advertentien. BulteDlandsch Overzicht. Burgerlijke Stand. Moordrecht Reeuwijk i per spoor naar Samarkand, waar het reisgezelschap op 80 Sept. hoopt aan te komen. Do torugtocht geschiedt over Batoem, Trapezunt, Constantinopel (B dagen,) Sofia (één dag) en Boedapest (één dag) enz., zoodat men op 30 October weder Parijs kan bereiken. De geheele reis kost 200 pond sterling of 2400 gulden por persoon doch de deelneming blijft uitsluitend voorbehouden aan de leden van zekere clubs in Engeland en Frankrijk. De Nederlandsche commissie voor de tentoonstel ling te Parijs (voorzitter de heer W. 'van der Vliet, secretaris mr. Th. Stuart) schrijft aan het „Hbl." Naar aanleiding van een bericht in „De Fabrieks bode,/ verzoeken wij u en de couranten, welke die mededeeling overnamen, hot volgende openbaar te maken. De Fransche regeeringscommissie stond af voor de Nederlandsche atdeeling 920 vierk. meter in het hoofdgebouw op het Champ de Mars, naast de Engelsche en Belgische secties zij is bereid, zoo noodig die ruimte tot 3000 vierk. Meter uit te breiden. Ook voor koloniën, kunst, machiueriën, tuinbouw en landbouw zijn in de daarvoor bestemde gebouwen de ruimten beschikbaar gesteld, die zij zullen blijken noodig te hebben. „De Fransche regeerings-commissie in ons dus zeer goed gezind, hetgeen bovendien daaruit blijkt dat aanvragen om plaatsruimte, o. a. voor een Javaansch dorp, voor een belangrijke diamantslijperij van de heeren Boas, voor eene volledige bakkerij in werking, enz. met de meeste welwillendheid zijn ont vangen en toegestaan. „De Nederlandsche commissie heeft eenige heeren te Parijs tot hare gedelegeerde leden benoemd. Daar de eerstondergeteekende voorzitter is der Neder landsche commissie, is er te Parijs geen afzonderlijke voorzitter. „De heer R. Bischoffsheim is, om zijn yver en invloed en als welbekend beschermer van kunst en wetenschap, tot mede-gedelegeerde te Parijs benoemd. Genoemde heer is geen Duitschor, maar geboren Nederlander. Do Engelsche cousul te Philipopolis zegt in zijn rapport over den landbouw in Oost-Rumelië, dat alle in die landstreek bij dit bedrijf bestaande ge woonten en gebruiken ontstaan zijn onder Turksch beheer en vrijgevig zijn tegenover den arbeidenden stand. In de dagen van zijn voorspoed was de voor malige Turksche boor edelmoedig en verdraagzaam voor zijne ondergeschikten. In zaken van het prac- tische landbouwbedrijf worden de Turken beschreven als vlijtiger, onvermoeider eu op hunne manier zelfs ondernemender dan hunne standgenooten uit de onder worpen rassenhunne hoeven waren zindelijker en hunne producten van betere hoedanigheid. Het na tuurlijk temperament van den Turk maakt hem bij uitnemendheid geschikt voor het eentonig bestaan, dat de boer in het binnenland noodwendig leiden moet. Hij is best tevreden met het geheele jaar door op zyn land te blijven en zich met de zorgen en plichten daaraan verbonden onverpoosd bezig te houden, vindt zijn werk nooit vervelend, noch zijn leven saai en haakt nimmer naar eenige afwisseling of verpoozing. Maar zoodra de Bulgaar daarentegen zich vrij gevoelde, trachtte hij zoo spoedig mogelijk zich los te maken van de banden, die hem aan den grond verbonden en die hij in zekeren zin vereen zelvigde met zijne vroegere vernedering en dienst baarheid. Zijn hoofddoel is eene betrekking, die hem vergunt in eene stad te wonen. Zij, din ongeschikt zijn voor offieieele bezigheden, zijn tevreden met elk ander baantje, hoe ondergeschikt of slecht betaald ook, als het hen maar van het boerenwerk bevrijdt. Velen hunner verkoopen gaarne hunne hoeven voor wat zij krijgen kunnen on vestigen zich in de dor pen als kleinhandelaars. De Turksche boeren hebben nu allen Oost-Rumelië verlaten, en een gevolg daar van is, dat de hulpbronuen en inkomsten dezer pro vincie thans sterk zijn verminderd. De boerenstand is in de macht van woekeraars, die 130 percent per jaar nemen, voordeelige vakken vap landbouw worden verwaarloosd en de bevolking bevindt zich in nooddruftigen en kommervollen toestand. In zijne 9tudie over Multatuli had dr. Swart Abra- hamsz. gewag gemaakt van diens zoogenaamde be keering tot het Katholicisme, en deze toogeschreven aan „eene onbestemde sympathie voor de H. Moeder kerk7'. „Waarschijnlijk zoo voegde de schrijver er aan toe heeft hij (Multatuli) in een vlaag van sterke vermoeidheid behoefte gevoeld aan het abso lutisme, en is hij tegelijkertijd in aanraking gekomen met een hem sympathiek priester." Volgens no. 21 van Hei Dompertje nu zou de toe dracht der zaak eenvoudig deze geweest zijn „In het jaar '42 of '43 vertoefde D. Dekker op Batavia en woonde daar bij de katholieke familie Van Sch., waar een nichtje logeerde, zekere Caroline V. De jongelui kregen elkander lief, en D. Dekker deed aanzoek om haar hand. De heer van Sch. I waarschuwde hem echter, dat Carolines vwler in geen geval zijne doch tor zou geven aan een Protes tant. Dit was voor den jongen man geen bezwaar hij begaf zich naar don pastoor, gaf zijn verlangeu te kennen onderricht te ontvangen in de katholieke geloofsleer, zwoer inderdaad na eenigen tijd zijne dwaling af, werd katholiek, en wendde zich nu rechtstreeks tot den vader om de hand zijner dochter. Kort daarna kwam de heer V. op Batavia, maakte kennis met don ad spirant-schoonzoon en achtte hem geen geschikt echtgenoot voor zijne dochter, die hij met zich terugnam naar het binnenland. Al was D. Dekker katholiek geworden, hij had zich niet verbonden, daarom alleen zijne toestemming te geven. Na deze teleurstelling liet de toekomstige Multatuli zijn nieuw geloof varen," enz. In een volgend nummer van Het Dompertje deelt de heer Swart Abrahamsz. aan de redactie mede dat „de geschiedenis van Caroline V." hem, in hoofd zaak bekend" was alleen „omtrent naam en tijd was hij niet zeker", en daarom „had hij niet deze geschiedenis als aanleiding genoemd tot M's over gang tot de Roomsche Kerk, maar eene veronder stelling gewaagd, die kan zijn samengegaan met de geschiedenis in al hare bijzonderheden". Een belangrijke rechtsvraag is door de rechtbank te Dusseldorf beslist. De zaak was dezeEen boetseerder te Düssel- dorf had voor oeuigen tijd de van den beeldhouwer Leo Müsch afkomstige risaliten, aan de frontzijde der Kunsthalle aldaar, nagobootst, in cement gego ten en die afgietsels ter versiering van een particu lier huis aangebracht. Hierop diende de beeldhouwer Müsch een aan klacht tegen bedoelden boetseerder in wegens onge oorloofde nabootsing van zijn werk, daarbij tevens schadevergoeding te dier zake vorderende. De rechtbank sprak toen echter den boetseerder vrij en wees don eisch tot schadevergoeding af. Zij overwoog, dat men in deze te doen had met een geval, bedoeld bij 6, no. 3 der wet betreffende het auteursrecht van beeldende kunst, volgens welke het geoorloofd is, zoodanige kunstwerken, die zich op openbare plaatsen of straten bevinden, in een anderen kunstvorm na te maken. En op grond van het advies van deskundigen had de rechtbank aan genomen, dat de nabootsing in cement, zooals in deze het geval was, als eon andere kunstvorm moest worden beschouwd dan de in zandsteen uitge voerde risaliten-reliefs van Müsch. Tegen dit vonnis d$r rechtbank kwam het O. M. in hooger beroep. Het Reichsgericht achtte dit beroep gegrond, ver nietigde het vonnis en wees de zaak naar de recht bank terug, hoofdzakelijk op grond der overweging, dat voor den kunstvorm niet het gebezigde materiaal beslissend is, maar de wijze van nabootsing, der halve in deze de passende vorm. Bij de hernieuwde behandeling der zaak voor de rechtbank deed het O. M. inzonderheid uitkomen, dat het hier feitelijk een oorspronkelijk werk der beeldende kunst gold. De rechtbank vereenigde zich met deze opvatting, verklaarde de door den boetseerder vervaardigde na bootsing ongeoorloofd en veroordeelde hem deswege tot een boete van 40 Mark, subsidiair vier dagen gevangenisstraf. De eisch om schadevergoeding was inmiddels, ten gevolge van een minnelijke schikking tusschen klager er* beklaagde weggevallen. (Pal. v. Justitie.) In de Bakkerijorgaan voor brood-, koek-, en banketbakkers, komt het volgende ontwerp-adres voor Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge- teekenden, allen bakkers; dat zij tot hun leedwezen hebben kennis genomen van een aan uwe vergadering gericht verzoek vaü Nedorlandsche meelfabrikanten, waarin wordt aange drongen op de heffing van rechten en maalpro- ducten dat zij het zeer zouden betreuren, indien door uwe vergadering aan dat verzoek gevolg werd gege ven, daar de heffing dier rechten, in stede van eene bescherming van den Nederl. graanhandel, niets anders kan zijn dan hot versterken 'van de positie van den meelfabrikant tegenover den bakker, wien invoerrechten op maalproducten de gelegonheid zul len ontnemen, zijn meel uit het buitenland, waar hy dikwijls boter en goedkooper koopen kan, te be trekken dat daardoor %de bakker* wiens toestand door de groote concurrentie van broodfabrieken en coöpera tieve vereenigingen toch al zeer moeielyk wordt, geheel afhankelijk zal worden van den meelfabrikant, welke bij de vaststelling der marktprijzen van het meel niet meer gebonden zal zijn aan de prijzen der buitenlandsche concurrenten, maar binnen zekere grens de meelprijzon zal kunnen verhoogen dat deze verhoogingen geheel ten laste zullen komen van de bakkers, welke hunne broodprijzen moeten regelen naar die der broodfabrieken, die ten gevolge van de groote kapitalen, waarmede zij werken, minder rekening behoeven te houden met rijzing der meel- prijzen, omdat zij in de gelegenheid zijn, bij gunstige markt zeer groote partijen meel te koopen, waar toe de bakkers over het algemeen niet in staat zijn dat verkleining hunner, toch al zeer verminderdo winsten voor velen hunner noodlottige gevolgen zal hebben. Redenen waarom zij zich eerbiedig tot uwe ver gadering wenden met het dringend verzoek, dat door u afwijzend zal worden beschikt op het adres van meelfabrikanten tot invoering van rechten op maal producten. „Wij verzoeken allen collega's", zegt het blad hierbij, „die zich met onze zienswijze kunnen ver eenigen, ons hunnen steun te schenken, door onder- teekening van dit rekest toe te zeggen. „Wij behoeven er niet op te wijzen, dat het voor ons eene levensquaestie wordt, daar invoerrechten op meel ons, aan handen en voeten gebonden, aan de meelfabrikanten overleveren." Het internationale congres voor vacantiekoloniën werd den 13den dezer door den predikant Bion uit Züricb, aldaar geopend. Tot presidenten der af- deelingen werden benoemd zes vertegenwoordigers der aanwezige volken: Bion, Rostel uit Weenen, Steeg uit Bordeaux, De Christophorus uit Milaan, Macar uit Luik en Sturm uit Pesth. Van de ver schillende ingekomen telegrammen van sympathie werd er een voorgelezen, dat van keizerin Friedricb. Professor Weisz uit Zurich doet mededeeling van de gewone toeneming in gewicht van de koloniekin deren en tevens, dat uit de onderzoekingen van dr. Stierlin gebleken is, dat er ook verandering was waar te nemen in de samenstelling van het bloed. Weisz raadt sterk aan, met wegen voort te gaan, en wordt hierin ondersteund door dr. Unruh uit Breslau deze laatste verklaart er zich tegen, aan de kinderen ongekookte melk te verstrekken, omdat deze tuberculose kan voortplanten. Dr. Feith uit Frankfurt wijst er op, dat het noodig en na een goede verpleging, een eerste vereischte is, de kin- doren op een vroolije wijze bezig te houden. Vol gens hem is het zeer goed de kinderen brieven te laten schrijven en hen gezamenlijk te laten zingen de zedelijke resultaten der koloniën kunnen zeer be langrijk zijnzij werken door de kinderen op de arme familiëu in do stedeii en werken daardoor ook mede om het sociale vraagstuk nader by zijne op lossing te brengen. Slechts in zeer bijzondere ge vallen en onder zeer bijzondere omstandigheden zou Feith voor gemengde koloniën van jougens en mois- jes zijn. Rektor Redderson uit Bremen trachtte propaganda te maken voor het denkbeeld om zomer verblijven in te richten, waar de kinderen van den kleinen burger en ambtenaar der groote steden tegen een matige, vooral niet te hooge, vergoeding, een gedeelte hunner vacanties kunnen doorbrengen. Deze koloniën moeten mede door vrouwen bestuurd wor den. De afgevaardigd© Steeg uit Bordeaux geeft een schildering van de vacantiekoloniën in Frankrijk, waar deze in de meeste arrondissementen bestaan. Vooral laat de gemeenteraad van Parijs rich er voel aan gelegen liggen. Fried rich Hofmann, de „Gartenlauben" Hofraann zooals hij genoemd werd, want gedurende ruim 27 jaar maakte hy deel uit van de redactie van dit oudste en meest algemeen verspreidde Duitscbe tyd- 8ckrift, is dezer dagen te Leipzig in den ouderdom van vijf en zeventig jaren overleden. In 1813 te Koburg geboren, was hij een beminnenswaardig type van den warm gevoelenden, geraoedelyken Thiirin- ger en als zoodanig heeft men hem ook gedurende zijn langjarige werkzaamheid als dichter en j our nar- list leeren kennen. In zijn natuur was do zin naar vrijheid nauw verbonden met innige vaderlandsliefde, zooals dit in den tyd toen hij te Jena studeerde, go- heel overeenkwam met de idealen der Duitsche Bnr- sche n schaf ten. Sedert 1841, toen hy in dienst trad bij Meyer's Bibliographisch Institut, redigeerde hy het „Grosze Konversations-Lexicon," een reusachtig werk, want het omvat niet minder dan 46 deelen, die in een tijdruimte van 15 jaar verschenen. Na Meyer's dood, in het jaar 1856, gaf hy nog eenige jaren lang diens „Universum" uit. In 1861 werd hy, op uitnoodi- ging van Keil, vaste medewerker van de „Garten- laube". Ook een andere onderneming vun Keil, Stoll's yïllustrirter Dorfbarbier" redigeerde hij na diens dood nog een poos lang alleen. Een der voornaamste bezigheden van Hofmann aan de Gartenlaube was die van „Aufrufer" dat wil zeggen, hy was belast een oproeping in dat invloedrijke volksblad te plaatsen, wanneer dit een daan, die door de aanwezigen, waaronder vele vreem den, terecht met gespannen aandacht gevolgd werden. Zij betreffen niets meer of minder dan de voorko ming der Aziatische cholera door middel van inen ting: eene vaccine-stof ter bestrijding dezer ver schrikkelijke ziekte zou ontdekt zijn. De eer dezer ontdekking komt toe aan den jongen Russischen geleerde Nicolaas Gamaleïa, een leerling van Pasteur, thaus directeur van het Laboratorium te Odessa, door wien de bij zijn leermeester te Parijs begonnen speciale studiën aldaar werden voortgezet. Met eene tengevolge zijner jongste ziekte nog eene weinig zwakke, maar door overtuiging bezielde stem gaf de groote Franscho geleerde voorlezing van de hem door zijn collega en discipel toegezonden nota „Over de preventieve vaccinatie der Aziatische cholera". Wij zullen dit interessante verslag in het kort te zamen vatten. De schrijver begint met te verklaren, dat zijne voorbehoedende methode niets anders is dan eene eenvoudige en getrouwe toepassing der beginselen van den heer Pasteur. Hij heeft in de eerste plaats aan de smetstof der cholera eene ver meerderde besmettingskracht trachten te geven. Hy is daartoe geraakt door haar op een marmot te doen overgaan, waardoor zij doodclijk word voor eene duif. Na herhaalde inentingen op verschillende duiven verkreeg zij eene zoodanige besmettingskracht, dat het bloed van do laatato duif, in het lichaam van andere duiven of marmotten gebracht, in min der dan éen dag den dood veroorzaakte. Nu kwam het er op aan om deze hevige smetstof om te zetten in een voor de cholera behoedende vacciuestof. De onderzoeker bracht de smetstof daartoe in eene op lossing, die hij gedurende twintig minuten tot 120® verhitte, en hij vernietigde daardoor met zekerheid alle microben, die zij bevatte. Het aldus verkregen vocht doodde hij bij rijkelijke inenting ineens de dieren onmiddelijk, maar en hiermede was het doel bereikt bij geleidelijke inenting werden de dieren onvatbaar voor de smetstof. Wij hebben dus eene echte methode van voorbe hoedende vaccinatie voor ons, overeenkomende met die, welke door den heer Pasteur tegen de honds dolheid werd ontdekt. Dezelfde beginselen worden bij beiden gevolgd het opvoeren der besmettings kracht in de smetstof, darrna de omzetting dezer hevige smetstof in een om zoo te zeggen chemisch vocht, waarin alle dierlijke kiemen vernietigd zijn en dat aldus de vaccinestof wordt. De methode van den heer Gamaleïa is reeds bij dieren afdoende ge* gebleken en bij koestert de hoop en de overtuiging, dat zij binnenkort ook op de menschheid toege past zal kunnen worden. Hij verzoekt den heer Pasteur om de te Odessa genomen proeven in diens laboratorium te Parijs te mogen herhalen en stelt, als sprekendst bewijs van de stellighoid zijner overtuiging, zijn eigen lichaam beschikbaar voor de onderzoekingen. Tevens biedt hij zich san om in Indië, waar de cholera zoovele slachtoffers onder de bevolking maakt, zijne geneeswijze te gaan toepassen. De heer Pas teur heeft zyn laboratorium volgaarne aangeboden en de Academie der Wetenschappen het gewicht der mededeeling zoozéér ingezien, dat zij het verslag van den Russischen geleerde in handen gesteld heeft der commissie voor den grooten prijs Bréant, welke prijs een bedrag heeft van tweohonderd duizend francs. Worden de door den heer Pasteur met zooveel gloed geuite verwachtingen verwezenlijkt, dan be zit de wetenschap thans inderdaad een middel ter voorkoming van de Aziatische cholera. brengt, dan zal hij ons on geheel Europa zeker welkom zijn." Keizer Wilhelm bezocht Sonnenburg, waar de wijding van eenige nieuwe ridders tot de Johan- niter-orde heeft plaats gehad. Met geestdrift werd Z. M. door de van alle zijden toegestroomde menigte begroet. De plech tigheid had volgens de gebruikelijke ceremoniën plaats en werd met eon banket besloten. Hierop heeft de keizer, in antwoord op een toespraak van den grootmeester der orde, prins Albrecht van Pruisen, een lofrede op den adel gehouden. Hij verzekerde dat de groote taak, voor hen die regeeren weggelegd op het gebied der volksont wikkeling, niet door de staatsinstellingen alleen kan worden volbracht. Voor die ontwikkeling, in zodelijk en godsdienstig opzicht, is behoefte aan den steun van de edelsten onder het volk, van den adel, en deze zijn volkomen in de St. Jansorde vertegenwoordigd. De keizer uitte de hoop dat het hem zal mogen gelukken in ver- eeniging met haar mede te werken tot de volksont wikkeling, in den zin van godsvrucht en christe- lijken zin, welke hij zich tot richtsnoer heeft gesteld. Deze woorden uit den mond van den jongen keizer hebben eenige meerdere beteekenis dan dergelijke verzekeringen bij andere personen. Het' is bekend, dat hij van jeugd af aan steeds hooge eischen stelde aan zijne adellijke kame raden en zelf het voorbeeld gaf van strenge plichtsbetrachting. Wanneer hij door zijn invloed kan bewerken dat de Duitsche adel voor het volk en zijne behoeften wat meer begint te gevoelen en door woord en daad getuigenis aflegt van zijn streven ten gpede kan hij ook hierbij nuttig werkzaam on zijne hooge positie tot eer zijn. De Amerikaansche democraten zijn zeer ingenomen met de boodschap, door president* Cleveland tót het Congres gericht, naar aanleiding vau de ver werping van het visscherij-tractaat. Nu de presi dent, door de republikeinen verhinderd het geschil langs diplomatieken wog bij te leggen, liet recht vraagt do Amerikaansche havens voor Canada te sluiten, handelt hij volkomen juist, terwijl hij tevens de republikeinsche partij geheel verantwoordelijk stelt voor de gevolgen, welke een dergelijke repre- saille-staatkunde kan hebben. Daarom beschouwen de democraten Clevelands boodschap als een goeden zet, die hun bij den verkiezingsstrijd van groot nut zal zyn, want nu wordt ook den republikeinen het wapen ontnomen, waarvan zy ijverig gebruik maakten, nl. dat Cleveland bang is voor Engeland, en daarom door zijn vrijhandelstaatkunde meer Enge- land's dan Amerika's belangen behartigt. De republikeinen daarentegen trachtten terstond de openbaarmaking der boodschap te beletten. In den Senaat, waar zij do meerderheid hebben, werd een dergelijk voorstel aangenomen, maar in het Huis van Afgevaardigden was dit onmogelijk. De heer Macdonald uit Minnesota diende onmiddel lijk een voorstel in, waarbij den president de ge vraagde machtiging werd verleend. Dit voorstel werd naar de commissie verzonden en zal vermoe delijk d,oor de democratische meerderheid worden aangenomen. Tevens zal dan het voorstel behandeld worden van don afgevaardigde Hill uit Illinois, die ver langt dat van de Boodschap 15,000 exemplaren zullen gedrukt en verspreid worden. inzameling van gelden wilde houden b. v. voor een of ander verwaarloosd talent of dergelijke. In zulko gevallen had hij steeds een geestdriftvolle en toch eenvoudige welsprekendheid tor zijner beschikking, die vrij van alle frazon, van hart tot hart ging. In deze, hem en anderen gelukkig makende bezigheid had hy hot reeds zeer ver gobracht toen hij nog bij Meyer was, in wiens boekhandel de „WeihnachtS' baum," een soort van Duitsche Muzen-Almanak, van welker opbrengst met kerstmis uitdeelingen aan ar|ie kinderen werden gedaan, gedurende 25 jaar van 1841 tot 1866, verscheen. Gedurende de 25 jaren van zijn bestaan bSbft de „Weichnacht8baum" meer dan 100.000 kinderen kerstgaven verstrekt. Door middel vau de „Gar tenlaube" was het ook Hofmann's werk de groote korstuitdeeling, met Kerstmis 1870, welke de Duitsche kinderen hielden onder de noodlijdende kinderen in Elzas-Lotharingen en die zich ook tot vele soldaten-kinderen in Duitschland zelf uitstrekte. In Januari 1871 reisde hij in opdracht van zijn blad zelf naar het oorlogstooneel, bereikte met een ambulance-trein Orleans en bezocht van daar den 7den Januari Parijs, als de eerste Duitsche schrijver, die zich na de capitulatie op helder lichten dag en onbeschermd in die wereldstad gewaagd hoeft. Wanneer hij gedichten maakte werd ook zijn lier meestal gestemd door zijn aan drift tot weldoen. Van het ontelbare aantal zyner zangers-, stu denten- en krijgsliederen zijn de beste opgenomen in het eerst een paar jaar geleden uitgekomen deel zijner „Gesammelte Gedichte." Ook gaf hij in ernst on humor vaak in zijn gedichten lucht aan zyn liefde tot zijn eigenlijk vaderland, tot Thiiringen. Als dichter van kinderliederen en sprookjes („Der Kinder Wundergarteü" en „Kin- derfoste") hebben weinigen het kinderhart zoo getroffen als hij. De „oude Hofmann" met zijn zilverwitte haren behoorde tot die zeldzaam voorkomende raenschon, die geen vijanden hebben. Een. overmoedige dierentemster. Uit Londen wordt bericht: Miss Esmeralda, een dierentemster, bezorgde onlangs aan eeu te New-Brighton bij Liverpool opgeslagen menagerie een zeer goede reclame. Toen zij namelijk een voorstelling gaf met slangen, die zich om haar beenen, lichaam, armen en hals kronkelden, werd zij door een groote brilslang zoo erg in den arm en het voorhoofd gebeten, dat het bloed er uit spoot en de wonden uitgebrand moesten worden; deze kunnen echter niet zeer gevaarlyk geweest zijn, want den daarop- volgonden dag liet zij reeds weer 5 leeuwen in de leouwenkooi door hoepels springen en andere kun sten verrichten, zonder dat haar avontuur van den vorigen dag haar erg scheen gedeerd te hebben. In den beginne ging alios goedmaar toen zij tot slot der voorstelling een revolver afschoot vlak voor den muil van een der leeuwen, sprong deze op haar toe, bracht haar met zijn klauw een lichte wond aan de hand toe, doch werd toen door een der oppassers met een zweep verjaagd, zoo dat de jonge dame den tijd had, de kooi te ver laten, voordat haar verder letsel werd toegebracht. Onder het publiek heerschte beide avonden groote opgewondenheid. Reizigers, die Borneo bezochten, spreken met be wondering van de sirenenmuziek, die men daar aan de mondingen van sommige rivieren hoort. Het zyn melodieuze klanken, die uit de diepte opstijgen, vol on aanhoudend of scherp en afgebroken, nu eens klagend en zacht, dan weer langgerekt en luid. De bewering, dat deze muziek in 't water door de visschen gemaakt zou worden, is in strijd met de stomheid der bewoners van het natte element. De inboorlingen van Borneo raeenen, dat dit zonderling vorschynsel uit de vermenging van het zee- en het rivierwater ie te verklareD of, zooals zy zich in hunne bloemrijke taal uitdrukken, uit het huwelyk van de stroomen met de zee. Inderdaad hoort men de muziek gedurende den vloed en met hoogwater het best. Het (duidelijkst klinkt ze, wanneer men hot hoofd in 't water dompelt. Dr. Gamaleïa, een der leden van de commissie, die op verzoek van Pasteur naar Alexandrië werd gezonden 'om er het cholera te bestudeeren, meent het middel tot inënting vnn de choleragif gevonden te hebben, blykens een memorie door Pasteur jongst leden Maandag in de zitting dor Academie van We tenschappen voorgelezen. Tot nu toe zijn de proef nemingen alleen op dieren gedaan. Over deze merkwaardige zaak schryft men uit Parijs aan de Haarlemsche Courant nog het vol gende De heer Pasteur heeft eergisteren in de Academie van Wetenschappen en gisteren in de Academie van Geneeskunde hoogst gewichtige mededeolingen ge- De bladen houden zich nog steeds met Crispi bezig. Vooral de Parijscho bladen gaan voort aller lei gissingen te maken, betreffende hetgeen tüsscben prins Bismarck en den heer Crispi te Friedrichs- ruhe is verhandeld. De National meent het reeds zeker te weten en verzekert, dat hot doel der bijeen komst slechts is, een geldige roden te vinden voor Italië om met eere uit Massowah zijn troepen terug te kannen trekken. In allen gevalle zal de heer Crispi gedurende de eerste dagen plaats moeten maken voor generaal Boulanger, wien de eer te beurt is gevallen door de Nordilmtscle Allgemeine Zeitung geprezen te worden.' Hoe komt de Times er toe to gelooven, dat het rijzen van Boulauger's ster te Berlijn een onaangenamen indruk zou maken vraagt prins Bismarck's orgaan zeer verwonderd. Duitschland wil den vrede en Bonlanger heeft immers hetzelfde herhaaldelijk verklaard. «Generaal Boulanger kan ons wel is waar geen afdoenden waarborg voor het behoud des vredes geven, maar wij weten, dat bij de tegenwoordige stemming in Frankrijk geen Fransche regeering daartoe in staat is. Boulanger verontrust ons niet meer dan een ander en wanneer hij, tot macht gekomen, zjjn woord houdt on orde in Frankrijk GEBOREN25 Aug. Wilhelmina Johanna, ouders A. Smient en M. J. vau Rijst. Johannes Anthonios, ouders J. A. Meewexen en J. Leuvenink. 26. Aryaantje Elizabeth, onders C. Verwaal en A. Graafland. Samuel, ouders S. M. de Wolf en K. de Jong. 27. Lena Maria, onders T. Laurier en C. L. Braat. OVERLEDEN 24 Aog. E. ran der Wal, 15 d. - 25. N. Donk, 7 m. J. ran den Ring, hniavr. van J. Glas, 66 j. -r- 26. F. H. Creraer. 8 w. 27. J. W. Bcrtels, 9 m. GEBORENGeertje, onders A. Oodijk en A. van der Vaart. Cornelia, ouders D. M. Overhand en J. van den Berg. OVERLEDEN: A. A. Via, 4 m. GEBOREN Elisabeth, onders C. Plomp en A. Blom. Jacobus Adrianns, onders J. Plak en M. A. Dekker. GETROUWD: J. van der Hee en J. van Triet. V Bevallen van een Zoon Mevrouw HOOGENBOOM Goedewaagbn. Amsterdam, 25 Augustus 1888.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1888 | | pagina 2