Buiteolaodsch Overzicht.
gas verbruikers met 410 in dienst staande gasmeters
telde.
De de gasverbruikers geplaatste meters
registreerden.
in October 36759 M8.
November 44114
December 48181
Totaal 129054 M8.
De gaaprys werd bepaald op 8 cents per M8.
Straatverlichting.
Het aantal lantarens bedroeg aan het einde van
het jaar 309. Van dit getal doen 106, de zoogenaamde
doorbranders, eiken nacht dienst van zonsondergang
tot zonsopgang, terwijl de branilensuren dor overige
203 lantaarn vlammen geregeld worden in verband
met den stand der maan. Het gasverbruik voor de
doorbranders wordt gerekend 225 Liter per uur
en per pit te hebben bodragen en dat voor de overige
lantarens 200 Liter per uur en per vlam. Het totaal
verbruik gedurende de 3 maanden bedroeg 63715 M8.
De Gemeente betaalt voor de straatverlichting aan
de fabriek 4'/8 cents per M8. gas. Bovendien neemt
zij voor hare rekening de loonen voor de lantaren-
opstekers en poetsers en de kosten van reparatie
en glaswerk.
De reinheid der lantarens liet dikwijls veel te wen-
scheu over.
By ons worden maatregelen voorberqjd om op
afdoende wijze in deze leemte te voorzien.
Gasproductie.
De geheele productie was 220027 M8,
namelijk 59844 M8 in October
74824 Nov. en
85359 k Decemb.
Voor do distillatie werden gebruikt 10642 Hec
toliter Duitsche gaskolen en 347 Hectoliter Cannel-
kolen. Kr werd dus 20.92 M8 gas per Hectoliter
steenkolen of 26.15 M8 gas per 100 Kilogram kolen
gewonnen.
De verhouding was 96.8 Duitsche en 3.2 Cannel.
De 10989 Hectoliter steenkolen hebben 15276
Hectoliter cokes opgeleverd, waarvan 3997 Hectoliter
voor de verhitting en 1099 Hectoliter voor de stoom
ketels en andere doeleinden zijn gebezigd, terwijl
713 Hectoliter aan gruis verloren gingen en 7582
Hectoliter verkocht werden, zoodat op 1 Januari
j.l. een voorraad van 1885 Hectoliter aanwezig was.
Elke 100 Kilogram gedistilleerde kolen leverde
dus 69.50 Kilogram cokes op, terwijl iedere 100
Kilogram kolen aan brandstof 18.18 Kilogram van
de geproduceerde cokes verèischte.
Gasverlies.
De totale gasproductie werd zooals wij zagen,
220027 M8
Hiervan werd geleverd
ten behoeve van diverse gasverbruikers 129054 M8
hu //do straatverlichting 63715
h h nu fabriek 4 5000
hun den Directeur 550 n
uw nu Opzichter 100 n
Totaal 198419 M8
zoodat het verlies 21608 M8 of 9.8 pCt. bedroeg.
Koolteer.
De opbrengst was 29233 Liter d. i. ongeveer
3.32 Litor per 100 Kilogram kolen.
Van de productie werd eene hoeveelheid van
26060 Liter verkocht er» wel in het groot 25760
Liter aan de Maatschappij voor Chemische Industrie
te Amsterdam tegen den prijs van 1.38 per 100
Liter en in het klein 300 Litor aan diverse particu
lieren, zoodat op 1 Januari j.l. nog in voorraad was
3173 Liter.
Ammoniak.
In 1887 werd eene hoeveelheid van 31100 Liter
ammoniawater afgeleverd aan de firma van der
Eist en Matthes te Amsterdam, die volgens bestaande
overeenkomst, voor den tijd van één jaar aangegaan,
eenen prijs betaalt van 44 „Cents pet Hectoliter
van 3° Beaumé.
De geheele productie bedroeg 79160 Liter, zoodat
op 1 Januari j.l. nog een voorraad van 48060 Liter
aanwezig was.
Steenkolen.
De levering der benoodigde steenkolen werd na
aanbesteding opgedragen aan de firma van Nievelt
Co. te Rotterdam, die voor Alma-kolen had inge
schreven tot den prijs van 48®*/ioo Cents per H.L.
franco wal of van 66.10 per waggon van 10000
K. G. franco Station.
Aangevoerd werden in 1887 11949 H.L.
Verbruikt z$n 10642
zoodat op 1 Januari j.l. in voorraad was 1307 H.L.
Bovendien werden aangekocht:
125 H.L. Pleasley Cannelkolen en
245 h Ramsays dito
dus 370 H.L., waarvan op 1 Januari jl. nog 23
H.L. over was.
Omtrent de kwaliteit der geleverde kolen valt
moeielijk met voldoende zekorheid een oordeel uit te
spreken, daar ons de uitkomsten van het onderzoek
dienaangaande onbekend zijn gebleven. Het kwam
ons voor dat enkele aangevoerde ladingen van min
dere kwaliteit waren, dan de kolen volgens het ge
sloten contract mochten zijn; of echtor de onvol
doende lichtsterkte van het gas, waarvan wij reeds
melding maakten, aan de hoedanigheid der kolen dan
wel aan invloeden van regen en wind by het gemis
aan eene overdekte, kolenbergplaats was toe te schrij
ven, kunnen wy niet beslissen.
Der^ Directeur hebben wij verzocht om voortaan
by ontvangst der kolen daarvan geduronde den ge-
heelen tijd der lossing proef te stoken, zonder
daarbij Cannelkolen te gebruiken, en de verdere
lossing te weigeren, wanneer de kolen per H.L.
minder opleveron dan 20 M8 gas van 117 millimeter
Giroud.
Zuivering.
Met de verandering van het zuiverhuis, kon zoo
als wij reeds opmerkten, in 1887 nog niet worden
begonnen. Er Wfta, geene ruimte voor een nieuw
zuiverhuis, zoodot het oude zuiverhuis voorloopig
dienst moest blijven doen.
Ofschoon door de oprichting van den nieuwen
condensor en den scrubber met washer reeds eene
groote verbetering was verkregen, geschiedde de
zuivering op onvoldoende wijze. De kisten in het
oude zuiverhuis zijn te klein voor de productie en
werken onder zwaren tegendrukde inrichting der
vierwegskranen is ongeriefelijk, terwijl veel moeite
ondervonden wordt tengevolge van het doorblazen
der ijzer massa en het ondicht worden der afsluiters.
Voor de zuivering van het gas werden aangekocht
10000 K. G. ijzeroxyde, welke voorraad op 1 Janu
ari j.l. nog in gebruik Was, en 80 HL. onge-
bluschte kluitkalk.
Staten-Generaal. Eerste Kamer. Zitting
van 4 Aug.
In deze zitting werden verschillende kleine
wetjes zonder stemmiug of na geringe discussie
met algemeene stemmen goedgekeurd. De Internatio
nale conventie betreffende drankverkoop op de
Noordzee werd eveneens goedgekeurd na een ver
klaring van den Minister van Buitenl. Zaken dat het
een proef geldt, en dat een wet in voorbereiding is,
waarbij het visschen in territoriale waterto aan
vreemde visschers verboden wordt.
De wet tot verlenging van den diensttijd der\lich-
ringen '8S en '84 vond bestrijding bij den hoei/Van
Royen, die hpar onnoodig vond en hangende de rege
ling der lovende, geen geld aan doode strijdkrachten
wilde besteed zien. Zijn rede lokte van de Ministers
van Oorlog en Marine de verklaring uit, dat zy alleen
met reeds begonnen werk zouden voortgaan, en van
den Minister van Binn. Zaken dat de Regeering
over de beginselen eener regeling der defensie eens
gezind was.
Daarna kwam de Bankwet in behandeling.
De heeren Van Royen, Van der( Goes, Prins en
Vau Swinderen verklaarden zich tegen de wethoofd
zakelijk waren allen gekant tegen de aan de Bank
opgedrongen kapitaalsvergrooting, waardoor meer de
aandeelhouders dan de Staat bevoordeeld werden. De
winstverdeeling werd door dezen gemotiveerd open
gesteld geacht, door anderen goedgekeurd.
De heeren Van Lier en Wertheim, die eveneens
nog voor de pauze hot woord voerden, verdedigden
haar. Do laatóte meende dat afstemming tot ver
mindering van 's lands crediet en interventie van
vreemd kapitaal leiden zou.
Na de pauze werd nog het woord gevoerd door
de heeren Vening Meinesz en den Minister die de wet
verdedigden, en den heer Six die, hoewel verschil
lend* bezwaren opperende, toch voor de wet stem
men zou.
De Minister beweerde dat in de kapitaalsvergroo
ting voor de Bank geen voordeel gelegen is, evenmin
als de intrekking der muntbiljetten dat voor haar
zou zyn, en betoogde overigens de wenschelykheid
van de aanneming der wet, ook omdat de regeling
van de uitgifte dér 4 millioen in de schatkist een
voordeel voor den Staat is.
Do heer Fransen v. d. Putte had voor het gebruik
der kassaldo's door de Bank voor den Staat eenig
voordeel willen bedongen zien. Ook hij keurde de
kapitaalsvergrooting af.
Nadat de Minister van Koloniën ook nog det
Indische saldo's had besproken, werd het wetsontwerp
aangenomen met 28 tegen 10 ste rmen en ging de
vergadering tot nadere bijeenroeping uiteen. t
Een veertienjarige deugniet te Chicago, Powell
Clyde, groot liefhebber van prulromans, had onder
den weidschen naam van //Clydo, do Koning der
wolken" of iets dergelijks eene bende van jeugdige
boosdoeners gevormd. Dezer dagen boorden twee
personen die op straat rustig stonden te praten,
Kreten, welke van onder den grond schonen* voort
te komen. Zij vonden na lang zoeken bij eene hou t~
werf een hol, welks ingang vrij kunstig was verbor
gen en waarin zy twee jongens van tien en twaalf
jaar aantroffen, met Je handen op den rug aan palen
vastgeboeid. Men had hen ook den mond gekneveld
maar de oudste had zich lucht weten te verschaffen'
en had het op een schreeuwen gezet. Allerlei gestolen
voorworpen, dolkmessen en stapels goedkoope romans
lagen mede in het hol. De twee jongens, gebroeders
Deichraann, waren reeds een maand geleden op ge
heimzinnige wijze verdwenen en hunne ouders waren
half waanziuuig van droefheid. Clyde, de knapen tot
leden zijner bende verlangeude, had hen 'namelijk
in het hol gelokt en vastgebonden. Tweemaal daags
werden zij gevoed met het eten van de werklieden
der werf, hetwelk de jonge schelmen wisten te stelen.
Na eene gevangenschap vau acht dagen hadden zij
eindelijk toegegeven en gingen zij öp de rooftochten
der anderen mee. Verleden week poogden zij echter
te ontsnappen, waarop Clyde hen weder in de boeien
had doen slaan. Deze laatste heeft zich uit de voeten
gemaakt en en de politie is er nog niet in geslaagd
hem op te sporen. Wat er van, zijn bende geworden
is, zegt het verhaal niet.
De tegenwoordig in de mode zijnde oplating vau
luchtballons, doet by velen den lust opkomen om
mee in de hoogte te gaan. De adspiraut-luchtreizi-
gers dienen zicb vooraf echter goed te vergewissen,
dat zij „schwindelfrei" zijn, andfcrs krijgt de kapitein
last van zulk een passagier.
Zoo was onlangs in één dpr kleinere Duitsche ste
den een zonderlinge worsteling waar te nemen bij
het opgaan van een luchtballon. Een zenuwachtig
jonemensch wilde de geheimen van de hoogere lucht
lagen verschalken, doch had zich volstrekt niet voor
bereid op een zoo geheel eigenaardig gevoel by het
„er van door gaan", als hem bij persoonlijke er
varing bleek. De goede man wilde nog het wyze
spreekwoord: beter ton halve gekeerd, dan ten heele
gedwaald, toepassen en gaf dit juist tyj het loslaten
van den ballon aan den aeronaut te kennen met de
categorische verklaring: „Ich will hinaus!" Een
plechtig „Unmöglich, Herr Assessor 1" was het
antwoord. Doch, de berouwhebbende luchtreiziger
zou werkelijk in zijn angstgevoel den sprong uit de
mand gewaagd hebben, ware bij niet door zijne Ci
cerone in het luchtrijk, bij de beenen gegrepen en
toen (lezen de noodzakelijkheid bleek, aan zyn voer
tuig vastgebonden. Het was de eentge wyze om den
door duizeligheid wonhopigen man in zijn luchtvaart
te doen berusten. Met de oogen toe heeft hyVnaar
de luchtreiziger vertelde, de verdere expeditie mede
gemaakt tot grooten last en ergernis van den ballon-
bestuurder. Wat dezen echter het meest ergerde
was, dat hij een acht dagen later van zijn zonder
lingen en zenuwachtigen reisgezel een zeer ophak-
kerig reisverhaal in de Xsche Zeitung vond, waarin
wonderen verteld werden van de manier, waarop hij
//zijn landstreek" op 3000 M. boven het Rathhaus
had gezien.
Dat de vrouw met het streven naar de gelijkheid
wel den weg der toekomt en der beschaving be
wandelt, zou mea ook kunnen verdedigen nit de
tegenstelling met de mioder beschaafde volken,
ken. Bij deze toch is, naarmate het volk op lageren
trap staat, de afsjand tusschen man en vrouw te
grooter. In het nieuwe boek van Karl Emii Fran-
zos, //Aus der grossen Ebene," vindt men fraaie
verhalen omtrent den toestand der vrouw, zelfe in
het Oosten van ons werolddeel. In de Boekowica
bijvoorbeeld, behooren by de positie der vrouw als
noodzakelijk bestanddeel de stokslagen. De man
acht zich verplicht die te geven, de vrouw zich ge
rechtigd die te ontvangen. Zij zyn het cement van
den huwelijksband. En dat niet enkel bij ruwe
menschen. «Ik hield mij verscheidene weken to
Berhomet in de Boekowina", schrijft Franzos, »by
een jongen boer op, die. ryk en begaafd boven xyne
geheele omgeving stond. Hy sprak een weinig
Duitsch, schreef vlot zijn Rutheensche moedertaal,
hield er een politiek en een economisch weekblad
op na, beguhstigde do school in zijn dorpin 't kort
mijn Michaelo was een voorbeeldig mftn. Ook had
hij zijn flinke mooie jonge vrouw op zyn wijze lief,
maar hij ranselde haar toch ongemakkelijk en over
vloedig af, wanneet hij er reden voor meende te
hebben, of ook wol zonder reden, als hot zoo uitkwam.
Een enkele maal maakte ik hem zachte verwijten
daarovor. //Hoe kan iemand als gy dat dóen?'
vroeg ik. Hij keek mij ten hoogste verbaasd aan.
,/Maar het is mijn vrouwzeide hy. «Nu juiit
daarom" antwoordde ik. Zijne verbazing klom.
„Mijn vrouw 1" herhaalde hij, «eene vreemde zon
ik niet aanraken. Maar wie anders dan ik zal mijne
vrouw afranselen P" «Moet dat dan gebeuren?'
vroeg ik. «O ja, ddt moetzeide hij ernstig,
dp den toon der diepste overtuiging.^ //Men moet
ieder, zelfs do beste, van tyd tot tyd het onder
scheid doen govoelen."«Het onderscheid? D
dan een vrouw geen mensch «Ja, maar op een
andere wijzev Wij zyn mannen en zij zyu vrouwen.
Dat weet ge toch wel, dat is toch duidelijk."
Hiertegen was geen redenoerenen toch was Mi
chaelo inderdaad buitengewoon beschaafd, tóen an
der voorbeeld is misschien nog karakteristieker. Bij
een pastoor in een Roemeensch dorp in de Boeko
wina kwam een dor welvarendste boerinnen van bet
kerspel, een jonge, mooie vrouw, sedert een jaar
getrouwd, en klaagde onder bittere tranen, dat zy
haren man onverschillig geworden was. De eer
waarde heer kende den man en wist dat deze in
derdaad veel van zijn vrouw hieldhij zocht haar
dus dit denkbeeld uit het hoofd te praten. „Ik
weet, wat ik weet, zeide de vrouw snikkend. „Nu,
zeg het dan maar." Zij schreide nog harder en de
pastoor zag haar, onder zijn herhaalde vragen,
donkerrood worden van schaamte. Hij besloot dus
het er by te laten, en er het bewijs maar bij te
denken, toen de vrouw eindelijk uitbracht„Hij
heeft mij sedert drie maanden niet meer afgeran
seld
Te Waldoboro, in Amerika, staat een hoogst
merkwaardig schip op stapel, nl. een vijfmast contre-
board-schoener, het grootste van de tot dusverre
in die soort gebouwde schepen. Het zal een lengte
hebben bij do kiel van 225 eng. voet, wordt breed
50 voet en diep 21 voet. De masten, die van
Oregon-pijnboomenhout worden gemaakt, krijgen
allen een lengte van 115 voet en hebben bij (lo
ezelshoofden een dikte van 22 eng. duim in
diameter, terwijl de stengen 56 voet lang zullen
zyn. Voor het bouwen van' dit schip, dat in
October van stapel zal loopen, zullen ongeveer
noodig zijn 450 ton wit eike/ihout, 800,000 voet
hard pijnboomenhout en 175 a 200 ton ijzer. De
huid krijgt over he£ geheel een dikte van 6 eng.
duim, terwijl de binnenbetimraering een dikte zal
hebben van 10 tot 14 duim. Voorts krijgt het
schip over de gehoelo lengte twee vaste dekken,
waarin 9 luiken.
Het schip, dat voor rekening van een consortium
wordt gebouwd, zal gebruikt worden voor deu
kolenhandel tusschen Baltimore en Providence.
In onze dagen, nu het rooken zoo algemeen 'in
den smaak valt, kunnen wy ons nauwelijks voor
stellen hoo afkeerig onze voorvaders, die zich nog
niet aan die „zoeto ondeugd" hadden overgegeven
van het tabakrookon, of, zooals zij zeiden „het
tabakdrinken", waren. Een vermakelijk staaltje
hiervan vermeldt eene akte van beschuldiging
uit eene terechtzitting in het jaar 1653, te Um~
stadt in het Hessische graafschap Starkenburg.
De aanklacht was ingediend door den burge
meester en den secretaris van het stadje, die op
den 16 en Januari van genoemd jaar met een
zekeren Hans Ziszmann een goeden koop gesloten
hadden, welken zy, volgens gebruik, met een flesch
wijn by den kastelein Hays Harr wilden besluiten.
Maar de edele wi n zon ben op een schandelijke
wijze vergald worden. «Georg May, een koper
slager," zoo luidt de aanklacht woordelijk, „was
alleen aan de andere tafel in de gelagkamer gaan
zitten, en had niet alleen ordentelijk wyn, maar
tot groot verdriet van de personen aan de andere
tafel, altijd door tabak gedronken, en daardoor
zulk een rook en stank in de kamer gemaakt,
dat z^ er niet wèl by konden blyven; daarom
hadden zy beiden, benevens de andere aanwezigen,
hem met goede woorden herhoaldelyk verzocht
dat tabakdrinken te laten; hy had zioh daar
evenwel niet aan gestoord, maar gezegd dat hij
in eene herberg was en eens zien zou wie het
hem zou beletten, met vele andere brutale woorden
meer, en was met tabakdrinken voortgegaan. Daar
de stank den anderen echter ondragelijk werd en
ïij Het gedrag van den koperslager beleedigend
vonden, hadden die twee hem de pyp uit den
mond genomen, haar gebroken, en hem een pair
oorvegen gegeven en hem de gelagkamer uitgezet.
Daarop was Georg Mav heengegaan, had door het
venster geroepen dat zy allebei dieven en schelmen
waren,, en dergelyke scheldwoorden meer, die zy
zich niet konden laten aanleunen."
Welke straf de misdadiger voor zyne euveldaden
gekregen heeft, meldt het bericht niet, maar
j i^at k°Per8l®?0r rich don volgenden dag
dadelijk uit de voeten heeft gemaakt en niet
weer teruggekomen is.
haar ontstaan, naar Frankrijk werd overgebracht.
Koningin Elisabeth van Engeland kreeg in 1561
van een Fransche modemaakster een paar zyden
kousen present, en wilde sedert dien tijd gjen
andere meer dragen.
Zijden kousen golden dan ook lang voor eene
groote weelde.
Toen in 1569 de geheimraad Barthold van
Mandelshoh te Kustrin aan het hof van Markgraaf
Johan verscheen, en wel midden in de week» met
zijden kousen, zei do Vorst: „Barthold, ik
heb ook wel zijden kousen, maar ik draag die
enkel op Zon- en feestdagen Het kousen weven
is een uitvinding vau den Engelschman William
Lee, tenjare 1589. Hij was verliefd op een meisje,
dat, als hij haar bezocht, meor op haar breikous
lette dan op hem. Toon dacht hij na, en vond
een werktuig uit, dat haar het breien gemakkelyker
maken en beiden meer tijd en gelegenheid tot
vrijen geven kon. Als do patroon der Fransche
kousenbreiers en breisters wordt de Schotsche
heilige St. Fiacre beschouwd. In het midden der
16e eeuw vindt men in ons vaderland reeds een
kousenkoopersgilde, en wien is het onbekend dat
de vorst onzer dichters indertijd aan het hoofd
stoud van een kousenwinkel in de Warraoesstraat
te Amsterdam
Sommigen hotiden Elwina, eene zuster van
Kaïn, voor de uitvindster van het breien. Als ze
met dien naam bedoelen het maken of knoopen
van visch- en jachtnetten, waarvan reeds in den
kunnen zy misschien
et kou8enbreien dateert uit de
6n °S g0en naam van uitvindei1 of
ffiËT BK: 9av?ry houdt het voor eene
Schotsche mtvtnding, die.- bi/na gelijktijdig met
Vit het dagboek van een Europeetchm bedrieger.
Henry Greenwood, een chevalier d'industrie vau de
gevaarlijkste soort, heeft hjjna twintig jaar van zijn
loven in Oostonrijksche, Italiaanscbe en Duitsche ge
vangenissen doorgebracht. Niettemin heeft de man
zijn humor niet verloren, zooals het volgende verhaal
uit zijn dagboek bewijst. Greenwood vertelt
«Ik had mijn vaderlijk vermogen, ten bedrage van
een paar duizend pond sterling in bezit genomen en
dacht er over, hoe ik dat op de gemakkelijkste ma
nier op zou kunnen maken; met dat doel voor
oogen ging ik naar Londen, het groote Babel, dat
alles opslokt. Hier maakte ik kennis met een jong
mensch, dat even als ik verder niets te doen scheen
te hebben, dan geld verteren eu dit gemeenschap
pelijk doel deed ons een intieme vriendschap aan-
A^noopen. Al spoedig deelde mija nieuwe vriend,
die zich Wilson noemde, mij mode, dat zijn geld
middelen bijna uitgeput waren en hij er op bedacht
moest zyn, zijn beurs opnieuw te spekken. Wilson,
die aan een der groote Londenscae banken werkzaam
geweest was, had zich bij zijn vertrek van gestem
peld papier weten meester te maken en deed mij
nu het volgende voorstel: ik zou mijn geheele
vermogen, ongeveer 6 a 7000 pond, bij die bank
deponeeren en mij een kredietbrief voor Frankrijk,
Duitschland, Oostenrijk en Italië laten geven. Zoo
gezegd, zoo gedaan.
Ik kreeg den eredietbrief, benevens een aan
wijzing, my zoo noodig tot do correspondenten
mjjner bank te Parijs, Berlijn, Weener. en Napels
te wenden. Terstond werden natuurlijk aan de
banken aldaar kennis gegbven, dat ik een erediet
brief ontvangen had; eu was daardoor de zaak
geregeld; wanneer ih wilde, kon ik aan genoemde
banken ge.ld opnemen. Wilson was een uitstekend
calligraaf, en het denkbeeld kwam bij hem op ver
schillende afschriften er van te maken, wat hem
gemakkelijk viel, omdat hij de usances aan de bank
kende, en in het bezit van het geschikte papier
was. Wilson maakte er vier copieën van eu de
namaak was zeer badriegelijk, dat ik zelf moeite
had, den nagemaakte en den echten brief te onder
scheiden.
Wilson wist nu nog drie andere personen op te
duiken, die hij wist, dat betrouwbaar waren en die
wjj in onze plannen inwijdden. In de eerste plaats
moesten allen er zich in, oefenen, mijn handteekening
vlug en welgelijkend na te maken, opdat ingeval
mjjn handteekening, die ik bjj de Londensche bank
gedeponeerd bad en die misschien aan de belang
hebbende bankiers medegedeeld was, verlangd zou
worden, er geen ontdekking te vreezen zou zijn.
Toen dit alles in orde was, begaf Wilson zioh
naar Parijs en presenteerde daar. mijn echten
eredietbrief, welke door de heeren van de bank
nauwkeurig onderzocht werd. Verder zeiden zij
tot Wilson, zich aam de kas te vervoegen.
Het lag echter niet in Wilsons plan, geld op
te nemen; hij verklaarde integendeel over 11 dagen
teriig te zullen koeren. De echte brief ging nu
over in handen van den tweeden deelgenoot in het
complot, een zekeren Warél, die er mede naar
Berlijn reisde, zich daar voor mij uitgaf en evenals
Wilson handelde. Vervolgens ging mijn brief verder
naar Napels en Weenen, waar de beide uitere
deelgenooten vertoefden, en toen ook deze het er
goed afgebracht hadden, keerde de echte brief weer
in myn banden terug. Nu werd er schriftelijk door
ons afgesproken, dat op een bepaalden dag op een
bepaald uur op het tijdsverschil tusschen de ver
schillende stedrti werd zelfs nauwjeeurig aohtgoslagen
alle deelnemers nu voorzien vpn een door Wil
son vervaardigden credietbijef, elk vijfduizend
pondsterling zouden opnemen, uitgaande van de
veronderatelling, dat men er, na ze onderzocht waren,
niet meer zoo nauwkeurig op zou letten.
Terzelfder tijd dat mijn makkers het geld op
namen, ging ik met myn eredietbrief naar de bank
te Londen, deelde daar mede, dat ik er niets
opgenomen had en zocht mijn geld terug, wat mij
zonder eenige tegenwerping uitbetaald werd. Vier
dagen later kwamen wij in Londen by een. Wy
hadden een rijken oogst gehad. Voor latere derge
lyke zaakjes, moost ik in het tuchthuis boeten,
waar ik mijn beste jaren heb doorgebracht." Dat
de bedrieger de waarheid spreekt, is niet te be
twijfelen, want de Londensche Police Records waren
in dien tyd vol van het bedrog, ofschoon geen
bijzonderheden werden medegedeeld.
Het buitenlandseli nieuws is schaars.
Italië's verhouding tot Massowah kwam ook in het
Engelsche Hoogerhüia ter sprake.
Lord Napier van Magdala, de Engelsche opper-
bevelfiebber in den oorlog tegen koning Theodorus
van Abessinië, vroeg der regeeriyg eenige inlichtingen
over den staat van zaken. Na den oorlog sloot Eime-
land met Abessinië een verdrag, waarbij bepaald
werd, dat alle koopwaren, met inbegrip van wap«néj|N»\
en ammunitie, ongehinderd over Massowah naar
Abessinië mochten worden ingevoerd. De vraag was
nu, of deze bepaling gehandhaafd kon worden, ook
nadat de Italianen Massowah hadden bezet en in
vijandschap waren gekomen met den negus van
Abessinië.
Lord Salisbury antwoordde zeer voorzichtig. De
premier verklaarde, dat Italië wel is waar niet met
Engelands toestemming bezit had genomen van Mas
sowah, maar dat de Engelsche regeering toch ver
wittigd W8S van dezen maatregel en bedongen had,
dat de Italiaansche regeering de verdragen tusschen
Engeland en Abessinië zou eerbiedigen. Bij de
vijandschap tusschen Italië en Abessinië zou Enge
land dus in een lastig geval kunnen komen, maar
lord Salisbury vertrouwde, dat het niet tot een strijd
zou komen. In allen gevalle zal de Engelsche re
geering hdar best doen, door haar bemiddeling een
oorlog tusschen beide staten te voorkomen.
Niet minder dan over Massowah wordt in de
Europeesche pers nog steeds gesproken over het
rapport van prins Bismarck aan de^rDuitschen
keizer betreffende het beraamde huxmyk tusschen
prins Alexander van Battenberg en prinses Victoria
vay Pruisen, gelijk dit door mevrouw Adam in haar
Nouvelle Revue is medegedeeld.
Na de verklaring der Norddeutsche Allgemeine
Zeitung bestaat er geen twijfel meer, of het stuk is
vervalscht. De woordelijke inhoud strookt in geen
enkel opzicht met dien van prins Bismarcks rapport
aan keizer Frederik: de inleiding is volkomen in
stryd mét de feiten en de opgesmukte zinbouw
heeft niets van de zaakrijke wijze, waarop de
Duitsche kanselier gewoon is zijne gedachten te
uitenmaar toch wordt algemeen erkond, dat de
inhoud van het rapport in hoofdzaak juist is. Ver
moedelijk heeft de schrijver het oorspronkelijk stuk
onder oogen gehad en is hij in de gelegenheid
geweest het vluchtig door te' lezen. Meer echter
heeft hy er niet mee kunnen doen, want zelfs de
bewijsvoering van den Duitschen kanselier wordt
zeer onvolledig en gebrekkig weergegeven.
De hevige wolkbreuken en regens der laatste da
gen hebben op verschillende plaatsen van Europa
overstroomingen veroorzaakt. In Silezië zijn enkele
spoorweglijVn reeds genoodzaakt don dienst te sta
ken, en ook in WestfaWn begint men ongerust te
worden over het wassen van de Roer en hare bijri
vieren. Hetzelfde is het geval mot de Weichsel, die
in Oost-Pruisen en Rusland op bedenkelijke wijze
wast en groote schade veroorzaakt aan den oogst.
Het meer van Lucern is zoo vol, dat do kaden
onderloopen en de eerste verdieping (ter hotels onder
water stlan. Eenige bruggen der Reuse zyn reeds
weggespoeld en den spoorweg over den Gotbard
staat ook op eenige plaatsen ondor water.
In Engelanflj is het niet beter. Het water in de
is zoo sterk gewassen, dat een groot deel der om
liggende velden is overstroomd. Ook in Bohemen
zyn Kuchelbad en Modran overstroomd.
RECLAME.
De eeuwigdurende cirkelgang dBr
natuur, die van geen stilstand weet en waMan
ook do mensch, evenzeer als alles wat leeft, onder
worpen is, toont zich in het voorjaar op by zon der
opvallende wijze in het menschelijk lichaam. Wie
is er, die niet zelve ondervonden heeft, dat hy ver
moeidheid in de leden, lusteloosheid, aandrang van
bloed naar hoofd en borst, duizeligheid, hartklopping,
hoofdpyn enz. gevoelt? In dergelyke gevallen kan
men niets beters doen, dan de natuur te hulp komenf