Buitenlandsch Overzicht.
In een circulaire verklaart de tegenwoordige direc
teur der Duitsche Opera te Rotterdam, de heer
Eduard Bollé, zich bereid ook voor het volgend
seizoen de exploitatie te aanvaarden, op voorwaarde
dat hem de nieuwe schouwburg op billijke voorwaar
den verhuurd wordt en hom voor 15 Febr. 25.000
gld. subsidie en 80.000 gld. aan abonnementen ver
zekerd wordt. Daar de tegenwoordige financiëele
Commissie wenscht af te treden zal binnenkort een
vergadering worden belegd tot benoeming van een
nieuwe commissie.
Het kerkelijk Congres te Amsterdam, dat door onge
veer 1500 personen werd bijgewoond, is Dinsdag
morgen door dr. A. Kuyper geopend met eene toe
spraak, waarin de beteekenis van dit gereformeerd
congres werd uiteengezet, gewezen op den droevigen
toestand over heel de wereld, en aangespoord tot
waakzaamheid. De spreker deed mededeeling van
belangrijke giften voor het congres en verschil
lende blijken van hartelijke sympathie, en stelde voor
een telegram van eerbetuiging te zenden aan den
heer Elout van Soeterwoude.
Na gebed kwam aan de orde een voorstel om een
adres aan den Koning te richten, waarbij de voor
zitter herinnerde, hoe reeds in 1840 Groen voorzag
wat thans gebeurde, en betoogde dat de regeering
neutraliteit moest bly ven in acht nemen. Thans was
gebleken hoe de profetie uitkomt en de macht van
het gouvernement wel ter dege door de Synode in
de schaal was geworpen. Z. M. moest aangezocht
worden, aan dit onrecht een einde te maken. De
rechter moest beslissen. Bevoorrechting wordt niet
gevraagd, maar recht. Dr. Kuyper stelde voor, de
zaak in handen eener commissie te stellen, die be
noemd werd.
Nadat dr. F. L. Rutgers eenige historische be
schouwingen geleverd had over den toestand in de
Kerk, waarbij hij deed uitkomen hoe de hiërarchie
de beginselen, die Gods woord voor de kerkregee-
ring aangeeft, had misvormd en het dus op een bre-
kèn met die hiërarchie aankwam, terwijl hij ontkende
dat de invoering van het algemeen stemrecht de
gemeente heeft vrij gemaakt, vroeg hij van het Con
gres instemming met drie resolution. De eerste
resolutie vervat de verklaring, dat na het vallen
der eindbeslissing in de Amsterdamsche tuchtzaak
van alle verder pogen om do hiërarchie door haar
zelve af te breken, als ondoeltreffend en ongeoor
loofd moet worden afgezien én dus het juk dier
hiërarchie moet afgeworpen, en dat dit afwerpen
van het juk gelijk in de zestiende eeuw, niet zijn
mag een zich terugtrekken in eigen kringen, maar
doelen moet op algemeene vrijmaking der kerken,
en diensvolgens het verwekken eener algemeene be
weging en een handelend optreden, dat zulke be
weging steunen kan, ten plicht maakt.
In de tweede resolutie wordt verklaard, dat do
synodale hiërarchie van 1816 onbestaanbaar is met
de erkenning van Jezus Christus als^hoofd „en koning.
De derde resolutie spreekt in gelijken geest.
De heer De Savornin Lohman lichtte deze resu-'
lutiën breedvoerig toe, en drong er krachtig op aan,
om het juk der hiërarchie af te werpen, en den
strijd aan te binden, opdat ook dit congres mede-
werke, om door heel het land den stoot te geven,
die eenmaal Christus kerke op onze erve vrij ma
ken zal.
Geen openbare instelling in ons land verkeert in
zulk een ongelukkigen toestand als onze schutterij,
zegt de Arnk. Ct. Nooit ontmoet men een schut?
ter, die ingenomenheid met zijn korps aan den dag
legtde officieren beschouwen hun positie als een
onderscheiding, maar voor het wapen als zoodanig
leggen zij slechts eenige sympathie aan den dag aan
een feestdischalleen bij de onderofficieren zal men
eenig hart voor de schutterij vinden, maar meer
met het beginsel dan met de zaak zooals zij feitelijk is.
In de Grondwet is het beginsel geformuleerd op
een wijze, die kon doen denken aan hetgeen in
Zwitserland bestaat, waar in tijd van nood ieder
man soldaat is en geoefend in het hanteeren van de
wapenen, of althans van het geweer maar bij ons
is na afloop van den vijfjarigen diensttijd van ge
oefendheid schijn noch schaduw. De wekelijksche
exercitiën, des zomers, bij goed weer, kunnon dit
dan ook niet uitwerken. Voor de bewaring van de
inwendige rust worden de schutters, om goede rede
nen, niet opgeroepen bij een volksopstand zou dat
zelfs zeer bedenkelijk zijn.
Is er echter geen andere organisatie mogelijk
Om een antwoord op deze vraag te geven, gaat de
Arnk. Ct. na wat prof. Buys over dit onderwerp in
zijir werk oveT „De Grondwet" heeft in het midden
gebracht, en waarvan de conclusie luidde, dat de
Grondwet van 1848 verbiedt het verband tusschen
schutterijen en gemeenten te verbreken, maar dat
overigens uit het voorschrift van art. 188, waar
voorop is gesteld, dat de schutterijen „in den tijd
van gevaar en oorlog tot verdediging dos vaderlands"
dienen, de Rijkswetgever bevoegd is eiken maatregel
te verordenen, welke naar zijn overtuiging tot ver
sterking van de weerkracht der schutterij dienen kan.
De Arnk. Ct. erkent, dat bij opvolging van des
hoogleeraars denkbeelden de schutterplicht zwaarder
zou vallen maar de schutterijen zouden iets zijn
zij zouden de weerbaarheid des lands verhoogen.
Thans zijn zij niets. Prof. Buys heeft dus aangetoond,
dat ook zonder wijziging van de Grondwet zeer veel
kan gedaan worden om onze defensie te versterken
en ons volk te maken een weerbaar volk.
In de laatste jaren is herhaaldelijk gesproken over
plannen om aan de IJ-zijde van Amsterdam nieuwe
handelsinrichtingen en dokken te scheppen. Al deze
plannen gaan echter mank aan het euvel, dat de
goederenbeweging per spoor het toch reeds overvulde
Centraal-station moet passeeren. Aan de Handels
kade, er bij en er naast, is de natuurlijke ontwik
keling van de Amsterdamsche handelsbeweging te
wachten.
Dezer dagen vernamen we echter, dat een inder
daad reusachtig plan in aantocht is tot het maken
van een Entrepótdek met bijbehoorende inrichtingen,
in de onmiddelijke nabijheid van de Handelskade
en zoodanig gelegen dat het veilig laden en lossen
aan die kade bij alle weersgesteldheid volkomen is
verzekerd, omdat het Entrepot haar tegen de Ooste
winden beschut. Tevens is het ook zoodanig ont
worpen dat de Rijnschepen, uit het Merwede-kanaal
varende, onmiddelijk naast de groote zeeschepen
kunnen komen. Zijn we wel ingelicht, dan worden
reeds pogingen tot verwezenlijking aangewend en
kan wellicht spoedig iets naders worden vernomen.
Het plan is in grootsche schaal ontworpen, want
geheele overneming en veranderde bestemming van
het bestaande Rijks-Entrepot wordt bedoeld. De
architect I. Gosschalk is de ontwerper. (1161.
In een artikel met het opschrift„Een eisch
van recht" betoogt mr. Goeman Borgesius in het
Sociaal Weekbladdat de minister Heemskerk een
paar jaar geleden in de Tweede Kamer zeer ten on
rechte beweerd heeft, dat de lagere klassen eigenlijk
volstrekt niet meebetalen in de Rijks-belastingen.
De schrijver noemt dat zelfs eene bewering, die in
derdaad aan het ongelooflijke grenst. Reeds gaat
men te ver, als men beweert, dat b. v. de werk
lieden in onze directe Rijksbelastingen niets bijdra
gen. Althans in plattelands- en kleine stedelijke
gemeenten, betalen werklieden nieh slechts personeele
belasting, maar zelfs naar eene huurwaarde, die re
missies uitsluit. Ook de patent-belasting is zoo
geregeld, dat zeer vele mingegoeden er niet aan
ontkomen. Van de allerkleinste neringdoenden en
zelfstandige ambachtslieden, die toch zeker wel tot
de lagere klassen mdeten worden gerekend, wordt
patent gevorderd. Op het platteland vooraL zijn .er
voorts velen, die nauwelijks genoeg hebben om te
leven en die toch ook in de grondbelasting nog
eene kleinigheid bijdragen. Intusschen, waren er
alleen directe belastingen, de druk voor de lagere
klassen zou zeker niet te zwaar zijn. Doch een
veel \rooter deel der staats-inkomsten wordt ge
vonden uit.iodirecte belastingen, waaronder de ac-
cijnsen eene eerste plaats bekleeden, en van die
accijnsen bétóait de lagère'sland Kot leeuwendeel.
Dit wordt door den schrijver nader aangetoond.
Zeker is ook de bevolking in de laatste twintig
jaren toegenomen, maar niet in evenredigheid van
de opbrengst der Rijks-accijnsen. In 1865 werd
in Nederland per hoofd en per jaar aan Rijks-
accijnsen 5,43, in 1885 9,96 betaald. Ejv die
cijfers worden nog welsprekender, als men de ver
gelijking per hoofd en per jaar over de verschil
lende accijnsen voortzet. De éénigó accijns, waarin
de lagere klassen volstrekt niet bijdragen - de
wijn is het meest stationair gebleven. Van
suiker, gedistilleerd en geslacht is de stygiug zeer
aanzienlijk. Aangenomen echter, dat ih een werk
mansgezin van al die zaken de helft minder wordt
gebruikt dan'in het huisgezin van een meergegoede,
dan krygt men toch een cijfer van 5 per hoofd
en per jaar; wat voor een gezin van vyf personen
uitsluitend aan accijnsen 25 's jaars uitmaakt. Wie
zal beweren, dat het betalen van die som by een
inkomen van/400 h ƒ500 niet drukkend is? En
te ineer nog treft die vermeerderde opbrengst der
accijnsen,- als men de stijging van de opbreugst der
directe belastingen daartegenover stelt. In 1865
loverden deze 21 391 000 op in 1885, met inbe
grip van de 10 buitengewone opcenten op het per
soneel, ƒ26 550 000. Derhalve eene vermeerdering
van ruim 5 millioen, tegenover eene stijging van
de opbrengt der accijnsen met bijna 23 millioen.
De slotsom van den schrijver is, dat het Rijks-be-
lastingstelf^el onrechtvaeardig is, aangezien van de
mingegoeden naar verhouding hot meest wordt ge
vorderd. Het zwaarst gedrukt zijn niet de prole
tariërs, maar de in hun stand gezeten arbeiders, de
zelfstandige kleine ambachtslieden en neringdoenden.
Het is volstrekt geene zoo zeldzame uitzondering,
dat menschen uit dien stand meer dan 10 pc. van
hun inkomen hebben af te staan aan het Rijk.
Hoogst gunstig steekt intusschen bij ons Rijks
belastingstelsel dat der gemeenten af. Sinds de af
schaffing der gemeentelijke accijnsen wordt daar de
nooddruft niet meer belast. Sommigen vinden hierin
echter juist aanleiding om de onbillijke Rijks-be
lasting-wetgeving in bescherming te nemen. Nu
de mingegoeden in de gemeentelasten zoo weinig
bijdragen, nu is het aldus wordt beweerd
minder onrechtvaardig, dat het Ryk van hen iets
meer neemt. Eene vreemde redeneering, meent de
8chrij ver. Het voorbeeld in kleinen kring moet
voor den staat veeleer een prikkel zijn om dezelf
de billijkheid te betrachten.
Geene geheele vrijstelling wordt verlangd, maar
wèl een breken met de bestaande wanverhouding,
wèl het afschaffen van het privilege voor de ver
mogenden. Zoolang in Nederland de couponknippers
voor hunne effecten bijkans niets behoeven te betalen
en daarentegen eerste levensmiddelen, als zeep, zout,
vleesch, azijn en suiker belast zijnzoolang kan
men niet zeggen, dat tegenover de lagere klassen
rechtvaardigheid wordt betracht.
Hervorming van ons belastingwezen in de richting
der directe belastingen acht te schrijver een eisch
des tijds. Van de liberale partij bovenal raag worden
gevergd, dat zij hare roeping ten dezen eindelijk
zal begrijpen zoodra de Grondwets-herziening van
de agenda is afgevoerd.
Drijvende tentoonstellingen. Aangaande dit on
derwerp leest men in de laatst verschenen afleve
ring van het „Tijdschrift der Ned. Maatschappij ter
bevordering van nijverheid" het volgende
Het kan zijn nut hebben te wijzèn op den loop
der geschiedenis van de eerste Fransche drijvende
tentoonstelling.
Naar aanleiding van de antwoorden, ingekomen
op de prijsvraag „Ayma-Bression" nam de minister
van koophandel, Legrand, de zaak onder zijne hoede.
Zijn opvolger de heer Dautresme, sedert 26 Decem
ber 1885 minister, liet de zaak niet rusten, maar
vestigde er de aandacht van al de Kamers van Koop
handel op. Een rapport over het ontwerp vond
algemeene goedkeuring.
26 April 1886 onderzochten de syndicale Kamers
van Parijs en het Seine-departement een desbetref
fend rapport en er werd besloten het ontwerp
nader uit te werken.
Bovendien werd den departementalen raden ver
zocht hunne goedkeuring aan het plaö te willen
rerleenen. r*
Eerlang werden in het geheele land subcomités
gevormd, terwijl eindelijk de minister Dautresme
de modewerking inriep van den minister van marine
admiraal Aube.
Diens hulp was afdoende. Hij bood ter keuze aan
een der buiten dienst gestelde transportschepen 2de
klasse. Hij gaf aan een gedelegeerde van het hoofd
comité een brief mede voor den admiraal Krantz,
ten einde het meest geschikte schip uit te zoeken.
De keuze viel op do Sar the, het eenige schip dat
voorzien was van nieuwe stoomketels; terwijl de
teekeningen van het schip werden overgelegd om de
noodige veranderingen te kunnen ontwerpen.
De vernieuwde Sarthe is een prachtig schip, lang
85 en breed 12 meter, terwijl de drie dekken eeno
hoogte hebben ieder van 2.25 en 2.50 meter.
De intallaties vormen een symmetrisch geheel.
Langs de boorden worden vitrines geplaatstin het
midden de kantoren, waarvan de plafonds van glas
om de tentoongestelde Parijsche artikelen te kunnen
bezichtigen. De eerste batterij is veranderd in een
kolossalen „bar" 30 bij 10 meter, waas* elke drank
zal kunnen worden beproefd en elke etenswaar
gekeurd. Naast de dranken zullen daar voorhan
den zijn; gebak en allerhande verduurzaamde le
vensmiddelen.
Tachtig reizigers, gekozen uit de bekwaamsten,
zullen de tentoonstellende fabrikanten vertegenwoor
digen en de waren aanprijzen.
Maar or wordt meer beoogd.
De directie van het schip heeft de opdracht, aan
het hoofdoomité alle inlichtingen te geven en aanwij
zingen te doen die aan de Fransche nijverheid en
den handel nuttig kunnen zijn en alle mogelijke be-
trekkiugen aan te knoopon.
Alle inlichtingen zullen den tentoonstelier gratis
worden verstrekt, terwijl ieder Franschman, voor
600 frank per reis, kan beschikken over één Ms. in
het eerste of tweede dok, en in het ruim per
M8, bij een maximum hoogte van 2.10 M. voor
de machines of werktuigen en 150 frank per ton
gewicht.
Om in de kosten te gemoed te komen on de
verkoopers op te wekken, zal, naar rato van de
koopwaar, een commissieloon worden geheven.
Groote publiciteit wordt verzekerd terwijl een ca
talogus in het Portugeesch, Bpaansch en Engelsch zal
worden verspreid in »Ue streken war het «hip zal
g^uid-Amerika en alle groote haven» van het zui-
delijk halfrond zullen worden bezocht.
Er is reeds ingeschreven voor de volgende pro
ducten .kristal en ceramiek, weefsels, katoenen
stoffen, metallurgie, glas, lint, minerale wateren,
gebak, gedistilleerd, champagne, caouchouc waren,
passementwerk, sigarettepapier, vensterglas, chromo-
lithographieën, wijn en verduurzaamde levensmidde
len, sigarottenmachines, kunstbloemen, mode-arti
kelen, metalen gouden en zilveren waren, 4phar-
maceutische middelen, insectenpoeders, wollen stoffen,
horloges, edelgesteenten, Parijsche waren en speelgoed.
Er zullen zijn 9 secties, verdeeld in 42 groepen
terwijl des nachts alles electrisch zal worden verlicht.
Eindelijk is in Juli door het hoofdcomité be
sloten aan den gemeenteraad van Parijs drie reis
beurzen ter beschikking te stellen, om daarvoor drie
reisbeurzen ter beschikking te stellen, om daarvoor
drie jonge Parijsche handelaren in staat te stellen
hunne handelskennis te voltooien. Bovendien heeft
de minister van buitenlandsche zaken zijne hulp
toegezegd om vrijdom van havengelden en consu
laatrechten aan te vragen, alsmede van douane-rech
ten in de landen aan welke van het bezoek zal
worden kennis gegeven,
Waar zóó de Staat helpt, zegt het Tijdschrift, lijdt
het geen twyfel of tal van induatrieelen, handelaren
en werklieden zullen een nieuwen werkkring vinden
en wordt hun een middel aan de hand gedaan om
ter mededinging met den vreemde het hoofd te bieden.
Zou do Maatschappij ter bevordering van nijverheid
niet eene poging kunnen wagen om, zij het op be
scheiden schaal, dergelijke tentoonstelling tot stand
te brengen? Ook hier zal de Staat het voorbeeld
der Fransche regeering wel willen volgen. Er zal
hier of daar wel een schip zijn te vinden in onze
marine, dat dienstig kon gemaakt worden tot zulk
een nnttig werk.
Niet alleen worden handel en nijverheid aldus ge
holpen, maar welk een veld van arbeid wordt zoo
doende aan tal van jonge menschen gegeven.
Onze schoone Oost heeft producten genoeg, die
deel kunnen uitmaken van dergelijke dryvende ten
toonstelling.
Deze opmerking aan het adres van hen, die zouden
beweren, dat ons land geen voortbrengselen genoeg
oplevert om zoo iets tot stand te brengen.
„Arbeidsraden" door mr. J. A. Levy is do titel van
het derde der Liberale Unie-brochures.
De hoofdlijnen dezer raden, gelijk zij den schrijver
voor den geest zweven, zijn deze
Arbeidsraden zijn lichamen ter raadpleging, be
stemd, om na behoorlijke overweging, op eigen
initiatief, of, des gevraagd, aan de regoering het
naricht te geven, dat zij behoeft. Om doeltreffend
te zijn, moeten rij naar vasten maatstaf uit patroons
en arbeiders rijn saamgesteld. Op gezag der over
heid ingesteld, over gansch het land verspreid,
vormen rij het vaste steunpunt eener met kennis
van zaken uitgebrachte voorlichting. Voor de op
vatting en bewerking der hun opgelegde taak worde
de noodige vrijheid van beweging niet angstvallig
toegemeten. Men rekene op het besef hunner ver
antwoordelijkheid, dat niet uitblijven zal, zoodra de
gewichtige bestemming ten volle erkend zal zijn.
Eéne grensbepaling slechts worde aan hun werk
kring onverbiddellijk gesteld. Hun arbeidsveld is
van economischen, niet van politischen aard. ArJ
beidsparlementen in het leven te roepen ware een
achteruitgang en een verbastering. De Staten-Gene-
raai vertegenwoordigen hot geheele Nederlandsche
volk, en er is recht noch reden om aan een deel
van dat volk eene afzonderlijke Vertegenwoordiging
toe te kennen. Iets anders echter is de vestiging
van een Staatsorgaan. Iets anders het scheppen
eener instelling, die bij machte is regelmatig en
bevoegdelyk van advies te dienen. Behoorlijk ge
hanteerd, kan de derwijze bijeengegaarde bouwstof,
in het licht der openbaarheid, en onder het kruis
vuur der critiek, een vertrouwbaar baken worden
voor Staatsbeleid. Het administratieve verband is
gemakkelijk te vinden b.v. door opdracht van het
voorzitterschap aan Commissaris dos Koniugs of
burgemeester, naar gelang van gewestelijke of plaat-
selijke indeeling. Eveneens kan en moet worden
gezorgd voor eenvormige, methodische verwerking
van het verkregen raatoriaal door eene Centrale
Commissie, wier plaats eigenaardiglijk is aan een
Departement van Algemeen Bestuur.
Men zou ze kunnen noemen permanente com-
missiën van enquête.
Op de vraag -. Bestaat er eenig vooruitricht dat
ten onzent het voorbeeld van enkele andere lan
den door stichting van arbeidsraden zal gevolgd
worden antwoordt mr. Levy.
Werpt men enkel legislatieve bezwaren tegen, ze
zouden gemakkelijk uit den weg te ruimen zyn.
Indien bet denkbeeld ingang vinden mocht, de
vestiging van de Arbeidsraden bij de wet ware noo-
deloos, en zelfs met ons Staatsrecht in sflfijd. Nie
mand betwijfelt, dat b. v. de Kamers van Koop
handel (waarmede de arbeidsraden de meeste
overeenkomst hebben zouden) volkomen terecht steu
nen op een Kon. Besluit van 9 November 1851
{Stbl. No. 142), achtereenvolgens op dezelfde wijze
aangevuld en gewijzigd. De bekende en mijns
bedunkens onaantastbare jurisprudentie van den
Hoogen Raad, dat Algemeene maatregelen van in
wendig bestuur moeten steunen op de éet, ziet
alleen op het geval, dat zoodanige Maatregel rech
ten vestigt. Deze bevoegdheid heeft uitsluitend de
wet, en het uitvoerend gezag kan dit terrein niet
betreden, tenzij door haar gemachtigd. De macht
echter om buiten rechtsvestiging te reglementeeren,
(en dit is voor ons onderwerp voldoende) kan kwa
lijk aan het uitvoerend gezag worden betwist.
Andere dan legislatieve bezwaren echter kunnen
ontleend worden aan de macht der gewoonte, met
die der traagheid gelijkstaande, aan vooroordeel,
aan de hebbelijkheid om berustend, dus lijdelijk
te blijven, aan zeker wantrouwen in hervormingen,
die inspanning eischen. Deze bedenkingen, ten
onzent meer dan elders inheemsch, te ondervangen,
kan het zijn te ontzenuwen, is de bedoeling der
voorafgaande regelen.
Een dubbele ontsporing heeft Maandagnacht
omstreeks 5 uren op twee wegen der lijn van
Bordeaux naar Bayonne plaats gehad, tengevolge
van het breken van een der assen van een beesten
wagen, welke tot den van Bayonne komenden trein
behoorde. De beestenwagen sprong open en de ossen
hernamen hun vrijheid.
De trein, die te 5 uren 30 van Bordeaux ver
trekt, was gewaarschuwd en reed langzaam het
station van Paessac binnen daarna vervolgde bij zijn
weg, na het volgens het reglement vastgesteld
oponthoud. Te midden der duisternis liep de trein
weldra op een der ontsnapte ossen, die buiten de
rails geworpen werd kort daarop werd een tweede
os overreden, waardoor eenige wagons ontspoorden.
Door deze dubbele versperring van den weg ont
stond een groot oponthoud, o. a. van den expres-
trein uit de Pyreneeën.
Deze trein kwam eindelijk met een groote ver
traging te Dax aanom de stad in te gaan moesten
do reizigers ten gevolge der overstrooming de rij
tuigen verlaten en de lijn van Puyo, drie kilometers
ver, te voet vervolgen. De Adour was toch den ge-
heelen nacht door schrikbarend gewassen. De brug
van Leuy, te Saint- Pandelon, was weggespoeld de
dijk van Saint-Vincent is gpscheurd en het land
onder water geloopen. Te Daxzelf togen de be
woners van de wijk Sablar op de vlucht en in een
half uur tijds was deze dijk geheel onder water.
Twee huizen storten ingelukkig kwam niemand
daarbij om. Met booten door de straten varende,
worden aan de bewoners der overstroomde huizen
levensbehoeften gebracht.
De wijk van den boulevard de la Marine is
overstroomd.
I)e regens houden aan en de vrees neemt toe.
De eerste dag van de behandeling der legerwet
in den Duitschen Rijksdag heeft nog geen resultaat
opgeleverd, dpt beslissend is voor het lot van het
ontwerp.
Evenals graaf Von Moltke, drong prins Bismarck
krachtig aan op het goedkeuren van het oorspron
kelijke ontwerp, waarvan de regeeriug niet kon af
wijken, terwijl hij bij verwerping de ontbinding van
den Rijksdag aankondigde. Namens de liberalen
verklaarde de heer Stauffenberg, dat deze partij be
reid is der regeoring het gevraagde aantal manschap
pen voor drie jaren toe te staan; de heer Windhorst
deed hetzelfde namens het centrum, en de oud-mi
nister Hobrecht verklaarde, dat de nationaal-liberalen
hun stem voor het regeerings-ontwerp zullen uit
brengen. Na Hobrechts rede werd de vergadering
tot den volgenden dag uitgesteld.
De tribunes waren overvol en vooral Bismarcks
rede werd met buitengewonen bijval begroet.
Zijne opvatting ton opzichte van de verhouding
tot Frankrijk werd in de diepste stilte aangehoord
en verwekte veel sensatie en met recht. „Wij heb
ben" dus liet hij zich ongeveer uit, „wij hebben
geen behoefte aan oorlog meer. Na den strijd streef
den wij er naar, ons met de beoorloogde staten te
verzoenen. Met Oostenrijk slaagde dit volkomen,
zoodat wy thans met dit Rijk op een voet van
vertrouwen en bondgenootschap staan. Met Frankrijk
echter is dit, spyt alle pogingen, in billijkheid ge
daan, niet mogen gelukken. Er is geen Fransch
Ministerie, dat tegenover de openbare meening kracht
genoog bezit, om haar den vrede van Frankfort te
doen erkennen en eerbiedigen. Hiermede moeten
wij steeds rekening houden. In Frankrijk weet men
nooit wat de volgende dag brengen zal. Niemand
had den jongsten val van Freycinet 24 uren voor
zien, noch geweten of een vredelievend, dan wel een
oorlogszuchtig Kabinet hem zou opvolgen. Daarom
kan ik niet zeggen^ of Frankrijk eerst over tien jaren,
dan wel over tien weken in een oorlog met Duitsch-
land gewikkeld zal zijn. Evenals Napoleon III om
redenen van binnenlandsche politiek tegen Duitsch-
land te velde trok, kan generaal Boulanger hetzelfde
doen. Ik zou hem dit ook volstrekt niet als een
misdaad toerekenen Of nu de Rijksdag het ont
werp thans aanneemt of verwerpt, dit verandert niets
aan het feit, dat er in het naderend voorjaar reeds
een versterking van de Duitsche grensbewaking, in
zonderheid van de passen door het Schwarzwald,
zal plaats hebben. Wy hebben ons tot dusver steeds
gevleid met de hoop, Frankrijk te zullen zien kal-
meeren. Doch nadat wy vergeefs getracht hebben
de staatslieden der revanche te kalmeeren, en gewacht
hebben of niet eindelijk een Regeering in Frankrijk
den moed en de kracht zou vinden, om het status
quo te aanvaarden, hebben wij begrepen, dat het
vergeefsche moeite was. Het ware mij liever ge
weest, dit niet te moeten zeggendoch het is noodig
om de toestemming van den Rijksdag te verkrijgen."
Later kwam Bismarck weder op den oorlog met
Frankrijk terugDuitschland zou in dat geval op
geen bondgenooten kunnen rekenenmochten de
Duitsche strijdkrachten echter dan weer de over
winning behalen, dan kon Frankrijk er op Teke
nen, dat de oorlog van '70 daarbij kinderspel
zou zijn.
Na de meedeeling van den Rijkskanselier over de
verhouding tot Frankrijk,, is het meest belangrijk
de opvatting van de legerquaestie zelf. Reeds Moltke
wees op dit verschil van opvatting tusschen de
Regeering en de oppositie, en wellicht nog meer
dan de oppositie, want het laat zich moeilijk aan
nemen, dat de nationaal-liberalen en de vrij-conser-
vatieven op dit punt met Bismarck instemmen. Het
leger is volgens Bismarck een zaak, die onderworpen
is aan de beslissing van den Keizer, en niet van
het Parlement. Moltke betoogde dat het leger in
Duitschland de voornaamste instelling is, van wier
bestaan alle overige inrichtingen afhangen„onze
politieke en burgerlijke vrijheid, alle werken onzer
beschaving, onze financiën en onze staat zij
staan of vallen met ons Jeger," zeide hij. Bismarck
liet zich ongeveer op dezelfde wijze uit. „De Duit
sche Regeeringen en de Duitsche Keizer», zeide
hij, „verlangen in elk geval een zevenjarige bewil
liging van de vereischte legersterkteeen verwerpen
van het ontwerp zou met een ontbinding van den
Rijksdag beantwoord worden voor den Keizer en
de overige Duitsche vorsten is de quaestie van den
tijdduur over het geheel een nevenzaakvoor hen
geldt veeleer als vraag of het Duitsche leger voor
taan een Keizerlijk leger, dan wel een Parlements-
leger zal zijnreeds deze principieele vraag is ge
noeg om de ontbinding tót gevolg te hebben."
Het Bulgaarsche Regentschap zou den hopeloozen
strijd moede worden en Zankoff is naar Konstan-
tinopel, derwaarts door den Grootvizier ontboden,
om te spreken over de vorming van een Regeering,
waarin al de party en vertegenwoordigd zijn. De
Mingreliër schijnt nog de grootste struikelblok te
zijn, maar men zegt, dat Rusland die candidatuur
heeft opgegeven', al heeft het haar nog niet offi
ciéél ingetrokken. De voorliefde van de Bulgaren
voor den hertog van Leuchtenberg laat zich hooren
de hertog is rijk. Hij moet echter juist om die
reden niet veel lust hebben in de betrekking en
zou zich eenigen tyd geleden schertsend hebben
uitgelaten, dat hij in geen geval zou gaan, indien
de Mogendheden hem niet waarborgden tegen het
lot van den Battenberger, om namelijk den een of
anderen dag te worden weggejaagd.
Volgens een telegram uit Londen is Sir Henry
Holland, een conservatief, benoemd tot Minister van
Koloniën. Van andere ministeriëele wijzigingen hoort
men niethet schijnt dus met het overhalen van
unionistische liberalen niet gemakkelijk te gaan.
Over de reden der vervanging van generaal Pavia
door generaal Martinez Campos als kapitein-generaal
van Nieuw-Castilië wordt uit Madrid, geschreven
dat de Regeering ontevreden was over de wijze,
waarop eerstgenoemde by bet oproer van 19 Sept.
zich had laten verrassen, zonder acht te slaan op
de inlichtingen, hem door den Minister van Binnen
landsche Zaken aangaande de anarchistische woelin
gen der agenten van Ruiz Zorilla verstrekt. In de
benoeming van Martinez Campos ziet men ook een
teeken, dat de overhelling der Regeering naar de
rechterzijde der fusie toeneemt.
De Spaansche minister-president Sagasta ontving
in tegenwoordigheid der ministers van binnenlandsche
zaken en financiën, een deputatie der provinciale
raden uit de Baskische provincie, welke herstel harer
fuero's kwam vragen. De deputatie stelde zich tevre
den, wanneer de Baskische provinciën weer haar
financiën en haar gemeentelijke aangelegenheden