijbehoorende inrichtingen, in de onmiddelijke nabijheid van de Handelskade en zoodanig gelegen dat het veilig laden en lossen aan die kade bij alle weersgesteldheid volkomen is verzekerd, omdat het Entrepot haar tegen de Ooste winden beschut. Tevens is het ook zoodanig ont worpen dat de Rijnschepen, uit het Merwede-kanaal varende, onmiddelijk naast de groote zeeschepen kunnen komen. Zijn we wel ingelicht, dan worden reeds pogingen tot verwezenlijking aangewend en kan wellicht spoedig iets naders worden vernomen. Het plan is in grootsche schaal ontworpen, want geheele overneming en veranderde bestemming van het bestaande Rijks-Entrepot wordt bedoeld. De architect I. Gosschalk is de ontwerper. (1161. In een artikel met het opschrift„Een eisch van recht" betoogt mr. Goeman Borgesius in het Sociaal Weekbladdat de minister Heemskerk een paar jaar geleden in de Tweede Kamer zeer ten on rechte beweerd heeft, dat de lagere klassen eigenlijk volstrekt niet meebetalen in de Rijks-belastingen. De schrijver noemt dat zelfs eene bewering, die in derdaad aan het ongelooflijke grenst. Reeds gaat men te ver, als men beweert, dat b. v. de werk lieden in onze directe Rijksbelastingen niets bijdra gen. Althans in plattelands- en kleine stedelijke gemeenten, betalen werklieden nieh slechts personeele belasting, maar zelfs naar eene huurwaarde, die re missies uitsluit. Ook de patent-belasting is zoo geregeld, dat zeer vele mingegoeden er niet aan ontkomen. Van de allerkleinste neringdoenden en zelfstandige ambachtslieden, die toch zeker wel tot de lagere klassen mdeten worden gerekend, wordt patent gevorderd. Op het platteland vooraL zijn .er voorts velen, die nauwelijks genoeg hebben om te leven en die toch ook in de grondbelasting nog eene kleinigheid bijdragen. Intusschen, waren er alleen directe belastingen, de druk voor de lagere klassen zou zeker niet te zwaar zijn. Doch een veel \rooter deel der staats-inkomsten wordt ge vonden uit.iodirecte belastingen, waaronder de ac- cijnsen eene eerste plaats bekleeden, en van die accijnsen bétóait de lagère'sland Kot leeuwendeel. Dit wordt door den schrijver nader aangetoond. Zeker is ook de bevolking in de laatste twintig jaren toegenomen, maar niet in evenredigheid van de opbrengst der Rijks-accijnsen. In 1865 werd in Nederland per hoofd en per jaar aan Rijks- accijnsen 5,43, in 1885 9,96 betaald. Ejv die cijfers worden nog welsprekender, als men de ver gelijking per hoofd en per jaar over de verschil lende accijnsen voortzet. De éénigó accijns, waarin de lagere klassen volstrekt niet bijdragen - de wijn is het meest stationair gebleven. Van suiker, gedistilleerd en geslacht is de stygiug zeer aanzienlijk. Aangenomen echter, dat ih een werk mansgezin van al die zaken de helft minder wordt gebruikt dan'in het huisgezin van een meergegoede, dan krygt men toch een cijfer van 5 per hoofd en per jaar; wat voor een gezin van vyf personen uitsluitend aan accijnsen 25 's jaars uitmaakt. Wie zal beweren, dat het betalen van die som by een inkomen van/400 h ƒ500 niet drukkend is? En te ineer nog treft die vermeerderde opbrengst der accijnsen,- als men de stijging van de opbreugst der directe belastingen daartegenover stelt. In 1865 loverden deze 21 391 000 op in 1885, met inbe grip van de 10 buitengewone opcenten op het per soneel, ƒ26 550 000. Derhalve eene vermeerdering van ruim 5 millioen, tegenover eene stijging van de opbrengt der accijnsen met bijna 23 millioen. De slotsom van den schrijver is, dat het Rijks-be- lastingstelf^el onrechtvaeardig is, aangezien van de mingegoeden naar verhouding hot meest wordt ge vorderd. Het zwaarst gedrukt zijn niet de prole tariërs, maar de in hun stand gezeten arbeiders, de zelfstandige kleine ambachtslieden en neringdoenden. Het is volstrekt geene zoo zeldzame uitzondering, dat menschen uit dien stand meer dan 10 pc. van hun inkomen hebben af te staan aan het Rijk. Hoogst gunstig steekt intusschen bij ons Rijks belastingstelsel dat der gemeenten af. Sinds de af schaffing der gemeentelijke accijnsen wordt daar de nooddruft niet meer belast. Sommigen vinden hierin echter juist aanleiding om de onbillijke Rijks-be lasting-wetgeving in bescherming te nemen. Nu de mingegoeden in de gemeentelasten zoo weinig bijdragen, nu is het aldus wordt beweerd minder onrechtvaardig, dat het Ryk van hen iets meer neemt. Eene vreemde redeneering, meent de 8chrij ver. Het voorbeeld in kleinen kring moet voor den staat veeleer een prikkel zijn om dezelf de billijkheid te betrachten. Geene geheele vrijstelling wordt verlangd, maar wèl een breken met de bestaande wanverhouding, wèl het afschaffen van het privilege voor de ver mogenden. Zoolang in Nederland de couponknippers voor hunne effecten bijkans niets behoeven te betalen en daarentegen eerste levensmiddelen, als zeep, zout, vleesch, azijn en suiker belast zijnzoolang kan men niet zeggen, dat tegenover de lagere klassen rechtvaardigheid wordt betracht. Hervorming van ons belastingwezen in de richting der directe belastingen acht te schrijver een eisch des tijds. Van de liberale partij bovenal raag worden gevergd, dat zij hare roeping ten dezen eindelijk zal begrijpen zoodra de Grondwets-herziening van de agenda is afgevoerd. Drijvende tentoonstellingen. Aangaande dit on derwerp leest men in de laatst verschenen afleve ring van het „Tijdschrift der Ned. Maatschappij ter bevordering van nijverheid" het volgende Het kan zijn nut hebben te wijzèn op den loop der geschiedenis van de eerste Fransche drijvende tentoonstelling. Naar aanleiding van de antwoorden, ingekomen op de prijsvraag „Ayma-Bression" nam de minister van koophandel, Legrand, de zaak onder zijne hoede. Zijn opvolger de heer Dautresme, sedert 26 Decem ber 1885 minister, liet de zaak niet rusten, maar vestigde er de aandacht van al de Kamers van Koop handel op. Een rapport over het ontwerp vond algemeene goedkeuring. 26 April 1886 onderzochten de syndicale Kamers van Parijs en het Seine-departement een desbetref fend rapport en er werd besloten het ontwerp nader uit te werken. Bovendien werd den departementalen raden ver zocht hunne goedkeuring aan het plaö te willen rerleenen. r* Eerlang werden in het geheele land subcomités gevormd, terwijl eindelijk de minister Dautresme de modewerking inriep van den minister van marine admiraal Aube. Diens hulp was afdoende. Hij bood ter keuze aan een der buiten dienst gestelde transportschepen 2de klasse. Hij gaf aan een gedelegeerde van het hoofd comité een brief mede voor den admiraal Krantz, ten einde het meest geschikte schip uit te zoeken. De keuze viel op do Sar the, het eenige schip dat voorzien was van nieuwe stoomketels; terwijl de teekeningen van het schip werden overgelegd om de noodige veranderingen te kunnen ontwerpen. De vernieuwde Sarthe is een prachtig schip, lang 85 en breed 12 meter, terwijl de drie dekken eeno hoogte hebben ieder van 2.25 en 2.50 meter. De intallaties vormen een symmetrisch geheel. Langs de boorden worden vitrines geplaatstin het midden de kantoren, waarvan de plafonds van glas om de tentoongestelde Parijsche artikelen te kunnen bezichtigen. De eerste batterij is veranderd in een kolossalen „bar" 30 bij 10 meter, waas* elke drank zal kunnen worden beproefd en elke etenswaar gekeurd. Naast de dranken zullen daar voorhan den zijn; gebak en allerhande verduurzaamde le vensmiddelen. Tachtig reizigers, gekozen uit de bekwaamsten, zullen de tentoonstellende fabrikanten vertegenwoor digen en de waren aanprijzen. Maar or wordt meer beoogd. De directie van het schip heeft de opdracht, aan het hoofdoomité alle inlichtingen te geven en aanwij zingen te doen die aan de Fransche nijverheid en den handel nuttig kunnen zijn en alle mogelijke be- trekkiugen aan te knoopon. Alle inlichtingen zullen den tentoonstelier gratis worden verstrekt, terwijl ieder Franschman, voor 600 frank per reis, kan beschikken over één Ms. in het eerste of tweede dok, en in het ruim per M8, bij een maximum hoogte van 2.10 M. voor de machines of werktuigen en 150 frank per ton gewicht. Om in de kosten te gemoed te komen on de verkoopers op te wekken, zal, naar rato van de koopwaar, een commissieloon worden geheven. Groote publiciteit wordt verzekerd terwijl een ca talogus in het Portugeesch, Bpaansch en Engelsch zal worden verspreid in »Ue streken war het «hip zal g^uid-Amerika en alle groote haven» van het zui- delijk halfrond zullen worden bezocht. Er is reeds ingeschreven voor de volgende pro ducten .kristal en ceramiek, weefsels, katoenen stoffen, metallurgie, glas, lint, minerale wateren, gebak, gedistilleerd, champagne, caouchouc waren, passementwerk, sigarettepapier, vensterglas, chromo- lithographieën, wijn en verduurzaamde levensmidde len, sigarottenmachines, kunstbloemen, mode-arti kelen, metalen gouden en zilveren waren, 4phar- maceutische middelen, insectenpoeders, wollen stoffen, horloges, edelgesteenten, Parijsche waren en speelgoed. Er zullen zijn 9 secties, verdeeld in 42 groepen terwijl des nachts alles electrisch zal worden verlicht. Eindelijk is in Juli door het hoofdcomité be sloten aan den gemeenteraad van Parijs drie reis beurzen ter beschikking te stellen, om daarvoor drie reisbeurzen ter beschikking te stellen, om daarvoor drie jonge Parijsche handelaren in staat te stellen hunne handelskennis te voltooien. Bovendien heeft de minister van buitenlandsche zaken zijne hulp toegezegd om vrijdom van havengelden en consu laatrechten aan te vragen, alsmede van douane-rech ten in de landen aan welke van het bezoek zal worden kennis gegeven, Waar zóó de Staat helpt, zegt het Tijdschrift, lijdt het geen twyfel of tal van induatrieelen, handelaren en werklieden zullen een nieuwen werkkring vinden en wordt hun een middel aan de hand gedaan om ter mededinging met den vreemde het hoofd te bieden. Zou do Maatschappij ter bevordering van nijverheid niet eene poging kunnen wagen om, zij het op be scheiden schaal, dergelijke tentoonstelling tot stand te brengen? Ook hier zal de Staat het voorbeeld der Fransche regeering wel willen volgen. Er zal hier of daar wel een schip zijn te vinden in onze marine, dat dienstig kon gemaakt worden tot zulk een nnttig werk. Niet alleen worden handel en nijverheid aldus ge holpen, maar welk een veld van arbeid wordt zoo doende aan tal van jonge menschen gegeven. Onze schoone Oost heeft producten genoeg, die deel kunnen uitmaken van dergelijke dryvende ten toonstelling. Deze opmerking aan het adres van hen, die zouden beweren, dat ons land geen voortbrengselen genoeg oplevert om zoo iets tot stand te brengen. „Arbeidsraden" door mr. J. A. Levy is do titel van het derde der Liberale Unie-brochures. De hoofdlijnen dezer raden, gelijk zij den schrijver voor den geest zweven, zijn deze Arbeidsraden zijn lichamen ter raadpleging, be stemd, om na behoorlijke overweging, op eigen initiatief, of, des gevraagd, aan de regoering het naricht te geven, dat zij behoeft. Om doeltreffend te zijn, moeten rij naar vasten maatstaf uit patroons en arbeiders rijn saamgesteld. Op gezag der over heid ingesteld, over gansch het land verspreid, vormen rij het vaste steunpunt eener met kennis van zaken uitgebrachte voorlichting. Voor de op vatting en bewerking der hun opgelegde taak worde de noodige vrijheid van beweging niet angstvallig toegemeten. Men rekene op het besef hunner ver antwoordelijkheid, dat niet uitblijven zal, zoodra de gewichtige bestemming ten volle erkend zal zijn. Eéne grensbepaling slechts worde aan hun werk kring onverbiddellijk gesteld. Hun arbeidsveld is van economischen, niet van politischen aard. ArJ beidsparlementen in het leven te roepen ware een achteruitgang en een verbastering. De Staten-Gene- raai vertegenwoordigen hot geheele Nederlandsche volk, en er is recht noch reden om aan een deel van dat volk eene afzonderlijke Vertegenwoordiging toe te kennen. Iets anders echter is de vestiging van een Staatsorgaan. Iets anders het scheppen eener instelling, die bij machte is regelmatig en bevoegdelyk van advies te dienen. Behoorlijk ge hanteerd, kan de derwijze bijeengegaarde bouwstof, in het licht der openbaarheid, en onder het kruis vuur der critiek, een vertrouwbaar baken worden voor Staatsbeleid. Het administratieve verband is gemakkelijk te vinden b.v. door opdracht van het voorzitterschap aan Commissaris dos Koniugs of burgemeester, naar gelang van gewestelijke of plaat- selijke indeeling. Eveneens kan en moet worden gezorgd voor eenvormige, methodische verwerking van het verkregen raatoriaal door eene Centrale Commissie, wier plaats eigenaardiglijk is aan een Departement van Algemeen Bestuur. Men zou ze kunnen noemen permanente com- missiën van enquête. Op de vraag -. Bestaat er eenig vooruitricht dat ten onzent het voorbeeld van enkele andere lan den door stichting van arbeidsraden zal gevolgd worden antwoordt mr. Levy. Werpt men enkel legislatieve bezwaren tegen, ze zouden gemakkelijk uit den weg te ruimen zyn. Indien bet denkbeeld ingang vinden mocht, de vestiging van de Arbeidsraden bij de wet ware noo- deloos, en zelfs met ons Staatsrecht in sflfijd. Nie mand betwijfelt, dat b. v. de Kamers van Koop handel (waarmede de arbeidsraden de meeste overeenkomst hebben zouden) volkomen terecht steu nen op een Kon. Besluit van 9 November 1851 {Stbl. No. 142), achtereenvolgens op dezelfde wijze aangevuld en gewijzigd. De bekende en mijns bedunkens onaantastbare jurisprudentie van den Hoogen Raad, dat Algemeene maatregelen van in wendig bestuur moeten steunen op de éet, ziet alleen op het geval, dat zoodanige Maatregel rech ten vestigt. Deze bevoegdheid heeft uitsluitend de wet, en het uitvoerend gezag kan dit terrein niet betreden, tenzij door haar gemachtigd. De macht echter om buiten rechtsvestiging te reglementeeren, (en dit is voor ons onderwerp voldoende) kan kwa lijk aan het uitvoerend gezag worden betwist. Andere dan legislatieve bezwaren echter kunnen ontleend worden aan de macht der gewoonte, met die der traagheid gelijkstaande, aan vooroordeel, aan de hebbelijkheid om berustend, dus lijdelijk te blijven, aan zeker wantrouwen in hervormingen, die inspanning eischen. Deze bedenkingen, ten onzent meer dan elders inheemsch, te ondervangen, kan het zijn te ontzenuwen, is de bedoeling der voorafgaande regelen. Een dubbele ontsporing heeft Maandagnacht omstreeks 5 uren op twee wegen der lijn van Bordeaux naar Bayonne plaats gehad, tengevolge van het breken van een der assen van een beesten wagen, welke tot den van Bayonne komenden trein behoorde. De beestenwagen sprong open en de ossen hernamen hun vrijheid. De trein, die te 5 uren 30 van Bordeaux ver trekt, was gewaarschuwd en reed langzaam het station van Paessac binnen daarna vervolgde bij zijn weg, na het volgens het reglement vastgesteld oponthoud. Te midden der duisternis liep de trein weldra op een der ontsnapte ossen, die buiten de rails geworpen werd kort daarop werd een tweede os overreden, waardoor eenige wagons ontspoorden. Door deze dubbele versperring van den weg ont stond een groot oponthoud, o. a. van den expres- trein uit de Pyreneeën. Deze trein kwam eindelijk met een groote ver traging te Dax aanom de stad in te gaan moesten do reizigers ten gevolge der overstrooming de rij tuigen verlaten en de lijn van Puyo, drie kilometers ver, te voet vervolgen. De Adour was toch den ge- heelen nacht door schrikbarend gewassen. De brug van Leuy, te Saint- Pandelon, was weggespoeld de dijk van Saint-Vincent is gpscheurd en het land onder water geloopen. Te Daxzelf togen de be woners van de wijk Sablar op de vlucht en in een half uur tijds was deze dijk geheel onder water. Twee huizen storten ingelukkig kwam niemand daarbij om. Met booten door de straten varende, worden aan de bewoners der overstroomde huizen levensbehoeften gebracht. De wijk van den boulevard de la Marine is overstroomd. I)e regens houden aan en de vrees neemt toe. De eerste dag van de behandeling der legerwet in den Duitschen Rijksdag heeft nog geen resultaat opgeleverd, dpt beslissend is voor het lot van het ontwerp. Evenals graaf Von Moltke, drong prins Bismarck krachtig aan op het goedkeuren van het oorspron kelijke ontwerp, waarvan de regeeriug niet kon af wijken, terwijl hij bij verwerping de ontbinding van den Rijksdag aankondigde. Namens de liberalen verklaarde de heer Stauffenberg, dat deze partij be reid is der regeoring het gevraagde aantal manschap pen voor drie jaren toe te staan; de heer Windhorst deed hetzelfde namens het centrum, en de oud-mi nister Hobrecht verklaarde, dat de nationaal-liberalen hun stem voor het regeerings-ontwerp zullen uit brengen. Na Hobrechts rede werd de vergadering tot den volgenden dag uitgesteld. De tribunes waren overvol en vooral Bismarcks rede werd met buitengewonen bijval begroet. Zijne opvatting ton opzichte van de verhouding tot Frankrijk werd in de diepste stilte aangehoord en verwekte veel sensatie en met recht. „Wij heb ben" dus liet hij zich ongeveer uit, „wij hebben geen behoefte aan oorlog meer. Na den strijd streef den wij er naar, ons met de beoorloogde staten te verzoenen. Met Oostenrijk slaagde dit volkomen, zoodat wy thans met dit Rijk op een voet van vertrouwen en bondgenootschap staan. Met Frankrijk echter is dit, spyt alle pogingen, in billijkheid ge daan, niet mogen gelukken. Er is geen Fransch Ministerie, dat tegenover de openbare meening kracht genoog bezit, om haar den vrede van Frankfort te doen erkennen en eerbiedigen. Hiermede moeten wij steeds rekening houden. In Frankrijk weet men nooit wat de volgende dag brengen zal. Niemand had den jongsten val van Freycinet 24 uren voor zien, noch geweten of een vredelievend, dan wel een oorlogszuchtig Kabinet hem zou opvolgen. Daarom kan ik niet zeggen^ of Frankrijk eerst over tien jaren, dan wel over tien weken in een oorlog met Duitsch- land gewikkeld zal zijn. Evenals Napoleon III om redenen van binnenlandsche politiek tegen Duitsch- land te velde trok, kan generaal Boulanger hetzelfde doen. Ik zou hem dit ook volstrekt niet als een misdaad toerekenen Of nu de Rijksdag het ont werp thans aanneemt of verwerpt, dit verandert niets aan het feit, dat er in het naderend voorjaar reeds een versterking van de Duitsche grensbewaking, in zonderheid van de passen door het Schwarzwald, zal plaats hebben. Wy hebben ons tot dusver steeds gevleid met de hoop, Frankrijk te zullen zien kal- meeren. Doch nadat wy vergeefs getracht hebben de staatslieden der revanche te kalmeeren, en gewacht hebben of niet eindelijk een Regeering in Frankrijk den moed en de kracht zou vinden, om het status quo te aanvaarden, hebben wij begrepen, dat het vergeefsche moeite was. Het ware mij liever ge weest, dit niet te moeten zeggendoch het is noodig om de toestemming van den Rijksdag te verkrijgen." Later kwam Bismarck weder op den oorlog met Frankrijk terugDuitschland zou in dat geval op geen bondgenooten kunnen rekenenmochten de Duitsche strijdkrachten echter dan weer de over winning behalen, dan kon Frankrijk er op Teke nen, dat de oorlog van '70 daarbij kinderspel zou zijn. Na de meedeeling van den Rijkskanselier over de verhouding tot Frankrijk,, is het meest belangrijk de opvatting van de legerquaestie zelf. Reeds Moltke wees op dit verschil van opvatting tusschen de Regeering en de oppositie, en wellicht nog meer dan de oppositie, want het laat zich moeilijk aan nemen, dat de nationaal-liberalen en de vrij-conser- vatieven op dit punt met Bismarck instemmen. Het leger is volgens Bismarck een zaak, die onderworpen is aan de beslissing van den Keizer, en niet van het Parlement. Moltke betoogde dat het leger in Duitschland de voornaamste instelling is, van wier bestaan alle overige inrichtingen afhangen„onze politieke en burgerlijke vrijheid, alle werken onzer beschaving, onze financiën en onze staat zij staan of vallen met ons Jeger," zeide hij. Bismarck liet zich ongeveer op dezelfde wijze uit. „De Duit sche Regeeringen en de Duitsche Keizer», zeide hij, „verlangen in elk geval een zevenjarige bewil liging van de vereischte legersterkteeen verwerpen van het ontwerp zou met een ontbinding van den Rijksdag beantwoord worden voor den Keizer en de overige Duitsche vorsten is de quaestie van den tijdduur over het geheel een nevenzaakvoor hen geldt veeleer als vraag of het Duitsche leger voor taan een Keizerlijk leger, dan wel een Parlements- leger zal zijnreeds deze principieele vraag is ge noeg om de ontbinding tót gevolg te hebben." Het Bulgaarsche Regentschap zou den hopeloozen strijd moede worden en Zankoff is naar Konstan- tinopel, derwaarts door den Grootvizier ontboden, om te spreken over de vorming van een Regeering, waarin al de party en vertegenwoordigd zijn. De Mingreliër schijnt nog de grootste struikelblok te zijn, maar men zegt, dat Rusland die candidatuur heeft opgegeven', al heeft het haar nog niet offi ciéél ingetrokken. De voorliefde van de Bulgaren voor den hertog van Leuchtenberg laat zich hooren de hertog is rijk. Hij moet echter juist om die reden niet veel lust hebben in de betrekking en zou zich eenigen tyd geleden schertsend hebben uitgelaten, dat hij in geen geval zou gaan, indien de Mogendheden hem niet waarborgden tegen het lot van den Battenberger, om namelijk den een of anderen dag te worden weggejaagd. Volgens een telegram uit Londen is Sir Henry Holland, een conservatief, benoemd tot Minister van Koloniën. Van andere ministeriëele wijzigingen hoort men niethet schijnt dus met het overhalen van unionistische liberalen niet gemakkelijk te gaan. Over de reden der vervanging van generaal Pavia door generaal Martinez Campos als kapitein-generaal van Nieuw-Castilië wordt uit Madrid, geschreven dat de Regeering ontevreden was over de wijze, waarop eerstgenoemde by bet oproer van 19 Sept. zich had laten verrassen, zonder acht te slaan op de inlichtingen, hem door den Minister van Binnen landsche Zaken aangaande de anarchistische woelin gen der agenten van Ruiz Zorilla verstrekt. In de benoeming van Martinez Campos ziet men ook een teeken, dat de overhelling der Regeering naar de rechterzijde der fusie toeneemt. De Spaansche minister-president Sagasta ontving in tegenwoordigheid der ministers van binnenlandsche zaken en financiën, een deputatie der provinciale raden uit de Baskische provincie, welke herstel harer fuero's kwam vragen. De deputatie stelde zich tevre den, wanneer de Baskische provinciën weer haar financiën en haar gemeentelijke aangelegenheden

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1887 | | pagina 2