Bultenlandsch Overzicht.
de goedgekeurde jjflererde. Uit die nieuwe staven
werden dan de stempelmerken uitgevijld. De graveur
beweerde dat bet zelfde bedrog reeds vóór zijn aan
stelling was in praktijk gebracht en dat hij zelf 50
a 100 zulke valsche stempels had vervaardigd. Hij
voegde er bijzonderheden bij over de listige wijze
waarop de bestellers bij de beproeving zouden zijn
misleid.
Deze aanklacht zou zyn bevestigd door de opgaaf
van een opzichter bij deu Staatsspoorweg in Iianover,
wien een staaf onder de oogen was gekomen, waar
op een stempelmerk slechts ten deele was uitgevijld.
Éeeds vele jaren geleden was een gelijksoortige
aanklacht opgeworpen door ontslagen werklieden en
ook door eeu bestellor, maar toen had het onderzoek
niet tot oen vervolging geleid. Het ingesteld onder
zoek zal nu moeten uitmaken of er inderdaad grond
bestaat voor do aanklacht en welke porsonen daarbij
al dan niet betrokken zijn.
Het geval verwekt veel opspraak, vooral onder
de aandeelhouders der fabriek, en niet 't minst
omdat de veiligheid van het spoorwegverkeer zoo
nauw is betrokken by de deugdelijkheid der staven.
Dr. Munthe, een Zweedsch geneesheer, die te Pa
rijs practiseert, bracht in 1884 zijne vacantia door
onder de allerarmste inwoners van Napels onbekend
en ongeprezen, zwoegde hij nacht en dag ter be
strijding van de cholera en schreef onderwijl aan het
Stockholmsche Dagblad brieven, waarvan hij de op
brengst gebruikte voor zijne zieken.
Een derde der Napelscho bevolking woont in
kelders onder den grond. Onder deze ongelukkigen
was dr. Munthe werkzaam. De grootste moeielijkheid,
waarmede Ijij te kampen had, was de afkeer dezer
rampzalige lieden van een dokter en hun ingewor
telde achterdocht jegens de overheden. Hem duldden
zij, omdat zij overtuigd waren dat hij een vreemde
ling was en niet in betrekking stand tot eeuige
weldadige inrichting maar toch zag hij zich gedwon
gen zijne middelen steelsgewijze aan te wenden.
Hij drong door tot in de laagste holen, het toeval
deed hem de achting en de bescherming der Camor-
risten verwerven. Hij arbeidde waar gewis een vreem
deling nog nooit was geweest en vaak bracht hij
den nacht wakende door te midden der dooden on
stervenden en ontdeed zich meer dan eens van zijn
jas, om daarmede zijn naakte patient te dekken,
wanneer de akelige koude der cholera ingetreden
was. Hy verhaalt deze dingen, niet om te toonon
wat hy deed, maar om zijnen lezers den vreeselijken
toestand te schilderen van de bewoners «der afzich
telijkste verblyven welke er op aarde bestaan" en
om eeno schets to geven van hunne onwetendheid
en gelatenheid.
Men was, om maar iets te noemen, algemeen van
meening dat het gemeentebestuur de cholera had
losgelaten om de bevolking te dunnenmaar de
armen toonden hun misnoegen alleen door hun ach
terdocht en door de wijze waarop zij zich schuil
hielden. Wie dr. Munthe verdacht van een zendeling
der overheid te zyn, verzekerde hem dat er daar
aan huis geone zieken waren, al stierven ook achter
de deur vrouw en kinderen.
Dr. Duparc schrijft naar aanleiding van het
bovenstaande hot volgende aan het Handelsblad.
Met belangstelling las ik in het handelsblad
het artikel: //De Cholera in de Napelsche achter
buurt."
Aan de daarin voorkomende donkere schets van
dr. Munthe over die verblijven van ellende en over
de vrees voor een doctor gedurende de epidemie van
1884, kan ik de volgende beschryving, die ik in
1885 van een collega aldaar ontving, toevoegen:
Dat de ziekte zich in 1885, na een korten stilstand,
te Napels opnieuw had vertoond, was niet te verwon
deren, want in geen stad is het in de achterbuurten
in hygiënisch opzicht treuriger gesteld dan in Napels.
In vier der ongezondste wijken met hare vunze
kelderwoningen leven de menschen zoo bijeengehoop»,
dat 70,000 personen op één vierkanten kilometer
woneu. Allerlei vuil, zelfs de ontlastingen van clio-
leralijders, werden uit do vensters en van de balcons
op straat geworpen, terwijl de verlaten huizen niet
gereinigd of ontsmet werden. Onder dio omstandig
heden was het te voorzien, dat de ziekte na den te
rugkeer der gevluchtte bewoners daarin weder zou
optreden. Toch bleven velen zich met kracht en
geweld tegen de noodzakelijkste maatregelon van ont
smetting verzetten en wilden de meeste choleralijders
de voorgeschreven geneesmiddelen niet gebruiken.
//Een nieuwe vorm van waanzin" schreef hij
dien men in tegenstelling van //choleraphobie" (vrees
voor de cholera) elders, „iatrophobie" (vrees voor den
doctor) zou kunnen noemen. Zelfs weigerden bloed
verwanten de artsen bij de lijders toe te laten.
Anderen verborgen hunne zieken voor de doctors.
Waar geneesheeren op last der autoriteiten kwa
men, werden zij verdreven en zelfs mishandeld. Daar
door stierven velen, die bij tijdige hulp en verzor
ging gered hadden kunnen worden.
Waarlyk eene parodie op het //Napels zien en
dan sterven."
Echter bleef de ziekte tot de ongezonde en armoe
dige buurten beperkt. In de gezonde en zindelyke
wijken der gegoeden vertoonde zij zich genoegzaam niet.
Het totaalcijfer der aangetasten in geheel Italië
tot 21 Sopt. 1885 toen de ziekte overal was ge
weken (alleen te Napels had zij zich den 9 Oct.
daaraanvolgende opnieuw vertoqnd) bedroeg 13,057,
dat der sterfgevallen 7232, derhalve 55.38 pCt.
Hiervan kwamen in de provincie Napels 9620 lijders
met 5407 sterfgevallen voor.
Tot bestrijding der thans weder in Italië heerschen-
de cholera zijn de onderhuidsche inspuitingen van
zoutwateroplossing, reeds in het Handelsblad van 15
Juli 1885 door mij aanbevolen (alsmede clysmas van
looizuur), mits terstond bij het uitbreken der ziekte
aangewend, gebleken het éénige afdoende mid
del te zyn. Professor Arnoldo Cantani, te Napels,
schreef mij dan ook onlangs: #la hypodermoclysie
de chlorure de soude et de carbonate de soude et
l'enteroclysie tannique out été les seuls méthodes qui
ont donne un résultat positif contre le choléra."
De toestellen (Hypqdermoclysma en Enteroclysma)
daarvoor zyn thans ook te Amsterdam verkrijgbaar.
Snelle afdoening van zaken!
Een milicien wil om bijzondere omstandigheden
een langdurig verlof hebben. Hy richt zijn verzoek
rechtstreeks tot het Departement van Oorlog. Het
gaat van daar naar den burgemeester; van daar te
rug naar 's Konings Commissaris om eindelijk weder
aan het Departement terug te komen. Vau hier
komt het request bij het korps, daarna in handen
van het bataljon, om weder bij het korps terug to
keereu en gezonden te worden naar de divisie.
De divisie-generaal stuurt het naar den inspecteur,
deze naar den Minister ter beslissing, en zoo komt
het langs den generaai-inspectour en den divisie
commandant bij het korps weder, om achtereenvol
gens nog eens in handen te komen van den batal
jons- en den compagnies-commandant. Zulk een zaak
je loopt alzoo over 16 schijven.
Den 288ten dezer is te Chamonix ter gelegen
heid van den honderdsten verjaardag van het be
klimmen van den Mont Blanc door den Geneefechen
hoogleeraar de Saussure en den gids Jacques Balmat,
met veel plechtigheid een standbeeld te hunner eere
onthuld. Do stad Genève heeft 4000 fr. bygedra-
geu. Zwitserland was by de plechtigheid vertegen
woordigd door den heer Vautier, voorzitter van den
Stendenraad, en Genèv* in het bijzonder door den
heer Turettini, voorzitter van den gemeenteraad. Van
wege de Eransche regeering was de minister van on
derwijs, de heer Spuller, afgevaardigd, terwijl do
Academie van wetenschappen zich heeft laten ver
tegenwoordigen door den heer Janssen. Beiden heb
ben, evenals eeuige anderen, eene rede gehouden en
hulde gebracht aan de groote verdiensten van den
Geneefschen natuurkundige en aan den trouwen, moe
digen en bekwamen gids.
Een aantal officioele personen en gemachtigden
hebben de plechtigheid bygewoondook de Fransche
en Zwitsersche Alpenclub hadden hare vertegenwoor
digers gezonden.
Na de plechtigheid vereenigden zich een 150 per
sonen aan een feestmaal, waarbij opgewektheid de
toosten kruidde.
Het standbeeld, vervaardigd door den heer Salm-
son, loeraar aan de school voor fraaie kunsten te
Genève, is opgericht op een klein plein, van waar men
een indrukwekkend gezicht heeft op den trotschen
berg met zijne eeuwige sneeuw. Het monument stelt
Balraat (die het eerst den Mont Blanc beklommen
heeft) en de Saussure voor, de eerste den weg naar
de hoogten van den Mont Blanc aan laatstgenoemde
wijzende.
Chamonix was door groen en vlaggen in feestdos
getooid.
In de dezer dagen te Botterdam gehouden verg.
der Prov. Vereeniging1 van Burgemeesters en secre
tarissen in Zuid-Holland werd door den hoor Zaal
borg de volgende stelling verdedigd
«De meening als zoude art. 180 der gemeentewet
in verband met art. 179 a. eigenlijk niet meer dan
een tautologie zijn, omdat de verplichting tot uit
voering de daartoe noodige middelen kan geacht
worden te omvatten, is kennelijk in strijd met art.
54 der Grondwet, dat de uitvoerende macht uit
sluitend aan den Koning toekent en deze macht we)
is te onderscheiden van een opdracht tot uitvoering
by speciale wet met toekenning van een politierecht
tot verzekering van die opdracht, dat zonder die
toekenning onbestaanbaar zou zijn."
De hoofdvraag welke spr. in de toelichting van
zijn stelling stelde was, of de vergadering het ge
meentebestuur bevoegd achtte in den zin als in art.
180 is beschreven, ook al bestond art. 184 der
strafwet niet.
De voorzitter was van oordeel, dat de verhaling
van kosten enz. in art. 180 der Grondwet vervat
uit zou kunnen geschieden als art. 184 der strafwet
niet bestond.
De heer Zaalberg gaf als zijn oordeel te kennen,
dat de uitvoering van art. 180 is een politierecht,
dat aansluit aan de macht des Konings.
Geen stemming had plaats.
De 2e stolling, die de heer Zaalberg uiteenzette
luidde
Met het oog op art. 54 der Grondwet j®. art. 70
Gemeentewet, behoorde de bevoegdheid in art 180,
der Gemeentewet omschreven (onder de uitvoering
der verordeningen van den Baad behoort do bevoegd
heid tot het desnoods ten koste der overtreder doen
wegnomen, beletten of verrichten van hetgeen in
strijd met die verordeningen wordt daargesteld, on-
dernomeu of nagelaten) niet aan B. en W., maar
aan den Burgemeoster alléén, als hoofd der gemeen-
te-politie, te zijn opgedragen.
Spr's. oordeel was, dat wanneer men aanneemt, dat
het recht in art. 180 der Gemoentowet omschreven,
is een politierecht, de uitvoering uitsluitend tot de
taak van den Burgemeester, niet tot dien van B. en
W. behoort.
Het zou z. i. dus de voorkeur verdienen dat het
bepaalde in art. 180 volgde achter art. 70.
Deze stelling werd by acclamatie aangenomen.
De 3e stelling door den heer Zaalberg in te leiden,
luidde
«Wonschelijk ware het, vooral ook voor een ge
leidelijke terugvordering der kosten, voortvloeiende
uit de toepassing van art. 180 Gemeentewet, bij pri
vaatrechterlijke procedure, dat de wet de grenswaar
den stelde voor de beperking van het eigensdoms-
recht by plaatselijke verordeningen."
Do Voorzitter deelde den wensch dat men grenzen
zou kunnen vinden, hoever die politiemaatregelen
hot eigendomsrecht zou kunnen worden beperkt.
Die grens zou z. i. echter nooit kunnen liggen in
de waarde, waarmede het recht verminderd wordt.
De heer v. d. Velde vroeg wat de voorsteller
eigenlijk bedoelt met het woord //grenswaarden."
De heer Zaalberg zegt dat z. i. de rechter moet
vaststellen de grenzen, waarbinnen men zich bij het
vaststellen der verordeningen heeft te houden.
De Voorzitter merkt op, dat door deze toelich
ting hot zooeven door hem geopperd bezwaar ver
valt.
Eindelijk verdedigde de heer Zaalberg nog de vol
gende stelling
Het arrest van het gerechtshof te 's Hage van 15
Juni 1883, aannemende dat art. 180 gemeentewet
alleen maar toepassing vinden kan, wanneer men te
doen heeft met een terrein dat tot gemeenen dienst
van allen bestemd is, vindt in die wet geon steun.
In bedoeld arrest zeide spr. luidde de con
clusie dat art. 180 der G. W. geen toepassing kon
vinden, omdat men met oen terrein te doen had
dat niet tot gemeenen dienst van allen bestemd is.
Hiertegen wenschte spr. op te komen, omdat daar
door eon geheele verandering zou komen in het po
litierecht. Bijv. de nakoming van oen verordening
ohet houden van stookplaatsen zou niet verzekerd
zijn door dit arrest, omdat men hier niet te doen
had met een terrein dat tot gemeenen dienst van
allen bestemd is.
Na oenig debat dat zich bepaalde tot eenig ver
schil van gevoelen tusschen den voorsteller en den
voorzitter, was het woord aan den heer mr. H. A.
Van der Velde tot inleiding van zyn stellingen:
lo. In artikel 184 Wetboek van Strafrecht behoort
onder ^wettelijk voorschrift" in de eerste plaats te
worden verstaan een voorschrift der Bykswet en
voorts die voorschriften voorkomende in provinciale,
plaatselijke of waterschapsverordeningen, welke, by
een bijzondere wetsbepaling voorgeschreven, strekken
tot haar aanvulling, zoodat deze voorschriften, zij het
niet onmiddellijk dan toch door de bevoegdheid tot
reglementeering door de Bykswet gegeven, als uit
vloeisel van die wet optreden.
2o. Wenschelijk ware inzonderhoid voor de
praktijk oen wijziging van artikel 184 Wetboek
van Strafrecht in dien zin dat de woorden //wettelyk
voorschrift" ook omvatten alle provinciale, plaatselij
ke en waterschapsreglementen.
Vooral stond spr. stil by de verworping door den
Hoogen Baad van een vonnis'van verschillende recht
banken, waarbij de overtreding gestraft was, dat een
persoon met een rytuig weigerde zich van de tram
lijn te begeven, terwijl een team naderde, zoodat
de politie hem met geweld moest verwyderen.
Deze uitspraak zou dus elke politieverordening te
niet kunnen doen.
Spr. betreurde het daarom zeer, ook met het oog
op zijn 2e stelling dat waar de verhouding tusschen
Bijk8- en gemeentepolitie tot zoo treurige gevolgen
kan leiden, dat dit niet beter geregeld is by de
wet. Ook weos hij in den loop van zyn rede op
het verschil dat bestaat in art. 184 der Strafwet,
hetgeen deze quaes ie nog ingowikkelder maakt.
De heer jhr. mr. Van Doorn is van oordeel dat
oen wet of een verordening z. i. eigenlijk geheel het
zelfde is, en achtte daarom ook van hoog gewicht
het argument door den verdediger terloops aange
voerd, dat verschil bestaat tusschen art. 1 en art.
114 der Strafwet.
Na eenig verder debat werden beide stellingen in
stemming gebracht en met 21 tegen 8 stemmen aan
genomen.
De heer De Kruiff betoogde nog de wenschelijk-
heid om den fatsoenlijken werkman, die tracht werk
te krijgen, te beschermen tegen behandeling als land-
loopers en bedelaars, waar hij zoo krachtig mogelijk
te velde wil trekken tegen bedelarij en landlooperij,
wil hij den eerlijken werkman, die elders werk komt
zoeken, een zeker bewijs geven dat hij een eerlijk
man is.
Hieroveï ontwikkelde zich een debat, waarbij van
verschillende zijden werd gewezen op de grooto be
zwaren, hieraan verbondon.
De Voorz. merkte op dat dit voor groote gemeen
ten ondoenlijk zou zijn, terwijl de heer Zaalberg
meende, dat men in botsing zou komen met de ar
menwet.
De Voorz. meende dat het wel een zaak was,
welke door de leden in overweging kon worden ge
nomen.
Door den heer Musquetier was nog de volgende
stelling ingediend
//Wenschelijk ware het geweest dat in de nieuwe
Grondwet het veranderen der grenzen van gemeenten
niet zonder onderscheid aan de wet ware opgedragen,
maar dat de gelegenheid geopend ware om kleine
grensveranderingen op gemakkelijker wijze tot stand
te deen komen dan thans, nu daarvoor eerstens ver
plichtend is de wet en Vervolgens de omslachtige be
handeling die aan de vaststelling dier wet moet
voorafgaan (art. 129132 gemeentewet).
De behandeling van deze stelling werd aangehou-
don tot de volgende vergadering.
Nadat de bijdrage der leden voor 1887 bepaald
was op 50 cents, ging men ruim halfvijf uiteen.
Een diner besloot de bijeenkomst.
Omstreeks twee jaren geleden verwierp de gemeen
teraad te Leeuwarden een door Burg. en Weths.,
naar aanleiding van een verzoek van de Vereeniging
door volksgezondheid, gedaan voorstel, om het loozen
van faecaliën in de openbare wateren en riolen en
het hebben van beerputten te verbieden en het
wisseltonnenstelsel verplicht in te voeren. Genoemde
Vereeniging heeft zich thans opnieuw over deze zaak
tot den Raad gewend. Zy doet in haar adres
uitkomen, dat vooral de zomer van dit jaar heeft
doen zien, dat de verontreiniging van de openbare
wateren in deze gemeente, en bygevolg ook van
den bodem, steeds toeneemt, waarvan het loozen
van faecaliën ip die wateren en ook in de daarin
uitloopende riolen als hoofdoorzaak is te beschouwen.
Wetenschap en ervaring beide, zegt de Vereeniging,
hebben ten duidelijkste aangetoond, dat bedoelde
verontreiniging, inzonderheid ook als zij, gelijk hier,
tot den bodem doordringt, de oorzaak is van me
nigte besmettelyke ziekte en zóó tevens aanleiding
geeft tot verspreiding der smetstof, en tevens, dat
die verontreiniging plaats vindt, zoolang er nog
slechts één enkel faecaliën uitloozend riool of beerput
in de gemeente aanwezig is. De Vereeniging vraagt
mitsdien, dat alsnog ten spoedigste tot den go-
wenschten maatregel moge worden overgegaan.
Een tentoonstelling van huttigo en schadelijke insec
ten is Zaterdag te Parijs geopend in de Oraiyerie der
Tuileriëen. Zij duurt tot 25 Sept. a. s., en con
gressen voor insectehkunde en zijwormenteelt zijn
er aan verbonden.
Op die tentoonstelling is vooral merkwaardig een
inzending van Mme de Bompar, betreffende haar
methode, ontwikkeld in hare brochure over de ver
delging van de druifluis door aardbeziën-planten.
Genoemde dame heeft den doodsvijand van de druif-
ontdekt in een soort van aardmyt (arachnide
trombidion)die op aardbeziënplanteu leeft. De druif-
luis. zegt Mme. Bompar, geeft aan de bladen van
die plant nog de voorkeur boven de schors van
den wynstok. Als men dus in de wyngaarden aard-
beziënplanten zet, zal de druifluis daarop gaan, en
verslonden worden door het genoemd insect, dat 55
druifluizen in een minuut verdelgt.
Dinsdag had te Haarlem plaats de algemeene
vergadering van den Volksbondvereeniging tegen
drankmisbruik. Zy werd door den voorzitter, Goe
man Borgesius, geopend met een hartelijk woord
van welkom. In het byzonder werden herdacht de
verdiensten van den overleden voorzitter der ver
eeniging tot afschaffing van sterken drank, jhr. De
Jonge, die een zoo groot aandeel heeft gehad in
de totstandkoming der drankwet. Daarna wees
spreker op hetgeen in de richting van den Volks-
ond in Nederland gedaan is, en achtte hij het een
zeer bemoedigend teeken, dat in naburige landen,
België en Luxemburg, op den grondslag van onze
drankwet bepalingen in het leven ziin geroepen of
worden voorbereid, van dezelfde strekking als bij
ons. Ook in Frankrijk is de eerste stap gedaan,
in zoover eene commissie benoemd is uit den senaat,
om een rapport omtrent de middelen tot wering
van drankmisbruik samen te stellen.
Hoewel in Üuitschland nog geene wettelijke be
palingen bestaan, bleek toch, dat ook in dat land
de zaak door de vrienden des volks niet uit het
oog werd verloren. Spreker wees o. a. op hetgeen
in deze richting door particulieren reeds tot stand
gebracht is, dank zij vooral de toewijding van den
bekenden vriend des volks, dr. Lammers to Bremen.
Geen grooter bewijs kon Duitschland in het streven
onzer vereeniging geven, dan door het afvaardigen
naar deze vergadering van dezen man. Daarna
richtte de voorzitter zich tot den naast hem, aan
de bestuurstafel gezeten dr. Lam mars, dankte hem
hartelijk voor zijne komst en huldigde in warme
bewoordingen alles wat hij in het belang van (le
volkszaak in Duitschland reeds tot stand heeft ge
bracht. Dr. Lammers toen zelf het woord nemende
gaf een overzicht van den toestand in Duitsch
land en van hetgeen door de verschillende Vereine
was verricht. Uit het verslag van den toestand
van den Bond, door den secretaris voorgelezen, bleek,
dat' de invloed van den Volksbond, in aansluiting
met andere vereenigingen van gelijke strekking,
van jaar tot jaar toeneemt. Een sprekend feit
noemde spr. de vermindering van het getal wegens
drankmisbruik veroordeelden in de laatste 5 jaren
eene vermindering die het getal van 12,000 be
reikt had.
Herbenoemd werden bij acclamatie tot leden van
het hoofdbestuur de heeren dr. L. J. Egeling en
L. P. Walburgh Schmidt. Uit het verslag omtrent
het onderzoek naar de vervalsching ran jenever in
sommige provinciën bleek, dat over het algemeen
van vervalsching weinig sprake kan zijn. O. a. be
vatte geon enkel monster zwavelzuur. De foezel
reactie (ten gevolge van amylalcohol) was over het
algemeen zwak; het hoogste volume-percent foezel
olie bedroeg (o. a. te Amsterdam) 0.22 geen mon
ster bleek echter geheel vrij van foezelolie. De
ammonia-reactie was over het algemeen sterker.
Het alcoholgehalte wisselde af, in volume-procenten
uitgedrukt, tusschen 38.3 en 46.32. Het blijkt uit
een en ander, dat van bijmenging van foezel
olie weinig sprake kan zyn en vervalsching met
zwavelzuur (of vitriool) niet werd waargenomen. De
eenige bijmenging, die is kunnen geconstateerd wor
den, is die met water, dat echter in den regel
vrij sterk met ammoniak is bezwangerd. De onder
zochte monsters waren afkomstig uit (le prov.
Z.-Holl., N.-Holl., Zeeland, Utrecht, Overijsei,
Friesland en Groningen. Het onderzoek geschiedde
door de heeren dr. v. Hamel Boos, Smidt, Berntrop
en Holterman, die voor hunnen belangeloozen arbeid
den d*nk der vorgadering oogstten.
In de pauze, die nu volgde, werd de rekening
en verantwoording over het afgeloopen jaar nazien
en goedgekeurd tot een bedrag van 1606.01,
waaruit blykt, dat de toestand dér Vereeniging
stationnair is gebleven.
Na de pauze waren aan de orde van behandeling
de voorstellen van het hoofdbestuur.
1. De algemeene vergadering besluite, dat met
de uitgavo vau platen, in den geest van de ver
schenen gravure //Ach Vader, niet meer", zal worden
voortgegaan.
2. De algemeene vergadering spreke de wensche-
lijkheid uit van het houden van openbare afdeelings-
vergaderingen, waaraan een feestelijk karakter wordt
gegeven, opdat zij hiordoor meer aantrekkelijkheid
voor het groote publiek verwerven en dus tegemoet
komen aan de behoefte tot ontspanning.
3. De algemeene vergadering spreke de wensche-
lijkheid uit, dat van wege het centraal gezag maat
regelen worden genomen tot het vroeger sluiten des
avonds en het later openen des morgens van drank
gelegenheden.
4. De algemeene vergadering drage op aan het
hoofdbestuur om een onderzoek in te stellen naar
den sluikhandel in spiritualia op de rijksgrenzen en
naar het verband tusschen dezen en het misbruik
van sterken drank.
Deze voorstellen werden na discussie by acclamatie
aangenomen.
De mobilisatie van bet 17de legercorps in Zuid-
Frankrijk is in vollen gang. In enkele districten
van het platteland gebracht de tijding groote ontstel
tenis te weeg, daar vele bewoners nog niets van het
plan hadden vernomen. Andere echter waren be
ter onderricht, want volgens de Justice waren vele
bevoorrechte personen in het département de la Haute-
Garonne reeds vooruit verwittigd, zoodat zij bytijds
hun voorzorgsmaatregelen konden nemen. Geen won-
der^ dan ook, dat enkele bladen in hun verontwaar
diging over het mislukken der kostbare proefneming
eischen, dat de redactie der Figaro in staat van be
schuldiging worde gesteld.
Volgens de Voltaire is het onderzoek geëindigd.
De uitslag is, dat twee soldaten Boussel en Modal,
die als schrijver dienst deden, in hechtenis zyn ge
nomen en voor een krijgsgerecht, wegens hoogver
raad, zullen terechtstaan. De Figaro beweert echter,
dat generaal Ferron op het verkeerde spoor is en
den verklikker //hooger" moet zoeken.
Hp Duitsche bladen drijven den spot met deze
mobilisatie, waarvan de waarde bijna geheel is ver
dwenen door een indiscretion, welke evengoed in
oorlogstijd kon voorkomen en dan natuurlijk geheel
den vijand ten goede zou komen. Wanneer alles
zegt o. a. de National Zeitung nu nog niet sluit,
als een bus, dan moet (le legerinrichting in Fran
krijk wel heel slecht zijn.
De verhooging der graanrechten in Duitschland
wordt steeds waarschijnlijker.
De Nordd. Allg. Ztg. verzekert al weer, dat het
aantal der adressen, waarin een nieuwe verhooging
wordt gevraagd, steeds toeneemt. De liberale bladen
achten deze aankondigingen van prins Bismarck's
orgaan voldoende, om met zekerheid te kunnen ver
wachten, //dat het brood weer duurder zal worden
gemaakt, ten behoeve van den grondeigenaar".
De ongeregeldheden te Ostende beschouwt men
als geëindigdde visschers hebben deels zich reeds
naar zee begeven, de overige maken zich gereed
hun gewonen arbeid te hervatten, terwijl men de
invrijheidstelling hunner gedurende de onlusten
gearresteerde kameraden Zaterdag avond verwachtte.
De oorzaak voor de plotselinge uitbarting der harts
tochten van de visschers te Ostende verklaart men
uit hun gegronde grieven over de zware concur
rentie der Engelsche visschers en uit hun diepe
armoede. Sedert lang was het hun een doorn in
het oog, dat de Engelsche visschers op de markt
te Ostende hun viscli verkoopen zonder dat er in
komende rechten van worden geheven, terwijl van
de visch, welke zij in Engeland invoeren, hooge
cijns wordt gevorderd.
Herhaaldelijk heeft de Association commercials et
maritime te Ostende op de ongelijkheid gewezen,
welke ten opzichte der importatie tusschen de Bel
gische visschers en hun Engelsche kameraden be
staat. Van het vruchtelooze, wat het inwilligen
dezer eischen betreft, overtuigd, verlangen nu de
visschers, dat van de ingevoerde visch te Ostende
een inkomend recht worde geheven, dat aan hun
visch bij den verkoop de voorrang worde gegeven,
en geen vreemde visch, ter markt kome, voordat
de Belgische van de hand is gezet.
Wat echter de inkomende rechten op vreemde
visch in Engeland betreft, op dit punt bestaat
volgens de Times bij de Belgische visschers een
misverstand. Zulk een cijns wordt in Engeland
niet geheven, alleen havengeld.
De Indépendance verklaart de onjuiste opvatting
der Belgische visschers ten opzichte der invoer
rechten in Engeland aldus In Engeland vormen
de opkoopera van visch gewoonlijk een syndicaat
en zijn overeengekomen vreemde visch noch te
koopen noch te verkoopen. Alleen in bijzondere
gevallen, wanneer bijv. een vreemd visschersvaar-
tuig wogens averij een Engelsche haven binnen
loopt, wordt den vreemdelingen toegestaan hun visch,
en dit nog onder zekere voorwaarden, van de hand
te doen.
Maar de ongelijkheid der invoerrechten is niot de
eenige grief der Belgische visschers. Zij verzeke
ren dat de bepalingen der conventie, regelende de
vischvangst op de Noordzee, en Engeland niet met
dezelfde gestrengheid worden toegepast als in België.
Niet alleen geven do Engelschen aan de Belgische
visschers (le schuld van elk misdryf op zee, maar
Belgische justitie schenkt hun niet de minste be
scherming en straft hen zonder erbarmen, terwijl de
Engelsche visschers door hun rechtbanken ongestoord
worden gelaten.
Wellicht echter hadden deze grieven de visschers
te Ostende niet tot de daden van geweld, die zulke
beklagenswaardige gevolgen hadden, geleid, wanneer
niet hun ellende, hun armoede ten gevolge van den
grooten aanvoer van Engelsche visch op de Oston-
der markt hen wanhopend en radeloos had gemaakt.
Gemiddeld verdient een visscher te Ostende acht
francs in de week, nooit meer dan 12 francs, waar
van een geheel gezin moet leven, en het is geen
ongewoon verschijnsel dat een familie uit 8 a 10
personen bestaat. Zeven dagen lang moeten zij daar
mede rondkomen woning, voedsel, kleeren betalen.
En welk feen arbeid verricht het hoofd des huizes
voor zulk een armzalig loonVan uur tot uur
worstelt hy met het verraderlijke element om zijn
leven.
Een feit is het, dat de haat der Belgische vis
schers alleen de Engelschen treft. Twee Fransche