M,
ring.
RT
de Flesch. ,t
h
BINNENLAND.
N9 3753.
Nieuws- en
briek.
IP Jr.
Kruis.”
Advertentieblad voor Gouda en Omstreken.
II JE,
2, Gouda.
iËÊ
Ministerieel Vacantiewerk.
Vrijdag 7 September.
1K00PJN
ide aldaar.
OOR,
die men van zulk
veel
e.
i Gouda.
ifonde en
dam
is, die
dit is
schip-
es van een
H.Gr. en
H.Gr. voor
te Capelle
8EPTEM-
11 ure, bij
aren VER-
i huize van
ins Aleian-
i Ringdjjk
inliig
SCHUUR,
LANDEN,
i Hectaren,
goudschecourant
ƒ50,000-
ƒ14.-
te Gouda.
aljjke R. K.
RMEISJE,
MBER als
ALLEEN.
ite. Franco
van B. A.
was.
o >rdeel, want
i van Indische za-
;t. Geheel natuur
de minister van
de onbillijkheid
eer gezegd worden, dat hy
den moed heeft zijner overtuiging
in onze dagqn van halfslachtigheid
perpolitiek geen kleine lofspraak.
De heer Dr. A. Komeijn herdenkt heden den dag,
waarop hij 40 jaar geleden tot Lid van het Burger
lijk Armbestuur is benoemd. Ook in deze betrekking
heeft hij de gemeente vele diensten bewezen en hij
mag met voldoening terug zien op hetgeen hij als
zooda^g deed. Hij heeft dan ook alle aanspraak
op waardeering en dank. Zijne medeleden in het
Armbestuur ga yen hein hedenmiddag een bewijs van
hunne sympathy^ door de aanbieding van een eigen
aardig cadeau, zijnde eeue photographic van «de
•niug omtrent de Tjio-
maszaak dat is mogelyktoch wtoet te zijner
een man
en
en
ING van
j, Gas-
nz.
pen en
De lessen op het Progymnasium vangen am met
14 leerlingen, waarvan Ie kl. 8, 2e kl. 2, 3e kl. 1,
4e kl. 3.
GOUDA, 6 September 1888.
Tot de lessen der rijks hoogere burgerschool is
nog toegelaten tot de 3e klasse: W. van Ingen
Schouten.
De nieuwe cursus is thans aangevangen met 66
leerlingen, waarvan 5 voor enkele lessen, verdeeld
als volgt: le kl. 21 voll. ond., 1 enkele lessen; 2e
kl. 13 3e kl. 16 v. o., 2 e. 1.; 4e kl. 7 v. o., 1
1.; 5e kl. 4 v. o., 1 e. 1.
Daaronder zijn 3 meisjes, waarvan 2 in de 2e en
1 in de 3e kl.
In de laatste weken is er op politiek ter
rein weinig bijzonders voorgevallen. Het is
de parlementaire rusttjjd, dien de ministers en
de volksvertegenwoordigers op het land, aan
bet zeestrand of op reis doorbrengen ten einde
nieuwe kracht te verzamelen voor den strjjd
en de drukte, die hen eerlang weder wachten.
Onze bewindslieden zullen daarvan dit jaar
minder genoten hebben dan anders. In hunue
bureau’s worden de eerste begroetingen ont
worpen en de dringendste wetsvoorstellen over
wogen en hoe bekwaam verscheidene hunner
mogeu zjjn, zij zullen zeker hebben ondervon
den, dat het gemakkelijker is oppositie te voe
ren en critiek te oefenen dan meteere de rol te
spelen van verantwoordelijke raadslieden der
kroon. Aan de eene zjjde hebben zij hun
eigen partijgenooten te ontzien, zoodat de voor
te stellen maatregelen eenigszins den stempel
moeten dragen der richting, die hen aan het
bewind gebracht heeét, doch aan den anderen
kant moeten zij zorg dragen de tegenpartij
niet al te zeer te ontstemmen en tegen zich
in het harnas te jagen, want in de Tweede
Kamer zetelt een talrijke minderheid en in de
Eerste een sterke meerderheid van de liberalen,
die met Argusoogen de producten uit den cle-
ricalen brouwketel zullen monsteren. Niet
zouder hoofdbreken zal dit lastig vraagstuk
zjjn opgelost, zoodat de nieuwe ministers hun
vacanti* zeker niet in een dole* far natste zul
len genoten hebben. Wjj zjjn nieuwsgierig
naar de vruchten van hun arbeid, die tegen
het einde dezer maand gemeen goed zullen
worden.
Van een der ministers is intusschen reeds
in het opetfbaar gebleken, dat hjj de zaken
van zjjn departement ook in de parlementaire
vacantie is blijven behartigen. Wij bedoelen
den heer Keuchenius. Reeds spoedig na zjjn
optreden en ten gevolge daarvan moest hjj om
zien naar een geschikt landvoogd voor onze
Oost-Indische bezittingen. Bekend is het, dat
hjj piet meer tact en omzichtigheid, dan van
zjjn vroeger onbesuisd optreden als opposant
kon verwacht worden, eene kenze gedaan heeft,
die bij vriend noch vjjand aanstoot geven kon,
doch integendeel de beste verwachtingen voor
het toekomstig bestuur in Indië opwekte. De
heer Pjjnacker Hordjjk toch is een liberaal
man, hetgeen, moeiljjk anders kon zjjn, want
de minister van koloniën zelf is in hoofdzaak
voorstander der vrjjziunige Indische politiek.
Doch tevens is hjj in de politieke verwikke
lingen der laatste jaren niet betrokken ge
weest en gematigd genoeg om bjj de rechter
zijde geen argwaan op te wekken. Daaren
boven in Indische zaken een nieuw man, niet
door antecedenten gebonden en bekwaam genoeg
om zich spoedig op de hoogte te stellen van zjjn
nieuwen werkkring. Of hjj genoeg geestkracht
zal hebben oip zjj n eigen denkbeelden te doen
zegevieren op de sleur der Indische bureaucra?
tie, zal de tjjd moeten leeren, ‘doch de men-
schen, die hem kennen, Verzekeren dat hjj
vastheid van karakter en onafhankelijkheid
van inzichten paart aan groote bekwaamheid.
Redenen genoeg om met eeuige gerustheid de
daden van den nieuwen gouverneur-generaal
af te wachten. Niemand heelt thans zulke
hooggestemde verwachtingen als toen de heer
Van Rees den zetel op Buitenzorg beklom,
ilianr deze heeft zjjn reputatie overleefd en
is het dat minister en landvoogd beide hun
taak erns D
heeft de heer Hordjjk dagelijks met den heer
Keuchenius en zjjne ambtenaren op het Plein
geconfereerd en gewerkt om de grondslagen
der te volgen gedragsljjn vast te stellen en
zich omtrent de belangrjjk» quaestiën te doen in
lichten. Deze ernst en goede wil verdienen
waardeering, ook van onze zijde, waar overi
gens O4\ minister niet gehouden wordt voor
een sympathiek persoon.
Minder ingeriomen is men van liberale zjjde
met de laatste daad van den heer Keuche
nius de benoeming van den heer Sol tot lid
van de rekenkamer in Indië. Deze heer is
betrokken geweest in de geruchtmakende zaak
van Tjiomas. Als bestuurder van de goederen
des heeren De Sturler werd hjj met dezen door
den aftredenden gouverneur-generaal beschul
digd van onderdrukking der inlandsche bevol
king en ten gevolge der plaats gehad heb
bende woelingen uit de koloniën verbannen.
De handelwijze van den heer Van Rees in
deze zaak is door velen, ook onder de libera
len, afgekeurd en de heer Keuchenius heeft
steeds in de Kamer beweefd, dat er tegenover
deze beide heeren onrecht gepleegd was. Wjj
achten ons niet bevoegd tot een
daartoe behoort eene kennis
ken, die ons geheel ontbreek!
Ijjk komt het ons voor, dat
koloniën, innig overtuigd 'w«m
die het Indisch bestuur begaan had, zich ge
haast heeft een bevel des konings uit te lok
ken om het nitzettingsdecreet in te trekken.
Men wordt geen minister om zjjn eigen wel
overwogen en vurig verdedigde meeningeu
als onnutten ballast over boord te werpen,
maar wel om die zoo spoedig en afdoend mo
gelijk in practjjk te brengen. Het is dan ook
minder deze intrekking van het verbanuings-
bcsluit, die critiek heeft uitgelokt, maar de
daaraan verbonden benoeming van een der
slachtoffers tot lid van een der hoogste regee-
rings-colleges, bjj wijze van schadeloosstelling.
Men voert daartegen aaulo. dat het pres
tige in Indië schade Ijjdt, als men den gou
verneur-generaal noodzaakt zelf zijn vroeger
besluit in te trekken2o. dat de heer Sol een
vreemdelingis in zjjn ambt en dus *s lands
dienst schade lijdt; 3o. dat den ambtenaren,
die op bevordering wachten, aldus onrecht
geschiedt. Geljjk te verwachten was, is het
van liberale zijde dat deze grieven breed wor
den uitgemeten.
Bjj eene onpartjjdige beschouwing gelpoveu
wjj, dat te dien opzichte wel wat overdreven
wordt. Bjj dé beoordeeling dezer regeerings-
daad moet men zich stellen op het standpunt
van den minister van koloniën. Wjj stellen
ons, zooals wjj reeds zeiden, volstrekt geen
partij in het twistgeding tusschen den. heer
vftn Rees en zjjn bestrijders. Doch de heer
Keuchenius is steeds van meening geweest,
dat de gestrafte heeren ten onrechte vnn kne
velarij zjjn beschuldigd en zouder genoegza-
nwn grond zjjn uitgezet. Intrekking betsekejit
dus volstrekt niet, dat de inlandsche bevol
king straffeloos mag worden mishandeld. Het
kouinkljjk bevel, dat zeker voor den aftreden
den landvoogd een harde pil is, bewjjst alleen,
dat de minister innig overtuigd is vau de wa
ling van zjjn vertegenwoordiger in Indië en
dat hij er prjjs op stelt, 'dat ook de hoogge-
zelfs zjjn beste vrienden teleurgesteld. Zeker plaatste ambtenaren zelf de kwade gevolgen
W minister en landvoogd beide hun Jragetl hunner daden. Elke andere handel-
istig hebben opgevat. Weken tang wijz.e zou eene aarzeling en halfheid verraden,
- -een overtuigd man als de
minister niet mocht verwachten. Met de af
breking van ons prestige in Indië zal het ook
zoo’n vaart niet loopen. Men ziet er geen
bezwaar in hier ministers van koloniën omver
te werpen of het kegels warenzou dan het
tot de orde roepen van den hun ondergeschik
ten landvoogd alles in Indië op losse schroe
ven stellen?
Een andere viaag is of de den heer Sol be
rokkende schade zoo groot was, dat hem eene
zoo in ’t oog loopende vergoeding gegeven
moest worden? Dit kunnen wjj moeiljjk be-
oordeelen. Doch op zich zelf is de benoeming
van een niet-ambtenaar tot lid van een onaf
hankelijk college als de Rekenkamer zoo vreemd
niet. Integriteit en financipele kennis zijn de
hoofdzaak. Ook hier te lande werden steeds
mannen van allerlei uiteenloopeuden werkkring
door de Tweede Kamer voor de Rekenkamer voor
gedragen en door den Koning daarin benoemd.'
Het is geen betrekking, waartoe men bjj an
ciënniteit opklimt. Daarmede vervalt ook de
derde grief, die overigens toch niet van
gewicht zou zjjn.
Deze opmerkingen meenden wij niet te moe
ten achterhouden, vooral omdat het geldt een
kabinet van anti-1 berale kleur. Partjjdigheid
bjj het beoordeelen zjjuer politieke tegenstanders
is een algemêene kwaal, waartegen zooveel/
mogeljjk moet gewaakt worden. Wij verdedig
gen niét de inzichten des ministers, deze ble
ven te zijner verantwoording Alleen hebben
wjj willen doen uitkomeu, dat bet niet aan
gaat de opportuniteit v'an regfeeringsdadeu te
beoordeelen, als men zich op geheel partijdig
standpunt plaatst, doyr b v. de schuld der
heeren Sol c. s. als een vaststaand feit aan te
nemen.' De heer Keuchenius moge zich ver
gissen in zjjne meei