advertentien.
BulteDlandsch Overzicht.
Burgerlijke Stand.
Moordrecht
Reeuwijk i
per spoor naar Samarkand, waar het reisgezelschap
op 80 Sept. hoopt aan te komen. Do torugtocht
geschiedt over Batoem, Trapezunt, Constantinopel
(B dagen,) Sofia (één dag) en Boedapest (één dag)
enz., zoodat men op 30 October weder Parijs kan
bereiken. De geheele reis kost 200 pond sterling
of 2400 gulden por persoon doch de deelneming
blijft uitsluitend voorbehouden aan de leden van
zekere clubs in Engeland en Frankrijk.
De Nederlandsche commissie voor de tentoonstel
ling te Parijs (voorzitter de heer W. 'van der Vliet,
secretaris mr. Th. Stuart) schrijft aan het „Hbl."
Naar aanleiding van een bericht in „De Fabrieks
bode,/ verzoeken wij u en de couranten, welke die
mededeeling overnamen, hot volgende openbaar te
maken. De Fransche regeeringscommissie stond af
voor de Nederlandsche atdeeling 920 vierk. meter
in het hoofdgebouw op het Champ de Mars, naast
de Engelsche en Belgische secties zij is bereid, zoo
noodig die ruimte tot 3000 vierk. Meter uit te
breiden. Ook voor koloniën, kunst, machiueriën,
tuinbouw en landbouw zijn in de daarvoor bestemde
gebouwen de ruimten beschikbaar gesteld, die zij
zullen blijken noodig te hebben.
„De Fransche regeerings-commissie in ons dus
zeer goed gezind, hetgeen bovendien daaruit blijkt
dat aanvragen om plaatsruimte, o. a. voor een
Javaansch dorp, voor een belangrijke diamantslijperij
van de heeren Boas, voor eene volledige bakkerij in
werking, enz. met de meeste welwillendheid zijn ont
vangen en toegestaan.
„De Nederlandsche commissie heeft eenige heeren
te Parijs tot hare gedelegeerde leden benoemd. Daar
de eerstondergeteekende voorzitter is der Neder
landsche commissie, is er te Parijs geen afzonderlijke
voorzitter.
„De heer R. Bischoffsheim is, om zijn yver en
invloed en als welbekend beschermer van kunst en
wetenschap, tot mede-gedelegeerde te Parijs benoemd.
Genoemde heer is geen Duitschor, maar geboren
Nederlander.
Do Engelsche cousul te Philipopolis zegt in zijn
rapport over den landbouw in Oost-Rumelië, dat
alle in die landstreek bij dit bedrijf bestaande ge
woonten en gebruiken ontstaan zijn onder Turksch
beheer en vrijgevig zijn tegenover den arbeidenden
stand. In de dagen van zijn voorspoed was de voor
malige Turksche boor edelmoedig en verdraagzaam
voor zijne ondergeschikten. In zaken van het prac-
tische landbouwbedrijf worden de Turken beschreven
als vlijtiger, onvermoeider eu op hunne manier zelfs
ondernemender dan hunne standgenooten uit de onder
worpen rassenhunne hoeven waren zindelijker en
hunne producten van betere hoedanigheid. Het na
tuurlijk temperament van den Turk maakt hem bij
uitnemendheid geschikt voor het eentonig bestaan,
dat de boer in het binnenland noodwendig leiden
moet. Hij is best tevreden met het geheele jaar door
op zyn land te blijven en zich met de zorgen en
plichten daaraan verbonden onverpoosd bezig te
houden, vindt zijn werk nooit vervelend, noch zijn
leven saai en haakt nimmer naar eenige afwisseling
of verpoozing. Maar zoodra de Bulgaar daarentegen
zich vrij gevoelde, trachtte hij zoo spoedig mogelijk
zich los te maken van de banden, die hem aan den
grond verbonden en die hij in zekeren zin vereen
zelvigde met zijne vroegere vernedering en dienst
baarheid. Zijn hoofddoel is eene betrekking, die hem
vergunt in eene stad te wonen. Zij, din ongeschikt
zijn voor offieieele bezigheden, zijn tevreden met elk
ander baantje, hoe ondergeschikt of slecht betaald
ook, als het hen maar van het boerenwerk bevrijdt.
Velen hunner verkoopen gaarne hunne hoeven voor
wat zij krijgen kunnen on vestigen zich in de dor
pen als kleinhandelaars. De Turksche boeren hebben
nu allen Oost-Rumelië verlaten, en een gevolg daar
van is, dat de hulpbronuen en inkomsten dezer pro
vincie thans sterk zijn verminderd. De boerenstand
is in de macht van woekeraars, die 130 percent per
jaar nemen, voordeelige vakken vap landbouw
worden verwaarloosd en de bevolking bevindt zich
in nooddruftigen en kommervollen toestand.
In zijne 9tudie over Multatuli had dr. Swart Abra-
hamsz. gewag gemaakt van diens zoogenaamde be
keering tot het Katholicisme, en deze toogeschreven
aan „eene onbestemde sympathie voor de H. Moeder
kerk7'. „Waarschijnlijk zoo voegde de schrijver
er aan toe heeft hij (Multatuli) in een vlaag van
sterke vermoeidheid behoefte gevoeld aan het abso
lutisme, en is hij tegelijkertijd in aanraking gekomen
met een hem sympathiek priester."
Volgens no. 21 van Hei Dompertje nu zou de toe
dracht der zaak eenvoudig deze geweest zijn
„In het jaar '42 of '43 vertoefde D. Dekker op
Batavia en woonde daar bij de katholieke familie
Van Sch., waar een nichtje logeerde, zekere Caroline
V. De jongelui kregen elkander lief, en D. Dekker
deed aanzoek om haar hand. De heer van Sch. I
waarschuwde hem echter, dat Carolines vwler in
geen geval zijne doch tor zou geven aan een Protes
tant. Dit was voor den jongen man geen bezwaar
hij begaf zich naar don pastoor, gaf zijn verlangeu
te kennen onderricht te ontvangen in de katholieke
geloofsleer, zwoer inderdaad na eenigen tijd zijne
dwaling af, werd katholiek, en wendde zich nu
rechtstreeks tot den vader om de hand zijner dochter.
Kort daarna kwam de heer V. op Batavia, maakte
kennis met don ad spirant-schoonzoon en achtte hem
geen geschikt echtgenoot voor zijne dochter, die hij
met zich terugnam naar het binnenland. Al was
D. Dekker katholiek geworden, hij had zich niet
verbonden, daarom alleen zijne toestemming te geven.
Na deze teleurstelling liet de toekomstige Multatuli
zijn nieuw geloof varen," enz.
In een volgend nummer van Het Dompertje deelt
de heer Swart Abrahamsz. aan de redactie mede
dat „de geschiedenis van Caroline V." hem, in hoofd
zaak bekend" was alleen „omtrent naam en tijd
was hij niet zeker", en daarom „had hij niet deze
geschiedenis als aanleiding genoemd tot M's over
gang tot de Roomsche Kerk, maar eene veronder
stelling gewaagd, die kan zijn samengegaan met de
geschiedenis in al hare bijzonderheden".
Een belangrijke rechtsvraag is door de rechtbank
te Dusseldorf beslist.
De zaak was dezeEen boetseerder te Düssel-
dorf had voor oeuigen tijd de van den beeldhouwer
Leo Müsch afkomstige risaliten, aan de frontzijde
der Kunsthalle aldaar, nagobootst, in cement gego
ten en die afgietsels ter versiering van een particu
lier huis aangebracht.
Hierop diende de beeldhouwer Müsch een aan
klacht tegen bedoelden boetseerder in wegens onge
oorloofde nabootsing van zijn werk, daarbij tevens
schadevergoeding te dier zake vorderende.
De rechtbank sprak toen echter den boetseerder
vrij en wees don eisch tot schadevergoeding af. Zij
overwoog, dat men in deze te doen had met een
geval, bedoeld bij 6, no. 3 der wet betreffende
het auteursrecht van beeldende kunst, volgens welke
het geoorloofd is, zoodanige kunstwerken, die zich
op openbare plaatsen of straten bevinden, in een
anderen kunstvorm na te maken. En op grond van
het advies van deskundigen had de rechtbank aan
genomen, dat de nabootsing in cement, zooals in
deze het geval was, als eon andere kunstvorm
moest worden beschouwd dan de in zandsteen uitge
voerde risaliten-reliefs van Müsch.
Tegen dit vonnis d$r rechtbank kwam het O. M.
in hooger beroep.
Het Reichsgericht achtte dit beroep gegrond, ver
nietigde het vonnis en wees de zaak naar de recht
bank terug, hoofdzakelijk op grond der overweging,
dat voor den kunstvorm niet het gebezigde materiaal
beslissend is, maar de wijze van nabootsing, der
halve in deze de passende vorm.
Bij de hernieuwde behandeling der zaak voor de
rechtbank deed het O. M. inzonderheid uitkomen,
dat het hier feitelijk een oorspronkelijk werk der
beeldende kunst gold.
De rechtbank vereenigde zich met deze opvatting,
verklaarde de door den boetseerder vervaardigde na
bootsing ongeoorloofd en veroordeelde hem deswege
tot een boete van 40 Mark, subsidiair vier dagen
gevangenisstraf.
De eisch om schadevergoeding was inmiddels, ten
gevolge van een minnelijke schikking tusschen klager
er* beklaagde weggevallen.
(Pal. v. Justitie.)
In de Bakkerijorgaan voor brood-, koek-, en
banketbakkers, komt het volgende ontwerp-adres
voor
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal geven
met verschuldigden eerbied te kennen de onderge-
teekenden, allen bakkers;
dat zij tot hun leedwezen hebben kennis genomen
van een aan uwe vergadering gericht verzoek vaü
Nedorlandsche meelfabrikanten, waarin wordt aange
drongen op de heffing van rechten en maalpro-
ducten
dat zij het zeer zouden betreuren, indien door
uwe vergadering aan dat verzoek gevolg werd gege
ven, daar de heffing dier rechten, in stede van eene
bescherming van den Nederl. graanhandel, niets
anders kan zijn dan hot versterken 'van de positie
van den meelfabrikant tegenover den bakker, wien
invoerrechten op maalproducten de gelegonheid zul
len ontnemen, zijn meel uit het buitenland, waar hy
dikwijls boter en goedkooper koopen kan, te be
trekken
dat daardoor %de bakker* wiens toestand door de
groote concurrentie van broodfabrieken en coöpera
tieve vereenigingen toch al zeer moeielyk wordt,
geheel afhankelijk zal worden van den meelfabrikant,
welke bij de vaststelling der marktprijzen van het
meel niet meer gebonden zal zijn aan de prijzen der
buitenlandsche concurrenten, maar binnen zekere
grens de meelprijzon zal kunnen verhoogen dat deze
verhoogingen geheel ten laste zullen komen van de
bakkers, welke hunne broodprijzen moeten regelen
naar die der broodfabrieken, die ten gevolge van
de groote kapitalen, waarmede zij werken, minder
rekening behoeven te houden met rijzing der meel-
prijzen, omdat zij in de gelegenheid zijn, bij gunstige
markt zeer groote partijen meel te koopen, waar
toe de bakkers over het algemeen niet in staat
zijn
dat verkleining hunner, toch al zeer verminderdo
winsten voor velen hunner noodlottige gevolgen zal
hebben.
Redenen waarom zij zich eerbiedig tot uwe ver
gadering wenden met het dringend verzoek, dat door
u afwijzend zal worden beschikt op het adres van
meelfabrikanten tot invoering van rechten op maal
producten.
„Wij verzoeken allen collega's", zegt het blad
hierbij, „die zich met onze zienswijze kunnen ver
eenigen, ons hunnen steun te schenken, door onder-
teekening van dit rekest toe te zeggen.
„Wij behoeven er niet op te wijzen, dat het voor
ons eene levensquaestie wordt, daar invoerrechten op
meel ons, aan handen en voeten gebonden, aan de
meelfabrikanten overleveren."
Het internationale congres voor vacantiekoloniën
werd den 13den dezer door den predikant Bion uit
Züricb, aldaar geopend. Tot presidenten der af-
deelingen werden benoemd zes vertegenwoordigers
der aanwezige volken: Bion, Rostel uit Weenen,
Steeg uit Bordeaux, De Christophorus uit Milaan,
Macar uit Luik en Sturm uit Pesth. Van de ver
schillende ingekomen telegrammen van sympathie
werd er een voorgelezen, dat van keizerin Friedricb.
Professor Weisz uit Zurich doet mededeeling van
de gewone toeneming in gewicht van de koloniekin
deren en tevens, dat uit de onderzoekingen van dr.
Stierlin gebleken is, dat er ook verandering was
waar te nemen in de samenstelling van het bloed.
Weisz raadt sterk aan, met wegen voort te gaan,
en wordt hierin ondersteund door dr. Unruh uit
Breslau deze laatste verklaart er zich tegen, aan
de kinderen ongekookte melk te verstrekken, omdat
deze tuberculose kan voortplanten. Dr. Feith uit
Frankfurt wijst er op, dat het noodig en na een
goede verpleging, een eerste vereischte is, de kin-
doren op een vroolije wijze bezig te houden. Vol
gens hem is het zeer goed de kinderen brieven te
laten schrijven en hen gezamenlijk te laten zingen
de zedelijke resultaten der koloniën kunnen zeer be
langrijk zijnzij werken door de kinderen op de
arme familiëu in do stedeii en werken daardoor ook
mede om het sociale vraagstuk nader by zijne op
lossing te brengen. Slechts in zeer bijzondere ge
vallen en onder zeer bijzondere omstandigheden zou
Feith voor gemengde koloniën van jougens en mois-
jes zijn. Rektor Redderson uit Bremen trachtte
propaganda te maken voor het denkbeeld om zomer
verblijven in te richten, waar de kinderen van den
kleinen burger en ambtenaar der groote steden tegen
een matige, vooral niet te hooge, vergoeding, een
gedeelte hunner vacanties kunnen doorbrengen. Deze
koloniën moeten mede door vrouwen bestuurd wor
den. De afgevaardigd© Steeg uit Bordeaux geeft een
schildering van de vacantiekoloniën in Frankrijk,
waar deze in de meeste arrondissementen bestaan.
Vooral laat de gemeenteraad van Parijs rich er voel
aan gelegen liggen.
Fried rich Hofmann, de „Gartenlauben" Hofraann
zooals hij genoemd werd, want gedurende ruim 27
jaar maakte hy deel uit van de redactie van dit
oudste en meest algemeen verspreidde Duitscbe tyd-
8ckrift, is dezer dagen te Leipzig in den ouderdom
van vijf en zeventig jaren overleden. In 1813 te
Koburg geboren, was hij een beminnenswaardig type
van den warm gevoelenden, geraoedelyken Thiirin-
ger en als zoodanig heeft men hem ook gedurende
zijn langjarige werkzaamheid als dichter en j our nar-
list leeren kennen. In zijn natuur was do zin naar
vrijheid nauw verbonden met innige vaderlandsliefde,
zooals dit in den tyd toen hij te Jena studeerde, go-
heel overeenkwam met de idealen der Duitsche Bnr-
sche n schaf ten.
Sedert 1841, toen hy in dienst trad bij Meyer's
Bibliographisch Institut, redigeerde hy het „Grosze
Konversations-Lexicon," een reusachtig werk, want
het omvat niet minder dan 46 deelen, die in een
tijdruimte van 15 jaar verschenen. Na Meyer's dood,
in het jaar 1856, gaf hy nog eenige jaren lang diens
„Universum" uit. In 1861 werd hy, op uitnoodi-
ging van Keil, vaste medewerker van de „Garten-
laube". Ook een andere onderneming vun Keil,
Stoll's yïllustrirter Dorfbarbier" redigeerde hij na
diens dood nog een poos lang alleen.
Een der voornaamste bezigheden van Hofmann
aan de Gartenlaube was die van „Aufrufer"
dat wil zeggen, hy was belast een oproeping in dat
invloedrijke volksblad te plaatsen, wanneer dit een
daan, die door de aanwezigen, waaronder vele vreem
den, terecht met gespannen aandacht gevolgd werden.
Zij betreffen niets meer of minder dan de voorko
ming der Aziatische cholera door middel van inen
ting: eene vaccine-stof ter bestrijding dezer ver
schrikkelijke ziekte zou ontdekt zijn.
De eer dezer ontdekking komt toe aan den jongen
Russischen geleerde Nicolaas Gamaleïa, een leerling
van Pasteur, thaus directeur van het Laboratorium
te Odessa, door wien de bij zijn leermeester te Parijs
begonnen speciale studiën aldaar werden voortgezet.
Met eene tengevolge zijner jongste ziekte nog eene
weinig zwakke, maar door overtuiging bezielde stem
gaf de groote Franscho geleerde voorlezing van de
hem door zijn collega en discipel toegezonden nota
„Over de preventieve vaccinatie der Aziatische
cholera". Wij zullen dit interessante verslag in het
kort te zamen vatten. De schrijver begint met te
verklaren, dat zijne voorbehoedende methode niets
anders is dan eene eenvoudige en getrouwe toepassing
der beginselen van den heer Pasteur. Hij heeft in de
eerste plaats aan de smetstof der cholera eene ver
meerderde besmettingskracht trachten te geven.
Hy is daartoe geraakt door haar op een marmot
te doen overgaan, waardoor zij doodclijk word voor
eene duif. Na herhaalde inentingen op verschillende
duiven verkreeg zij eene zoodanige besmettingskracht,
dat het bloed van do laatato duif, in het lichaam
van andere duiven of marmotten gebracht, in min
der dan éen dag den dood veroorzaakte. Nu kwam
het er op aan om deze hevige smetstof om te zetten
in een voor de cholera behoedende vacciuestof. De
onderzoeker bracht de smetstof daartoe in eene op
lossing, die hij gedurende twintig minuten tot 120®
verhitte, en hij vernietigde daardoor met zekerheid
alle microben, die zij bevatte. Het aldus verkregen
vocht doodde hij bij rijkelijke inenting ineens de
dieren onmiddelijk, maar en hiermede was het
doel bereikt bij geleidelijke inenting werden de
dieren onvatbaar voor de smetstof.
Wij hebben dus eene echte methode van voorbe
hoedende vaccinatie voor ons, overeenkomende met
die, welke door den heer Pasteur tegen de honds
dolheid werd ontdekt. Dezelfde beginselen worden
bij beiden gevolgd het opvoeren der besmettings
kracht in de smetstof, darrna de omzetting dezer
hevige smetstof in een om zoo te zeggen chemisch
vocht, waarin alle dierlijke kiemen vernietigd zijn
en dat aldus de vaccinestof wordt. De methode van
den heer Gamaleïa is reeds bij dieren afdoende ge*
gebleken en bij koestert de hoop en de overtuiging,
dat zij binnenkort ook op de menschheid toege
past zal kunnen worden. Hij verzoekt den heer
Pasteur om de te Odessa genomen proeven in
diens laboratorium te Parijs te mogen herhalen en
stelt, als sprekendst bewijs van de stellighoid zijner
overtuiging, zijn eigen lichaam beschikbaar voor de
onderzoekingen.
Tevens biedt hij zich san om in Indië, waar de
cholera zoovele slachtoffers onder de bevolking maakt,
zijne geneeswijze te gaan toepassen. De heer Pas
teur heeft zyn laboratorium volgaarne aangeboden en
de Academie der Wetenschappen het gewicht der
mededeeling zoozéér ingezien, dat zij het verslag van
den Russischen geleerde in handen gesteld heeft der
commissie voor den grooten prijs Bréant, welke prijs
een bedrag heeft van tweohonderd duizend francs.
Worden de door den heer Pasteur met zooveel
gloed geuite verwachtingen verwezenlijkt, dan be
zit de wetenschap thans inderdaad een middel ter
voorkoming van de Aziatische cholera.
brengt, dan zal hij ons on geheel Europa zeker
welkom zijn."
Keizer Wilhelm bezocht Sonnenburg, waar de
wijding van eenige nieuwe ridders tot de Johan-
niter-orde heeft plaats gehad.
Met geestdrift werd Z. M. door de van alle
zijden toegestroomde menigte begroet. De plech
tigheid had volgens de gebruikelijke ceremoniën
plaats en werd met eon banket besloten. Hierop
heeft de keizer, in antwoord op een toespraak
van den grootmeester der orde, prins Albrecht
van Pruisen, een lofrede op den adel gehouden.
Hij verzekerde dat de groote taak, voor hen die
regeeren weggelegd op het gebied der volksont
wikkeling, niet door de staatsinstellingen alleen
kan worden volbracht. Voor die ontwikkeling,
in zodelijk en godsdienstig opzicht, is behoefte
aan den steun van de edelsten onder het volk,
van den adel, en deze zijn volkomen in de St.
Jansorde vertegenwoordigd. De keizer uitte de
hoop dat het hem zal mogen gelukken in ver-
eeniging met haar mede te werken tot de volksont
wikkeling, in den zin van godsvrucht en christe-
lijken zin, welke hij zich tot richtsnoer heeft
gesteld.
Deze woorden uit den mond van den jongen
keizer hebben eenige meerdere beteekenis dan
dergelijke verzekeringen bij andere personen.
Het' is bekend, dat hij van jeugd af aan steeds
hooge eischen stelde aan zijne adellijke kame
raden en zelf het voorbeeld gaf van strenge
plichtsbetrachting.
Wanneer hij door zijn invloed kan bewerken dat
de Duitsche adel voor het volk en zijne behoeften
wat meer begint te gevoelen en door woord en daad
getuigenis aflegt van zijn streven ten gpede kan
hij ook hierbij nuttig werkzaam on zijne hooge
positie tot eer zijn.
De Amerikaansche democraten zijn zeer ingenomen
met de boodschap, door president* Cleveland tót
het Congres gericht, naar aanleiding vau de ver
werping van het visscherij-tractaat. Nu de presi
dent, door de republikeinen verhinderd het geschil
langs diplomatieken wog bij te leggen, liet recht
vraagt do Amerikaansche havens voor Canada te
sluiten, handelt hij volkomen juist, terwijl hij tevens
de republikeinsche partij geheel verantwoordelijk
stelt voor de gevolgen, welke een dergelijke repre-
saille-staatkunde kan hebben. Daarom beschouwen
de democraten Clevelands boodschap als een goeden
zet, die hun bij den verkiezingsstrijd van groot
nut zal zyn, want nu wordt ook den republikeinen
het wapen ontnomen, waarvan zy ijverig gebruik
maakten, nl. dat Cleveland bang is voor Engeland,
en daarom door zijn vrijhandelstaatkunde meer Enge-
land's dan Amerika's belangen behartigt.
De republikeinen daarentegen trachtten terstond
de openbaarmaking der boodschap te beletten.
In den Senaat, waar zij do meerderheid hebben,
werd een dergelijk voorstel aangenomen, maar in
het Huis van Afgevaardigden was dit onmogelijk.
De heer Macdonald uit Minnesota diende onmiddel
lijk een voorstel in, waarbij den president de ge
vraagde machtiging werd verleend. Dit voorstel
werd naar de commissie verzonden en zal vermoe
delijk d,oor de democratische meerderheid worden
aangenomen.
Tevens zal dan het voorstel behandeld worden
van don afgevaardigde Hill uit Illinois, die ver
langt dat van de Boodschap 15,000 exemplaren
zullen gedrukt en verspreid worden.
inzameling van gelden wilde houden b. v. voor een
of ander verwaarloosd talent of dergelijke. In zulko
gevallen had hij steeds een geestdriftvolle en toch
eenvoudige welsprekendheid tor zijner beschikking,
die vrij van alle frazon, van hart tot hart ging. In
deze, hem en anderen gelukkig makende bezigheid
had hy hot reeds zeer ver gobracht toen hij nog bij
Meyer was, in wiens boekhandel de „WeihnachtS'
baum," een soort van Duitsche Muzen-Almanak, van
welker opbrengst met kerstmis uitdeelingen aan ar|ie
kinderen werden gedaan, gedurende 25 jaar van
1841 tot 1866, verscheen.
Gedurende de 25 jaren van zijn bestaan bSbft de
„Weichnacht8baum" meer dan 100.000 kinderen
kerstgaven verstrekt. Door middel vau de „Gar
tenlaube" was het ook Hofmann's werk de groote
korstuitdeeling, met Kerstmis 1870, welke de
Duitsche kinderen hielden onder de noodlijdende
kinderen in Elzas-Lotharingen en die zich ook
tot vele soldaten-kinderen in Duitschland zelf
uitstrekte. In Januari 1871 reisde hij in opdracht
van zijn blad zelf naar het oorlogstooneel, bereikte
met een ambulance-trein Orleans en bezocht van
daar den 7den Januari Parijs, als de eerste Duitsche
schrijver, die zich na de capitulatie op helder
lichten dag en onbeschermd in die wereldstad
gewaagd hoeft. Wanneer hij gedichten maakte
werd ook zijn lier meestal gestemd door zijn aan
drift tot weldoen.
Van het ontelbare aantal zyner zangers-, stu
denten- en krijgsliederen zijn de beste opgenomen
in het eerst een paar jaar geleden uitgekomen
deel zijner „Gesammelte Gedichte." Ook gaf hij
in ernst on humor vaak in zijn gedichten lucht
aan zyn liefde tot zijn eigenlijk vaderland, tot
Thiiringen. Als dichter van kinderliederen en
sprookjes („Der Kinder Wundergarteü" en „Kin-
derfoste") hebben weinigen het kinderhart zoo
getroffen als hij.
De „oude Hofmann" met zijn zilverwitte haren
behoorde tot die zeldzaam voorkomende raenschon,
die geen vijanden hebben.
Een. overmoedige dierentemster. Uit Londen
wordt bericht: Miss Esmeralda, een dierentemster,
bezorgde onlangs aan eeu te New-Brighton bij
Liverpool opgeslagen menagerie een zeer goede
reclame. Toen zij namelijk een voorstelling gaf
met slangen, die zich om haar beenen, lichaam,
armen en hals kronkelden, werd zij door een groote
brilslang zoo erg in den arm en het voorhoofd
gebeten, dat het bloed er uit spoot en de wonden
uitgebrand moesten worden; deze kunnen echter
niet zeer gevaarlyk geweest zijn, want den daarop-
volgonden dag liet zij reeds weer 5 leeuwen in de
leouwenkooi door hoepels springen en andere kun
sten verrichten, zonder dat haar avontuur van den
vorigen dag haar erg scheen gedeerd te hebben.
In den beginne ging alios goedmaar toen zij tot
slot der voorstelling een revolver afschoot vlak
voor den muil van een der leeuwen, sprong deze
op haar toe, bracht haar met zijn klauw een
lichte wond aan de hand toe, doch werd toen door
een der oppassers met een zweep verjaagd, zoo
dat de jonge dame den tijd had, de kooi te ver
laten, voordat haar verder letsel werd toegebracht.
Onder het publiek heerschte beide avonden groote
opgewondenheid.
Reizigers, die Borneo bezochten, spreken met be
wondering van de sirenenmuziek, die men daar aan
de mondingen van sommige rivieren hoort. Het zyn
melodieuze klanken, die uit de diepte opstijgen, vol
on aanhoudend of scherp en afgebroken, nu eens
klagend en zacht, dan weer langgerekt en luid. De
bewering, dat deze muziek in 't water door de
visschen gemaakt zou worden, is in strijd met de
stomheid der bewoners van het natte element. De
inboorlingen van Borneo raeenen, dat dit zonderling
vorschynsel uit de vermenging van het zee- en het
rivierwater ie te verklareD of, zooals zy zich in
hunne bloemrijke taal uitdrukken, uit het huwelyk
van de stroomen met de zee. Inderdaad hoort men
de muziek gedurende den vloed en met hoogwater
het best. Het (duidelijkst klinkt ze, wanneer men
hot hoofd in 't water dompelt.
Dr. Gamaleïa, een der leden van de commissie,
die op verzoek van Pasteur naar Alexandrië werd
gezonden 'om er het cholera te bestudeeren, meent
het middel tot inënting vnn de choleragif gevonden
te hebben, blykens een memorie door Pasteur jongst
leden Maandag in de zitting dor Academie van We
tenschappen voorgelezen. Tot nu toe zijn de proef
nemingen alleen op dieren gedaan.
Over deze merkwaardige zaak schryft men uit
Parijs aan de Haarlemsche Courant nog het vol
gende
De heer Pasteur heeft eergisteren in de Academie
van Wetenschappen en gisteren in de Academie van
Geneeskunde hoogst gewichtige mededeolingen ge-
De bladen houden zich nog steeds met Crispi
bezig. Vooral de Parijscho bladen gaan voort aller
lei gissingen te maken, betreffende hetgeen tüsscben
prins Bismarck en den heer Crispi te Friedrichs-
ruhe is verhandeld. De National meent het reeds
zeker te weten en verzekert, dat hot doel der bijeen
komst slechts is, een geldige roden te vinden voor
Italië om met eere uit Massowah zijn troepen terug
te kannen trekken.
In allen gevalle zal de heer Crispi gedurende de
eerste dagen plaats moeten maken voor generaal
Boulanger, wien de eer te beurt is gevallen door
de Nordilmtscle Allgemeine Zeitung geprezen te
worden.' Hoe komt de Times er toe to gelooven,
dat het rijzen van Boulauger's ster te Berlijn een
onaangenamen indruk zou maken vraagt prins
Bismarck's orgaan zeer verwonderd. Duitschland
wil den vrede en Bonlanger heeft immers hetzelfde
herhaaldelijk verklaard.
«Generaal Boulanger kan ons wel is waar geen
afdoenden waarborg voor het behoud des vredes
geven, maar wij weten, dat bij de tegenwoordige
stemming in Frankrijk geen Fransche regeering
daartoe in staat is. Boulanger verontrust ons niet
meer dan een ander en wanneer hij, tot macht
gekomen, zjjn woord houdt on orde in Frankrijk
GEBOREN25 Aug. Wilhelmina Johanna, ouders A.
Smient en M. J. vau Rijst. Johannes Anthonios, ouders
J. A. Meewexen en J. Leuvenink. 26. Aryaantje Elizabeth,
onders C. Verwaal en A. Graafland. Samuel, ouders S.
M. de Wolf en K. de Jong. 27. Lena Maria, onders T.
Laurier en C. L. Braat.
OVERLEDEN 24 Aog. E. ran der Wal, 15 d. - 25.
N. Donk, 7 m. J. ran den Ring, hniavr. van J. Glas, 66
j. -r- 26. F. H. Creraer. 8 w. 27. J. W. Bcrtels, 9 m.
GEBORENGeertje, onders A. Oodijk en A. van der
Vaart. Cornelia, ouders D. M. Overhand en J. van den
Berg.
OVERLEDEN: A. A. Via, 4 m.
GEBOREN Elisabeth, onders C. Plomp en A. Blom.
Jacobus Adrianns, onders J. Plak en M. A. Dekker.
GETROUWD: J. van der Hee en J. van Triet.
V Bevallen van een Zoon
Mevrouw HOOGENBOOM
Goedewaagbn.
Amsterdam, 25 Augustus 1888.