Bultenlandsch Overzicht. de goedgekeurde jjflererde. Uit die nieuwe staven werden dan de stempelmerken uitgevijld. De graveur beweerde dat bet zelfde bedrog reeds vóór zijn aan stelling was in praktijk gebracht en dat hij zelf 50 a 100 zulke valsche stempels had vervaardigd. Hij voegde er bijzonderheden bij over de listige wijze waarop de bestellers bij de beproeving zouden zijn misleid. Deze aanklacht zou zyn bevestigd door de opgaaf van een opzichter bij deu Staatsspoorweg in Iianover, wien een staaf onder de oogen was gekomen, waar op een stempelmerk slechts ten deele was uitgevijld. Éeeds vele jaren geleden was een gelijksoortige aanklacht opgeworpen door ontslagen werklieden en ook door eeu bestellor, maar toen had het onderzoek niet tot oen vervolging geleid. Het ingesteld onder zoek zal nu moeten uitmaken of er inderdaad grond bestaat voor do aanklacht en welke porsonen daarbij al dan niet betrokken zijn. Het geval verwekt veel opspraak, vooral onder de aandeelhouders der fabriek, en niet 't minst omdat de veiligheid van het spoorwegverkeer zoo nauw is betrokken by de deugdelijkheid der staven. Dr. Munthe, een Zweedsch geneesheer, die te Pa rijs practiseert, bracht in 1884 zijne vacantia door onder de allerarmste inwoners van Napels onbekend en ongeprezen, zwoegde hij nacht en dag ter be strijding van de cholera en schreef onderwijl aan het Stockholmsche Dagblad brieven, waarvan hij de op brengst gebruikte voor zijne zieken. Een derde der Napelscho bevolking woont in kelders onder den grond. Onder deze ongelukkigen was dr. Munthe werkzaam. De grootste moeielijkheid, waarmede Ijij te kampen had, was de afkeer dezer rampzalige lieden van een dokter en hun ingewor telde achterdocht jegens de overheden. Hem duldden zij, omdat zij overtuigd waren dat hij een vreemde ling was en niet in betrekking stand tot eeuige weldadige inrichting maar toch zag hij zich gedwon gen zijne middelen steelsgewijze aan te wenden. Hij drong door tot in de laagste holen, het toeval deed hem de achting en de bescherming der Camor- risten verwerven. Hij arbeidde waar gewis een vreem deling nog nooit was geweest en vaak bracht hij den nacht wakende door te midden der dooden on stervenden en ontdeed zich meer dan eens van zijn jas, om daarmede zijn naakte patient te dekken, wanneer de akelige koude der cholera ingetreden was. Hy verhaalt deze dingen, niet om te toonon wat hy deed, maar om zijnen lezers den vreeselijken toestand te schilderen van de bewoners «der afzich telijkste verblyven welke er op aarde bestaan" en om eeno schets to geven van hunne onwetendheid en gelatenheid. Men was, om maar iets te noemen, algemeen van meening dat het gemeentebestuur de cholera had losgelaten om de bevolking te dunnenmaar de armen toonden hun misnoegen alleen door hun ach terdocht en door de wijze waarop zij zich schuil hielden. Wie dr. Munthe verdacht van een zendeling der overheid te zyn, verzekerde hem dat er daar aan huis geone zieken waren, al stierven ook achter de deur vrouw en kinderen. Dr. Duparc schrijft naar aanleiding van het bovenstaande hot volgende aan het Handelsblad. Met belangstelling las ik in het handelsblad het artikel: //De Cholera in de Napelsche achter buurt." Aan de daarin voorkomende donkere schets van dr. Munthe over die verblijven van ellende en over de vrees voor een doctor gedurende de epidemie van 1884, kan ik de volgende beschryving, die ik in 1885 van een collega aldaar ontving, toevoegen: Dat de ziekte zich in 1885, na een korten stilstand, te Napels opnieuw had vertoond, was niet te verwon deren, want in geen stad is het in de achterbuurten in hygiënisch opzicht treuriger gesteld dan in Napels. In vier der ongezondste wijken met hare vunze kelderwoningen leven de menschen zoo bijeengehoop», dat 70,000 personen op één vierkanten kilometer woneu. Allerlei vuil, zelfs de ontlastingen van clio- leralijders, werden uit do vensters en van de balcons op straat geworpen, terwijl de verlaten huizen niet gereinigd of ontsmet werden. Onder dio omstandig heden was het te voorzien, dat de ziekte na den te rugkeer der gevluchtte bewoners daarin weder zou optreden. Toch bleven velen zich met kracht en geweld tegen de noodzakelijkste maatregelon van ont smetting verzetten en wilden de meeste choleralijders de voorgeschreven geneesmiddelen niet gebruiken. //Een nieuwe vorm van waanzin" schreef hij dien men in tegenstelling van //choleraphobie" (vrees voor de cholera) elders, „iatrophobie" (vrees voor den doctor) zou kunnen noemen. Zelfs weigerden bloed verwanten de artsen bij de lijders toe te laten. Anderen verborgen hunne zieken voor de doctors. Waar geneesheeren op last der autoriteiten kwa men, werden zij verdreven en zelfs mishandeld. Daar door stierven velen, die bij tijdige hulp en verzor ging gered hadden kunnen worden. Waarlyk eene parodie op het //Napels zien en dan sterven." Echter bleef de ziekte tot de ongezonde en armoe dige buurten beperkt. In de gezonde en zindelyke wijken der gegoeden vertoonde zij zich genoegzaam niet. Het totaalcijfer der aangetasten in geheel Italië tot 21 Sopt. 1885 toen de ziekte overal was ge weken (alleen te Napels had zij zich den 9 Oct. daaraanvolgende opnieuw vertoqnd) bedroeg 13,057, dat der sterfgevallen 7232, derhalve 55.38 pCt. Hiervan kwamen in de provincie Napels 9620 lijders met 5407 sterfgevallen voor. Tot bestrijding der thans weder in Italië heerschen- de cholera zijn de onderhuidsche inspuitingen van zoutwateroplossing, reeds in het Handelsblad van 15 Juli 1885 door mij aanbevolen (alsmede clysmas van looizuur), mits terstond bij het uitbreken der ziekte aangewend, gebleken het éénige afdoende mid del te zyn. Professor Arnoldo Cantani, te Napels, schreef mij dan ook onlangs: #la hypodermoclysie de chlorure de soude et de carbonate de soude et l'enteroclysie tannique out été les seuls méthodes qui ont donne un résultat positif contre le choléra." De toestellen (Hypqdermoclysma en Enteroclysma) daarvoor zyn thans ook te Amsterdam verkrijgbaar. Snelle afdoening van zaken! Een milicien wil om bijzondere omstandigheden een langdurig verlof hebben. Hy richt zijn verzoek rechtstreeks tot het Departement van Oorlog. Het gaat van daar naar den burgemeester; van daar te rug naar 's Konings Commissaris om eindelijk weder aan het Departement terug te komen. Vau hier komt het request bij het korps, daarna in handen van het bataljon, om weder bij het korps terug to keereu en gezonden te worden naar de divisie. De divisie-generaal stuurt het naar den inspecteur, deze naar den Minister ter beslissing, en zoo komt het langs den generaai-inspectour en den divisie commandant bij het korps weder, om achtereenvol gens nog eens in handen te komen van den batal jons- en den compagnies-commandant. Zulk een zaak je loopt alzoo over 16 schijven. Den 288ten dezer is te Chamonix ter gelegen heid van den honderdsten verjaardag van het be klimmen van den Mont Blanc door den Geneefechen hoogleeraar de Saussure en den gids Jacques Balmat, met veel plechtigheid een standbeeld te hunner eere onthuld. Do stad Genève heeft 4000 fr. bygedra- geu. Zwitserland was by de plechtigheid vertegen woordigd door den heer Vautier, voorzitter van den Stendenraad, en Genèv* in het bijzonder door den heer Turettini, voorzitter van den gemeenteraad. Van wege de Eransche regeering was de minister van on derwijs, de heer Spuller, afgevaardigd, terwijl do Academie van wetenschappen zich heeft laten ver tegenwoordigen door den heer Janssen. Beiden heb ben, evenals eeuige anderen, eene rede gehouden en hulde gebracht aan de groote verdiensten van den Geneefschen natuurkundige en aan den trouwen, moe digen en bekwamen gids. Een aantal officioele personen en gemachtigden hebben de plechtigheid bygewoondook de Fransche en Zwitsersche Alpenclub hadden hare vertegenwoor digers gezonden. Na de plechtigheid vereenigden zich een 150 per sonen aan een feestmaal, waarbij opgewektheid de toosten kruidde. Het standbeeld, vervaardigd door den heer Salm- son, loeraar aan de school voor fraaie kunsten te Genève, is opgericht op een klein plein, van waar men een indrukwekkend gezicht heeft op den trotschen berg met zijne eeuwige sneeuw. Het monument stelt Balraat (die het eerst den Mont Blanc beklommen heeft) en de Saussure voor, de eerste den weg naar de hoogten van den Mont Blanc aan laatstgenoemde wijzende. Chamonix was door groen en vlaggen in feestdos getooid. In de dezer dagen te Botterdam gehouden verg. der Prov. Vereeniging1 van Burgemeesters en secre tarissen in Zuid-Holland werd door den hoor Zaal borg de volgende stelling verdedigd «De meening als zoude art. 180 der gemeentewet in verband met art. 179 a. eigenlijk niet meer dan een tautologie zijn, omdat de verplichting tot uit voering de daartoe noodige middelen kan geacht worden te omvatten, is kennelijk in strijd met art. 54 der Grondwet, dat de uitvoerende macht uit sluitend aan den Koning toekent en deze macht we) is te onderscheiden van een opdracht tot uitvoering by speciale wet met toekenning van een politierecht tot verzekering van die opdracht, dat zonder die toekenning onbestaanbaar zou zijn." De hoofdvraag welke spr. in de toelichting van zijn stelling stelde was, of de vergadering het ge meentebestuur bevoegd achtte in den zin als in art. 180 is beschreven, ook al bestond art. 184 der strafwet niet. De voorzitter was van oordeel, dat de verhaling van kosten enz. in art. 180 der Grondwet vervat uit zou kunnen geschieden als art. 184 der strafwet niet bestond. De heer Zaalberg gaf als zijn oordeel te kennen, dat de uitvoering van art. 180 is een politierecht, dat aansluit aan de macht des Konings. Geen stemming had plaats. De 2e stolling, die de heer Zaalberg uiteenzette luidde Met het oog op art. 54 der Grondwet j®. art. 70 Gemeentewet, behoorde de bevoegdheid in art 180, der Gemeentewet omschreven (onder de uitvoering der verordeningen van den Baad behoort do bevoegd heid tot het desnoods ten koste der overtreder doen wegnomen, beletten of verrichten van hetgeen in strijd met die verordeningen wordt daargesteld, on- dernomeu of nagelaten) niet aan B. en W., maar aan den Burgemeoster alléén, als hoofd der gemeen- te-politie, te zijn opgedragen. Spr's. oordeel was, dat wanneer men aanneemt, dat het recht in art. 180 der Gemoentowet omschreven, is een politierecht, de uitvoering uitsluitend tot de taak van den Burgemeester, niet tot dien van B. en W. behoort. Het zou z. i. dus de voorkeur verdienen dat het bepaalde in art. 180 volgde achter art. 70. Deze stelling werd by acclamatie aangenomen. De 3e stelling door den heer Zaalberg in te leiden, luidde «Wonschelijk ware het, vooral ook voor een ge leidelijke terugvordering der kosten, voortvloeiende uit de toepassing van art. 180 Gemeentewet, bij pri vaatrechterlijke procedure, dat de wet de grenswaar den stelde voor de beperking van het eigensdoms- recht by plaatselijke verordeningen." Do Voorzitter deelde den wensch dat men grenzen zou kunnen vinden, hoever die politiemaatregelen hot eigendomsrecht zou kunnen worden beperkt. Die grens zou z. i. echter nooit kunnen liggen in de waarde, waarmede het recht verminderd wordt. De heer v. d. Velde vroeg wat de voorsteller eigenlijk bedoelt met het woord //grenswaarden." De heer Zaalberg zegt dat z. i. de rechter moet vaststellen de grenzen, waarbinnen men zich bij het vaststellen der verordeningen heeft te houden. De Voorzitter merkt op, dat door deze toelich ting hot zooeven door hem geopperd bezwaar ver valt. Eindelijk verdedigde de heer Zaalberg nog de vol gende stelling Het arrest van het gerechtshof te 's Hage van 15 Juni 1883, aannemende dat art. 180 gemeentewet alleen maar toepassing vinden kan, wanneer men te doen heeft met een terrein dat tot gemeenen dienst van allen bestemd is, vindt in die wet geon steun. In bedoeld arrest zeide spr. luidde de con clusie dat art. 180 der G. W. geen toepassing kon vinden, omdat men met oen terrein te doen had dat niet tot gemeenen dienst van allen bestemd is. Hiertegen wenschte spr. op te komen, omdat daar door eon geheele verandering zou komen in het po litierecht. Bijv. de nakoming van oen verordening ohet houden van stookplaatsen zou niet verzekerd zijn door dit arrest, omdat men hier niet te doen had met een terrein dat tot gemeenen dienst van allen bestemd is. Na oenig debat dat zich bepaalde tot eenig ver schil van gevoelen tusschen den voorsteller en den voorzitter, was het woord aan den heer mr. H. A. Van der Velde tot inleiding van zyn stellingen: lo. In artikel 184 Wetboek van Strafrecht behoort onder ^wettelijk voorschrift" in de eerste plaats te worden verstaan een voorschrift der Bykswet en voorts die voorschriften voorkomende in provinciale, plaatselijke of waterschapsverordeningen, welke, by een bijzondere wetsbepaling voorgeschreven, strekken tot haar aanvulling, zoodat deze voorschriften, zij het niet onmiddellijk dan toch door de bevoegdheid tot reglementeering door de Bykswet gegeven, als uit vloeisel van die wet optreden. 2o. Wenschelijk ware inzonderhoid voor de praktijk oen wijziging van artikel 184 Wetboek van Strafrecht in dien zin dat de woorden //wettelyk voorschrift" ook omvatten alle provinciale, plaatselij ke en waterschapsreglementen. Vooral stond spr. stil by de verworping door den Hoogen Baad van een vonnis'van verschillende recht banken, waarbij de overtreding gestraft was, dat een persoon met een rytuig weigerde zich van de tram lijn te begeven, terwijl een team naderde, zoodat de politie hem met geweld moest verwyderen. Deze uitspraak zou dus elke politieverordening te niet kunnen doen. Spr. betreurde het daarom zeer, ook met het oog op zijn 2e stelling dat waar de verhouding tusschen Bijk8- en gemeentepolitie tot zoo treurige gevolgen kan leiden, dat dit niet beter geregeld is by de wet. Ook weos hij in den loop van zyn rede op het verschil dat bestaat in art. 184 der Strafwet, hetgeen deze quaes ie nog ingowikkelder maakt. De heer jhr. mr. Van Doorn is van oordeel dat oen wet of een verordening z. i. eigenlijk geheel het zelfde is, en achtte daarom ook van hoog gewicht het argument door den verdediger terloops aange voerd, dat verschil bestaat tusschen art. 1 en art. 114 der Strafwet. Na eenig verder debat werden beide stellingen in stemming gebracht en met 21 tegen 8 stemmen aan genomen. De heer De Kruiff betoogde nog de wenschelijk- heid om den fatsoenlijken werkman, die tracht werk te krijgen, te beschermen tegen behandeling als land- loopers en bedelaars, waar hij zoo krachtig mogelijk te velde wil trekken tegen bedelarij en landlooperij, wil hij den eerlijken werkman, die elders werk komt zoeken, een zeker bewijs geven dat hij een eerlijk man is. Hieroveï ontwikkelde zich een debat, waarbij van verschillende zijden werd gewezen op de grooto be zwaren, hieraan verbondon. De Voorz. merkte op dat dit voor groote gemeen ten ondoenlijk zou zijn, terwijl de heer Zaalberg meende, dat men in botsing zou komen met de ar menwet. De Voorz. meende dat het wel een zaak was, welke door de leden in overweging kon worden ge nomen. Door den heer Musquetier was nog de volgende stelling ingediend //Wenschelijk ware het geweest dat in de nieuwe Grondwet het veranderen der grenzen van gemeenten niet zonder onderscheid aan de wet ware opgedragen, maar dat de gelegenheid geopend ware om kleine grensveranderingen op gemakkelijker wijze tot stand te deen komen dan thans, nu daarvoor eerstens ver plichtend is de wet en Vervolgens de omslachtige be handeling die aan de vaststelling dier wet moet voorafgaan (art. 129132 gemeentewet). De behandeling van deze stelling werd aangehou- don tot de volgende vergadering. Nadat de bijdrage der leden voor 1887 bepaald was op 50 cents, ging men ruim halfvijf uiteen. Een diner besloot de bijeenkomst. Omstreeks twee jaren geleden verwierp de gemeen teraad te Leeuwarden een door Burg. en Weths., naar aanleiding van een verzoek van de Vereeniging door volksgezondheid, gedaan voorstel, om het loozen van faecaliën in de openbare wateren en riolen en het hebben van beerputten te verbieden en het wisseltonnenstelsel verplicht in te voeren. Genoemde Vereeniging heeft zich thans opnieuw over deze zaak tot den Raad gewend. Zy doet in haar adres uitkomen, dat vooral de zomer van dit jaar heeft doen zien, dat de verontreiniging van de openbare wateren in deze gemeente, en bygevolg ook van den bodem, steeds toeneemt, waarvan het loozen van faecaliën ip die wateren en ook in de daarin uitloopende riolen als hoofdoorzaak is te beschouwen. Wetenschap en ervaring beide, zegt de Vereeniging, hebben ten duidelijkste aangetoond, dat bedoelde verontreiniging, inzonderheid ook als zij, gelijk hier, tot den bodem doordringt, de oorzaak is van me nigte besmettelyke ziekte en zóó tevens aanleiding geeft tot verspreiding der smetstof, en tevens, dat die verontreiniging plaats vindt, zoolang er nog slechts één enkel faecaliën uitloozend riool of beerput in de gemeente aanwezig is. De Vereeniging vraagt mitsdien, dat alsnog ten spoedigste tot den go- wenschten maatregel moge worden overgegaan. Een tentoonstelling van huttigo en schadelijke insec ten is Zaterdag te Parijs geopend in de Oraiyerie der Tuileriëen. Zij duurt tot 25 Sept. a. s., en con gressen voor insectehkunde en zijwormenteelt zijn er aan verbonden. Op die tentoonstelling is vooral merkwaardig een inzending van Mme de Bompar, betreffende haar methode, ontwikkeld in hare brochure over de ver delging van de druifluis door aardbeziën-planten. Genoemde dame heeft den doodsvijand van de druif- ontdekt in een soort van aardmyt (arachnide trombidion)die op aardbeziënplanteu leeft. De druif- luis. zegt Mme. Bompar, geeft aan de bladen van die plant nog de voorkeur boven de schors van den wynstok. Als men dus in de wyngaarden aard- beziënplanten zet, zal de druifluis daarop gaan, en verslonden worden door het genoemd insect, dat 55 druifluizen in een minuut verdelgt. Dinsdag had te Haarlem plaats de algemeene vergadering van den Volksbondvereeniging tegen drankmisbruik. Zy werd door den voorzitter, Goe man Borgesius, geopend met een hartelijk woord van welkom. In het byzonder werden herdacht de verdiensten van den overleden voorzitter der ver eeniging tot afschaffing van sterken drank, jhr. De Jonge, die een zoo groot aandeel heeft gehad in de totstandkoming der drankwet. Daarna wees spreker op hetgeen in de richting van den Volks- ond in Nederland gedaan is, en achtte hij het een zeer bemoedigend teeken, dat in naburige landen, België en Luxemburg, op den grondslag van onze drankwet bepalingen in het leven ziin geroepen of worden voorbereid, van dezelfde strekking als bij ons. Ook in Frankrijk is de eerste stap gedaan, in zoover eene commissie benoemd is uit den senaat, om een rapport omtrent de middelen tot wering van drankmisbruik samen te stellen. Hoewel in Üuitschland nog geene wettelijke be palingen bestaan, bleek toch, dat ook in dat land de zaak door de vrienden des volks niet uit het oog werd verloren. Spreker wees o. a. op hetgeen in deze richting door particulieren reeds tot stand gebracht is, dank zij vooral de toewijding van den bekenden vriend des volks, dr. Lammers to Bremen. Geen grooter bewijs kon Duitschland in het streven onzer vereeniging geven, dan door het afvaardigen naar deze vergadering van dezen man. Daarna richtte de voorzitter zich tot den naast hem, aan de bestuurstafel gezeten dr. Lam mars, dankte hem hartelijk voor zijne komst en huldigde in warme bewoordingen alles wat hij in het belang van (le volkszaak in Duitschland reeds tot stand heeft ge bracht. Dr. Lammers toen zelf het woord nemende gaf een overzicht van den toestand in Duitsch land en van hetgeen door de verschillende Vereine was verricht. Uit het verslag van den toestand van den Bond, door den secretaris voorgelezen, bleek, dat' de invloed van den Volksbond, in aansluiting met andere vereenigingen van gelijke strekking, van jaar tot jaar toeneemt. Een sprekend feit noemde spr. de vermindering van het getal wegens drankmisbruik veroordeelden in de laatste 5 jaren eene vermindering die het getal van 12,000 be reikt had. Herbenoemd werden bij acclamatie tot leden van het hoofdbestuur de heeren dr. L. J. Egeling en L. P. Walburgh Schmidt. Uit het verslag omtrent het onderzoek naar de vervalsching ran jenever in sommige provinciën bleek, dat over het algemeen van vervalsching weinig sprake kan zijn. O. a. be vatte geon enkel monster zwavelzuur. De foezel reactie (ten gevolge van amylalcohol) was over het algemeen zwak; het hoogste volume-percent foezel olie bedroeg (o. a. te Amsterdam) 0.22 geen mon ster bleek echter geheel vrij van foezelolie. De ammonia-reactie was over het algemeen sterker. Het alcoholgehalte wisselde af, in volume-procenten uitgedrukt, tusschen 38.3 en 46.32. Het blijkt uit een en ander, dat van bijmenging van foezel olie weinig sprake kan zyn en vervalsching met zwavelzuur (of vitriool) niet werd waargenomen. De eenige bijmenging, die is kunnen geconstateerd wor den, is die met water, dat echter in den regel vrij sterk met ammoniak is bezwangerd. De onder zochte monsters waren afkomstig uit (le prov. Z.-Holl., N.-Holl., Zeeland, Utrecht, Overijsei, Friesland en Groningen. Het onderzoek geschiedde door de heeren dr. v. Hamel Boos, Smidt, Berntrop en Holterman, die voor hunnen belangeloozen arbeid den d*nk der vorgadering oogstten. In de pauze, die nu volgde, werd de rekening en verantwoording over het afgeloopen jaar nazien en goedgekeurd tot een bedrag van 1606.01, waaruit blykt, dat de toestand dér Vereeniging stationnair is gebleven. Na de pauze waren aan de orde van behandeling de voorstellen van het hoofdbestuur. 1. De algemeene vergadering besluite, dat met de uitgavo vau platen, in den geest van de ver schenen gravure //Ach Vader, niet meer", zal worden voortgegaan. 2. De algemeene vergadering spreke de wensche- lijkheid uit van het houden van openbare afdeelings- vergaderingen, waaraan een feestelijk karakter wordt gegeven, opdat zij hiordoor meer aantrekkelijkheid voor het groote publiek verwerven en dus tegemoet komen aan de behoefte tot ontspanning. 3. De algemeene vergadering spreke de wensche- lijkheid uit, dat van wege het centraal gezag maat regelen worden genomen tot het vroeger sluiten des avonds en het later openen des morgens van drank gelegenheden. 4. De algemeene vergadering drage op aan het hoofdbestuur om een onderzoek in te stellen naar den sluikhandel in spiritualia op de rijksgrenzen en naar het verband tusschen dezen en het misbruik van sterken drank. Deze voorstellen werden na discussie by acclamatie aangenomen. De mobilisatie van bet 17de legercorps in Zuid- Frankrijk is in vollen gang. In enkele districten van het platteland gebracht de tijding groote ontstel tenis te weeg, daar vele bewoners nog niets van het plan hadden vernomen. Andere echter waren be ter onderricht, want volgens de Justice waren vele bevoorrechte personen in het département de la Haute- Garonne reeds vooruit verwittigd, zoodat zij bytijds hun voorzorgsmaatregelen konden nemen. Geen won- der^ dan ook, dat enkele bladen in hun verontwaar diging over het mislukken der kostbare proefneming eischen, dat de redactie der Figaro in staat van be schuldiging worde gesteld. Volgens de Voltaire is het onderzoek geëindigd. De uitslag is, dat twee soldaten Boussel en Modal, die als schrijver dienst deden, in hechtenis zyn ge nomen en voor een krijgsgerecht, wegens hoogver raad, zullen terechtstaan. De Figaro beweert echter, dat generaal Ferron op het verkeerde spoor is en den verklikker //hooger" moet zoeken. Hp Duitsche bladen drijven den spot met deze mobilisatie, waarvan de waarde bijna geheel is ver dwenen door een indiscretion, welke evengoed in oorlogstijd kon voorkomen en dan natuurlijk geheel den vijand ten goede zou komen. Wanneer alles zegt o. a. de National Zeitung nu nog niet sluit, als een bus, dan moet (le legerinrichting in Fran krijk wel heel slecht zijn. De verhooging der graanrechten in Duitschland wordt steeds waarschijnlijker. De Nordd. Allg. Ztg. verzekert al weer, dat het aantal der adressen, waarin een nieuwe verhooging wordt gevraagd, steeds toeneemt. De liberale bladen achten deze aankondigingen van prins Bismarck's orgaan voldoende, om met zekerheid te kunnen ver wachten, //dat het brood weer duurder zal worden gemaakt, ten behoeve van den grondeigenaar". De ongeregeldheden te Ostende beschouwt men als geëindigdde visschers hebben deels zich reeds naar zee begeven, de overige maken zich gereed hun gewonen arbeid te hervatten, terwijl men de invrijheidstelling hunner gedurende de onlusten gearresteerde kameraden Zaterdag avond verwachtte. De oorzaak voor de plotselinge uitbarting der harts tochten van de visschers te Ostende verklaart men uit hun gegronde grieven over de zware concur rentie der Engelsche visschers en uit hun diepe armoede. Sedert lang was het hun een doorn in het oog, dat de Engelsche visschers op de markt te Ostende hun viscli verkoopen zonder dat er in komende rechten van worden geheven, terwijl van de visch, welke zij in Engeland invoeren, hooge cijns wordt gevorderd. Herhaaldelijk heeft de Association commercials et maritime te Ostende op de ongelijkheid gewezen, welke ten opzichte der importatie tusschen de Bel gische visschers en hun Engelsche kameraden be staat. Van het vruchtelooze, wat het inwilligen dezer eischen betreft, overtuigd, verlangen nu de visschers, dat van de ingevoerde visch te Ostende een inkomend recht worde geheven, dat aan hun visch bij den verkoop de voorrang worde gegeven, en geen vreemde visch, ter markt kome, voordat de Belgische van de hand is gezet. Wat echter de inkomende rechten op vreemde visch in Engeland betreft, op dit punt bestaat volgens de Times bij de Belgische visschers een misverstand. Zulk een cijns wordt in Engeland niet geheven, alleen havengeld. De Indépendance verklaart de onjuiste opvatting der Belgische visschers ten opzichte der invoer rechten in Engeland aldus In Engeland vormen de opkoopera van visch gewoonlijk een syndicaat en zijn overeengekomen vreemde visch noch te koopen noch te verkoopen. Alleen in bijzondere gevallen, wanneer bijv. een vreemd visschersvaar- tuig wogens averij een Engelsche haven binnen loopt, wordt den vreemdelingen toegestaan hun visch, en dit nog onder zekere voorwaarden, van de hand te doen. Maar de ongelijkheid der invoerrechten is niot de eenige grief der Belgische visschers. Zij verzeke ren dat de bepalingen der conventie, regelende de vischvangst op de Noordzee, en Engeland niet met dezelfde gestrengheid worden toegepast als in België. Niet alleen geven do Engelschen aan de Belgische visschers (le schuld van elk misdryf op zee, maar Belgische justitie schenkt hun niet de minste be scherming en straft hen zonder erbarmen, terwijl de Engelsche visschers door hun rechtbanken ongestoord worden gelaten. Wellicht echter hadden deze grieven de visschers te Ostende niet tot de daden van geweld, die zulke beklagenswaardige gevolgen hadden, geleid, wanneer niet hun ellende, hun armoede ten gevolge van den grooten aanvoer van Engelsche visch op de Oston- der markt hen wanhopend en radeloos had gemaakt. Gemiddeld verdient een visscher te Ostende acht francs in de week, nooit meer dan 12 francs, waar van een geheel gezin moet leven, en het is geen ongewoon verschijnsel dat een familie uit 8 a 10 personen bestaat. Zeven dagen lang moeten zij daar mede rondkomen woning, voedsel, kleeren betalen. En welk feen arbeid verricht het hoofd des huizes voor zulk een armzalig loonVan uur tot uur worstelt hy met het verraderlijke element om zijn leven. Een feit is het, dat de haat der Belgische vis schers alleen de Engelschen treft. Twee Fransche

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1887 | | pagina 2